Hoe zorg je ervoor dat toeschouwers op het puntje van hun stoel gaan zitten? Om die vraag draait dit theaterproject. De grote toneelschrijver William Shakespeare dient als voorbeeld. Zijn stukken zitten vol met conflicten. Hoe speel je die zo spannend mogelijk uit? Dat oefenen de leerlingen met verschillende opdrachten. Spat de spanning er inderdaad vanaf? De tweede opdracht gaat over griezelen. De leerlingen krijgen als voorbeeld het verhaal Macbeth van William Shakespeare. Ze oefenen concentratie en spanningsopbouw en spelen rollen zoals heksen, geesten of een moordenaar. De opdracht: jaag hiermee het publiek de stuipen op het lijf. Een heel ander soort spanning staat centraal in de slotopdracht: die van soaps. De leerlingen bedenken scripts voor verschillende afleveringen, waarbij ze gebruikmaken van belangrijke elementen zoals de cliffhanger. De slotpresentatie is hun eigen soap, live of op film!
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags (COH). Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de ICC’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het digibord voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal naar eigen wens aan te passen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over zijn/haar/diens vak vertellen, aansluitend bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders/verzorgers kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Projectspecifieke informatie
Over dit project Met het project Spanning en sensatie leren de leerlingen hoe je toneelspel spannend maakt. Ze onderzoeken het begrip cliffhanger en bekijken fragmenten van spannende theatervoorstellingen. Ze verdiepen zich in de beroemde verhalen van onder anderen William Shakespeare en ervaren zo welke elementen voor spanning zorgen. Denk aan liefdesperikelen, conflicten, wraak en jaloezie. De leerlingen onderzoeken de verschillen tussen griezelen en horror. Ze spelen zelf conflicten uit en verdiepen zich in genres zoals tragedie, drama, komedie en klucht. In de uitvoerende en presentatiefase van de laatste opdracht worden zelfgemaakte scènes in soapstijl omgezet, op film opgenomen en integraal of als een trailer gepresenteerd aan publiek.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. Dit zijn doelen op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen geëvalueerd met behulp van de succescriteria op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Taalonderwijs Wil je woorden uit dit project koppelen aan taalonderwijs? Raadpleeg dan de begrippenlijst.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal of speellokaal
muziekinstallatie en/of digibord
digitaal foto- en filmtoestel (of smartphone)
(kleuren)printer
postervellen en stiften voor de leerkracht om
aantekeningen op te maken tijdens gesprekken in de klas
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt de spanningsbegrippen conflict, cliffhanger, tragedie en komedie, horror en soap uit.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling past emotie, muziek, intonatie, spanningsopbouw en rijm toe om spannende theaterscènes vorm te geven.
Benodigdheden
geen extra materialen nodig naast de algemene benodigdheden.
Aan de slag in de klas
Maak een keuze uit onderstaande opdrachten om het project te introduceren
West Side Story, de musical van Leonard Bernstein, waar Woef Side Story op gebaseerd is. Zie ook de officiële website van West Side Story; Die musical is weer een moderne versie van het beroemde stuk Romeo en Julia van William Shakespeare;
de trailer van de theatervoorstelling Romeo en Julia van Het Nationale Theater;
de samenvatting van het verhaal van Romeo en Julia, een animatie van de British Council (Engelstalig).
Houd een klassengesprek en vergelijk met elkaar de verschillende interpretaties van hetzelfde thema. Stel vragen zoals:
Wat zijn de inhoud en het thema van het verhaal van Romeo en Julia?
Welk conflict speelt zich hier af?
Heb je altijd een conflict nodig in een verhaal?
Hoe wordt het conflict uitgespeeld in de West Side Story?
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek In de oriëntatiefase van de les voer je naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Dit is belangrijk voor het creatieve proces. Je kunt het filosofisch gesprek natuurlijk ook tijdens de andere lesonderdelen inzetten. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Wanneer vind jij iets spannend?
Moet een verhaal altijd spannend zijn?
Is het echte leven spannend?
Wat kun je doen om een verhaal spannend te maken?
