Opdracht
In deze korte opdracht verdiepen de leerlingen zich in sprookjes. Veel sprookjes zijn heel oude volksverhalen, die mondeling werden doorverteld, lang voordat ze opgeschreven werden. Andere sprookjes zijn originele verzinsels, vaak wel gebaseerd op de geschiedenis. Daarom komen er in sprookjes vaak prins(ess)en, kastelen en ridders voor. Zo ook in het sprookje dat in deze korte opdracht centraal staat. Welke personages komen voor in dit sprookje? De leerlingen onderzoeken of een sprookje ook een ander einde kan hebben dan je misschien zou verwachten. Ze voeren een geleid spel uit alsof ze zelf in het sprookje zitten en tot slot verzinnen ze hun eigen verhaalwending.
Tijdsindicatie: 60 minuten
Prins(es) op de erwt
- Lees en bespreek het verhaal De prinses op de erwt uit het boek Hoe ging dat ook alweer? van Heidi Jaspers, waarin sprookjes net een beetje anders zijn dan het origineel.
Als je het boek niet hebt, kun je voor het eerste stuk van het sprookje het inkijkexemplaar gebruiken.
- Bespreek eerst met de leerlingen wie de personages zijn in deze nieuwe versie van De prinses op de erwt: Wat voor soort prinsessen komen er allemaal voor in dit verhaal?
- Bespreek met de leerlingen of het uiterlijk van iemand iets zegt over het innerlijk, bijvoorbeeld bij de prinsessen in dit verhaal.
Slapeloos
- Bespreek met de leerlingen dat de prinses die helemaal verregend aanklopt bij het paleis super-gevoelig blijkt te zijn. Ze voelt zelfs een klein erwtje liggen onder een grote stapel matrassen. Daardoor kan ze niet slapen en wordt ze heel erg moe.
- Laat de leerlingen in een geleid spel de prins(es) naspelen die niet kan slapen doordat er een erwt onder de matrassen ligt. Vorm groepjes en laat die om de beurt uitbeelden hoe de prins(es) die niet kan slapen, zucht, steunt en moppert door die vervelende erwt onder de matrassen. Geef tips voor mimiek en lichamelijk spel, denk aan:
- onrustig woelen en draaien;
- op je rug krabben en voorzichtig met je hand onder je rug voelen;
- opstaan en je schouder of rug masseren alsof het pijn doet;
- steeds opnieuw een comfortabele houding proberen te vinden, maar niks helpt;
- je wenkbrauwen optrekken en geïrriteerd kijken;
- klagen en jengelen;
- en wat de leerlingen zelf nog kunnen bedenken.
Net een beetje anders
- Bespreek met de leerlingen dat de sprookjes in het boek hoe ging dat ook alweer? allemaal net een beetje anders lopen dan in de originele versie. In deze opdracht gaan de leerlingen aan de slag om zelf zo'n verhaalwending te verzinnen.
- Bespreek eerst met de leerlingen de volgende vragen:
- Waarom vindt prins Anton geen van de prinsessen leuk?
- Wanneer is iemand volgens jullie geschikt om te trouwen met prins Anton?
- Bemoeien de ouders van prins Anton zich te veel met zijn zoektocht naar een prinses? Is dat erg? Of is dat juist hel goed en lief bedoeld?
- Bespreek met de leerlingen of ze zelf het verhaal nog een andere wending kunnen geven of een ander einde kunnen verzinnen. Laat ze in tweetallen overleggen en aan de groep vertellen wat voor einde ze hebben bedacht. Noteer eventueel de ideeën van de leerlingen.
Reflectievragen
- Wat voor soort sprookjesfiguur zou jij willen zijn?
- Van welke verhaalwending heb jij het meest genoten?