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Spannende emoties Welke spannende emoties kunnen de leerlingen allemaal bedenken? Denk bijvoorbeeld aan: verbazing, angst, spanning, zenuwachtig, onzeker, geschrokken, hoopvol.
Oefen de gezichtsuitdrukkingen en maak er fotoportretten of tekeningen van.
Hang de foto's of tekeningen op in de klas en verzin met elkaar verhalen naar aanleiding van de uitgedrukte emoties.
Cliffhanger
Bespreek de betekenis van het woord cliffhanger. Bekijk bijvoorbeeld de affiche van de film Cliffhanger.
Bekijk het filmpje gemaakt door leerlingen in het museum Beeld en Geluid. Welke voorbeelden kunnen de leerlingen opnoemen waarin gebruik wordt gemaakt van cliffhangers? Wat is het nut van een cliffhanger?
Hoe zal dit aflopen? De leerlingen bedenken in groepjes van drie of vier een zogenaamde cliffhanger en voeren die uit in een tableau vivant (zie toolbox-filmpje Tableau Vivant). Maak er een foto van, en hang die bij de foto’s of tekeningen van gezichtsuitdrukkingen.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling gebruikt verschillende vormen van spanning binnen theater.
4. Opdracht: Genres
In deze opdracht ligt de nadruk op het uitspelen van conflicten en spanningsopbouw. Aan de hand van onderzoek naar soorten conflicten (met behulp van voorbeelden uit Shakespeare ’s tragedies of komedies), verdiepen de leerlingen zich in het begrip 'conflict' en verschillende genres. Daarna oefenen ze welke invloed intonatie heeft op het uitspelen van een conflict. In de uitvoerende fase maken de leerlingen scènes vanuit een fictief krantenartikel waarin conflicten centraal staan. Tot slot worden de geoefende scènes in de twee verschillende genres uitgewerkt en wordt een keuze gemaakt voor de vorm van de presentatie.
Subdoel kennis
De leerling benoemt hoe je een conflict in een scène uitspeelt.
Subdoel vaardigheid
De leerling speelt een conflictscène uit, gebruikmakend van verschillende intonaties en spanningsopbouw.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren.
Maak een keuze uit onderstaande opdrachten:
Romeo en Julia variatie Bekijk en bespreek het filmpje van de voorstelling Romeo is op Julia en Laya op Majnun van theatergroep Witte Raaf.
Hoe hebben de makers het verhaal van Romeo en Julia gebruikt?
Welke speelstijl zie je?
Hoe worden de conflicten uitgespeeld?
Is het spannend? Waarom wel of niet?
Wat voor muziek wordt er gebruikt?
Verschil van mening Kringgesprek
Bespreek met de leerlingen nogmaals het begrip 'conflict'. Zoek bijvoorbeeld met elkaar naar de verschillende interpretaties aan de hand van de volgende vragen:
Welke andere woorden ken je voor het woord 'conflict'?
Kun je voorbeelden geven van soorten conflicten?
Kun je ook in conflict (in tweestrijd) met jezelf zijn? Bijvoorbeeld over een keuze die je niet kunt maken?
Heb je altijd twee of meer mensen nodig voor een conflict?
Kan een conflict ook grappig of komisch zijn?
Gaat een conflict altijd gepaard met spanning en strijd?
Heeft elk verhaal een conflict nodig?
In dit project nemen we stukken van William Shakespeare als voorbeeld. Daarin zien we bijvoorbeeld conflicten rond machtsverhoudingen en emoties als jaloezie, liefde, haat, etc. Theater kent verschillende genres, denk aan klucht, musical, opera, drama, komedie, tragedie, etc.
Shakespeare gebruikt twee genres het meest: de komedie en de tragedie.
Wat is het verschil?
Hoe ziet een conflict eruit in een komedie?
En in een tragedie?
Ja ja ja
Bespreek met de leerlingen dat je het woord 'ja' op heel veel verschillende manieren en intonaties kunt zeggen.
Hoeveel verschillende manieren kunnen de leerlingen bedenken?
Wat betekent de ene 'ja' en de andere 'ja'?
Laat de leerlingen het woordje 'ja' op zoveel mogelijk verschillende manieren zeggen. Ze gaan hun intonatie versterken door ook hun mimiek en lichaam te gebruiken en zo de zeggingskracht te vergroten. Bijvoorbeeld: een kind reageert op zijn moeder die voor de zesde keer dezelfde vraag stelt: 'jahaaaaa…… !'
Geef de leerlingen de opdracht in tweetallen een genre (komedie of tragedie) te kiezen en een kort scènetje te bedenken met een conflict. Ze mogen alleen het woordje 'ja' gebruiken.
Ze bedenken eerst wie ze zijn, wat er gebeurt en waarom. Denk aan: de ene is verliefd en de andere niet. De ene beschuldigt de ander dat die iets heeft gepikt, de ander ontkent.
Leg uit dat ze een verhaaltje verzinnen en dat in het achterhoofd houden bij het spelen van hun scènetje. Ze kunnen het scènetje bijvoorbeeld eerst met een echte dialoog uitspelen en als de verhaallijn in hun hoofd zit, het omzetten in een 'Ja, ja, ja'-scène.
Geef als tip mee dat het spannender is als ze de spanning langzaam opbouwen, tot en met het hoogtepunt van het conflict.
Geef de tweetallen tijd om te oefenen.
Bekijk en bespreek de scènes.
Laat de leerlingen dezelfde scène ook uitproberen in het andere genre. Wat gebeurt er met de scène?
Kazan. Eigentijdse conflicten
Begin met de mededeling dat je een opvallend krantenbericht hebt gelezen. Zie bijlage 1. Vertel kort over de inhoud. Het artikel gaat over de hond Kazan die een kind uit de buurt heeft gebeten. Het dier terroriseert de wijk, beweren sommige bewoners. Verschillende partijen komen met elkaar in aanraking: de eigenaren van Kazan (mevrouw en meneer Dapper), de buren en andere buurtbewoners. Ze maken allemaal ruzie met elkaar.
Lees en bespreek met elkaar het artikel. Welke conflicten zitten er in het verhaal?
Doorloop in deze opdracht onderstaande stappen:
Conflicten improvisatie Geef de leerlingen de opdracht een aantal van onderstaande situaties uit te spelen in een improvisatie. Bekijk zelf vooraf eventueel het toolbox-filmpje over improvisatie.
Situatie 1: De buurvrouw komt woedend klagen over de hond. Het is de zoveelste keer dat hij in haar tuin ronddoolt en met zijn poten de zojuist ingezaaide plantjes uitgraaft. Dat moet nu maar eens afgelopen zijn.
Rollen: de eigenaren van de hond, de hond en de buurvrouw.
Situatie 2: De buurman komt aanbellen om te zeggen dat zijn baby ’s nachts wakker worden van het geblaf van de hond. Hij wordt er gek van, zo kan het niet langer!
Rollen: de eigenaren van de hond, de hond en de buurman
Laat de leerlingen ook zelf suggesties doen voor nieuwe situaties en improvisaties.
Kazan conflictscènes
Geef de leerlingen de opdracht om vanuit het verhaal rondom Kazan een aantal scènes te maken. Gebruik hierbij de bevindingen uit de vorige opdrachten en zorg voor spanning en sensatie. Verdeel samen met de leerlingen de rollen:
mevrouw en meneer Dappers, eigenaren van de hond;
ouders van de kinderen die gebeten zijn;
mevrouw Kersten en gezin, de buren.
Mogelijke scènes:
Scène 1: De boze ouders komen bij elkaar in het buurthuis. Zij overleggen met elkaar wat zij zullen doen.
Scène 2: Meneer en mevrouw Dappers hebben gehoord dat de ouders van plan zijn iets te ondernemen. Zij krijgen veel klachten over hun hond. Wat moeten zij straks zeggen, wat moeten ze doen?
Scène 3: De buren vinden dat het zo niet verder kan. Ook zij hebben last van de hond.
Scène 4. De slotscène waarin alle drie de partijen aan bod komen. Ze ontmoeten elkaar bijvoorbeeld op straat. Hoe loopt het af?
Let op. Het conflict hoeft in de verschillende scènes niet opgelost te worden. De scènes kunnen eindigen op een hoogtepunt, zoals bij een cliffhanger.
Tip: Laat de groepjes starten met een tableau vivant en eindigen met een tableau vivant om zo het begin en het einde van de scène te markeren.
Laat de scènes aan elkaar zien en bespreek ze na:
Wat ging er goed en wat kan beter?
Hoe zou je de spanning nog beter kunnen opbouwen?
Wat kun je doen om de scène nog beter en spannender te maken?
Er zijn verschillende manieren om het project te presenteren. Maak een keuze uit onderstaande mogelijkheden:
Speelvariaties: tragedie en komedie
Gebruik als basis de scènes over de conflictsituatie over de hond Kazan. Laat de leerlingen de scènes nogmaals oefenen en vastleggen door duidelijke afspraken te maken. Probeer vervolgens de gemaakte scènes uit in verschillende genres.
Bepaal hoe de scènes gepresenteerd kunnen worden. Denk aan de volgende mogelijkheden:
Nodig publiek uit en laat de scènes in hun geheel zien; eerst als tragedie, dan als komedie.
Maak van elke scène een tableau vivant in de twee genres en maak daar een foto van.
Hang die bij de andere foto’s of tekeningen. Laat de leerlingen erover vertellen.
Maak een cliffhanger bij elke scène.
Zet de verschillende scènes op film. Zoek er eventueel spannende muziek bij.
Nieuwsbericht Geef de leerlingen de opdracht om in tweetallen over een van de scènes een krantenbericht met foto te maken. Gebruik hierbij de tableau vivants. Of laat ze een televisiereportage voor het nieuws maken. Een leerling is bijvoorbeeld de reporter, de andere leerling maakt foto's of filmt. Mogelijke titels nieuwsbericht:
'Conflict over hond Kazan loopt uit op een klucht'.
'Hond Kazan veroorzaakt een drama'.
'Elke week een nieuwe cliffhanger in de soap rond hond Kazan'.
Reflectie subdoelen
In welk stukje uit de scène maakte jouw stem het extra spannend?
Reflectie proces
Hoe kun je jouw scène nog spannender maken?
5. Opdracht: Griezelig goed
In deze opdracht staan griezelen en horror centraal. In de onderzoeksfase bekijken de leerlingen fragmenten uit Macbeth van William Shakespeare. In de uitvoerende fase oefenen de leerlingen het griezelen door een aantal dramaoefeningen te doen, zoals het spel 'moordenaartje' en 'de geest'. Ze maken een scène met teksten gebaseerd op 'de heksen' uit Macbeth, of ze schrijven zelf gruwelijke Macbeth-rijmen. Combineer voor de presentatie de verschillende opdrachten en zet het publiek onder hoogspanning.
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat horror is.
Subdoel vaardigheid
De leerling presenteert een spannende scène, gebruikmakend van intonatie en rijm.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren.
Maak een keuze uit onderstaande mogelijkheden:
Horror Bespreek met de leerlingen de begrippen ´horror´ en ´griezelen´. Voor sommige leerlingen kan dit gevoelig liggen, vanuit religieuze overwegingen. Bied ruimte hierover te praten.
Kijken de leerlingen wel eens naar een griezel- of horrorfilm?
foto's van en informatie over Macbeth door de Toneelmakerij. Dat gezelschap heeft de afgelopen jaren meerdere stukken van Shakespeare bewerkt voor hun jeugdtheatervoorstellingen.
Vat met de leerlingen samen wat er griezelig is aan het verhaal van Macbeth.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Moordenaartje
Speel met de leerlingen het improvisatiespel 'moordenaartje'. Zorg voor voldoende ruimte. Bespreek van te voren de spelregels:
Eén speler is straks de moordenaar en kan andere spelers doden met een knipoog. De bedoeling is dat de moordenaar niet betrapt wordt. De afspraak met de andere spelers is dat wanneer zij een knipoog krijgen, ze eerst in hun hoofd tot tien tellen om vervolgens in het spel op gruwelijke wijze dood te gaan. Op deze manier kunnen de andere spelers moeilijker zien wie de moordenaar is. Alle spelers reageren in hun toneelspel zo overtuigend mogelijk op de 'moord' .
Vooraf geef je aan op welke plek het zich afspeelt en bespreek je de mogelijke rollen. Bijvoorbeeld: de braderie in de wijk, het ziekenhuis, de supermarkt, een trouwerij, een kinderfeestje, het politiebureau.. De spelers bedenken voor zichzelf welke rol ze gaan spelen, denk aan de bakker die taartjes verkoopt, een omaatje dat op zoek is naar haar kleinkind, etc.
Deel de groep in tweeën: een deel is publiek, de andere leerlingen staan verspreid over het speelvlak.
Alle leerlingen hebben hun ogen dicht. Ook het publiek.
Je loopt tussen de spelers door en tikt één speler zachtjes aan. Deze speler is nu de moordenaar.
Je start het spel. De leerlingen in het publiek, maar ook de spelers zelf, mogen proberen te raden wie de moordenaar is.
Als ze het denken te weten, mogen ze dat in je oor fluisteren. Drie keer goed geraden betekent dat het spel is afgelopen.
Bespreek de improvisaties na:
Bleef iedereen goed in diens rol?
Werd het 'doodgaan' overtuigend gespeeld?
Reageerde iedereen geloofwaardig op de moorden?
Een mogelijke variatie is dat een speler de rol krijgt van politieagent of rechercheur. Deze leerling wordt naar de gang gestuurd en de spelers gaan klaar staan. De agent of rechercheur moet nu proberen te achterhalen wie de moordenaar is.
De geest
Leg uit wat de bedoeling is van dit improvisatiespel, en wat de regels zijn.
De leerlingen spelen dat ze reizigers zijn die op een koud en tochtig station wachten op de trein.
Iemand krijgt de rol van de geest en is onzichtbaar. De geest mag van alles doen om de spelers bang te maken. Denk aan: zachtjes blazen, een wang strelen, aan hun haar zitten, een tekst in hun oor fluisteren.
De spelers zien de geest niet en raken steeds meer verward en angstig.
Let op: De spanningsopbouw is heel belangrijk, net zoals de geloofwaardigheid. Het is niet de bedoeling dat het clownesk wordt.
Je kunt het aantal spelers ook uitbreiden, maar er zijn niet meer dan zes reizigers en twee geesten. Let op dat de geest in het begin heel subtiele dingen doet en dat de opbouw heel rustig is.
Het is goed om het als leerkracht een keer voor te doen en de rol van geest te spelen.
Zet een aantal stoelen neer als bankjes op het perron. Geef een aantal leerlingen de beurt en verdeel de rollen. Stop het spel als het niet meer geloofwaardig is.
Bespreek het na:
Was het spannend en griezelig genoeg?
Waar moet beter op gelet worden bij een volgende improvisatie?
Geef andere spelers de beurt.
Heksenkring In het stuk Macbeth komen in het begin heksen voor die onheil voorspellen.
Gebruik de tekst in bijlage 2 om gezamenlijk een griezelige scène te maken.
Bedenk welke intonaties nodig zijn en maak het zo spannend en gruwelijk mogelijk.
Gruwelijke Macbeth rijmen
Geef de leerlingen de opdracht, individueel of in tweetallen, een gruwelijk rijm te schrijven van het verhaal van Macbeth.
Laat de leerlingen hun rijm voordragen op de spannendste manier.
Griezelen Nodig publiek uit en zorg voor een voelbare spanning. Gebruik de opbrengsten van de vorige opdrachten.
Maak een heksenkring, fluister gruwelijke rijmen bij het publiek in de oren, speel voor onzichtbare geest, vertel het verhaal van Macbeth op fluistertoon en illustreer het met gruwelijke geluiden.
Reflectie subdoelen
Wie was griezelig goed?
Reflectie proces
Welk moment in de scène was echt heel spannend?
6. Opdracht: Van Shakespeare naar soap
Kun je van de verhalen in Shakespeares stukken een soap maken? In de onderzoeksfase leren de leerlingen wat een soap is en hoe ze op basis van Shakespeares verhalen zelf soapscènes kunnen bedenken en maken. In de uitvoerende fase werken de leerlingen de soap verder uit. De soapscènes worden geoefend. Als presentatie kunnen de zelfgemaakte soapscènes op film gezet worden, zodat er een soapserie ontstaat met een aantrekkelijke trailer en spannende cliffhangers. De scènes kunnen ook live worden uitgespeeld.
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat een soap en een cliffhanger zijn.
Subdoel vaardigheid
De leerling presenteert, samen met anderen, een eigen soapscène, waarbij een cliffhanger, emoties en muziek gebruikt worden.
eventueel kostuums, decor, rekwisieten en muziek voor de eindpresentatie
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Soap. Wat is dat? Bespreek met de leerlingen of ze weten wat een soap is en welke soaps ze kennen. Wat zijn de kenmerken van een soapserie? Het woord komt letterlijk van het woord 'zeep': de eerste soap-hoorspelen werden met reclames gesponsord door zeepproducenten.
Shakespearesoap
Vertel de leerlingen dat jullie soapscènes gaan maken vanuit één of meerdere verhalen uit Shakespeare-stukken. Maak met de leerlingen een keuze, denk bijvoorbeeld aan: Romeo en Julia, Macbeth, Een midzomernachtdroom,Hamlet, De storm. Bekijk en bespreek ter aanvulling eventueel onderstaande animaties of trailers. Of laat de leerlingen in groepjes zelf op onderzoek gaan:
Bespreek met de leerlingen hoe ze denken een soap te kunnen maken van zo’n verhaal uit een toneelstuk. De soapscènes kunnen op film gezet worden. Wat is er volgens hen allemaal nodig? Wat hebben ze geleerd in de vorige opdrachten en wat kan daarvan worden gebruikt? Maak gezamenlijk keuzes en een stappenplan. Denk aan:
werken in groepjes, of met de hele klas;
de keuze voor één Shakespeare-stuk of voor verschillende stukken;
de hoogtepunten van het verhaal bepalen, zoals de misverstanden, conflicten, het verraad, de vergelding;
één of meerdere spannende scènes uit het stuk kiezen.
Maak een plan aan de hand van de volgende vragen:
Wie zijn de belangrijkste personages?
Waar speelt het zich af?
Welke speelstijl wordt er gebruikt en waarom?
Welke emoties zijn er belangrijk? (bijvoorbeeld liefde, haat)
Is er een script nodig en moeten de dialogen worden uitgeschreven?
Hoe zit een scène voor een soap in elkaar en hoe schrijf je dat eventueel op?
Wat maakt een scène spannend, grappig, leuk of verdrietig?
3. Vorm groepjes, laat de leerlingen hun keuzes en ideeën uitwerken en opschrijven.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Soapafleveringen maken
Geef de groepjes de tijd om hun idee uit te proberen en er soapscènes van te maken. Laat ze de rollen verdelen en geef voldoende tijd om te oefenen. Begeleid het proces:
Kijk af en toe bij de groepjes en geef ze tips om verder te werken, voordat ze het aan elkaar laten zien.
Is alles verstaanbaar, duidelijk en goed te zien?
Laat elkaar de scènes zien en geef elkaar tips en tops. Wat is er goed aan de scène en wat zouden ze nog kunnen verbeteren?
Zorg voor een spannende cliffhanger.
Denk ook na over rekwisieten, decor en kostuum. Hebben de leerlingen zelf passende spullen thuis of op school die gebruikt kunnen worden?
Gebruik muziek om scènes te versterken.
Tip: Leerlingen kunnen eventueel ook in elkaars scènes spelen als figurant.
Het filmen van de soapafleveringen
Als de scènes gereed en goed geoefend zijn, kunnen ze in hun geheel op film gezet Zijn er leerlingen die filmopnames willen maken bij de verschillende scènes? Is er een filmregisseur nodig?
Gebruik bij voorkeur een filmcamera.
Probeer met elkaar uit hoe de camera werkt en waar je allemaal op moet letten als je aan het filmen bent. Denk aan close-up, camerastandpunten (eventueel met statief), lichtinval, positie van de spelers, etc.
Repeteer de scènes nog eenmaal met alles erop en eraan. Ditmaal kijken de cameramensen en regisseur goed mee en bepalen hoe ze het willen filmen.
Maak eventueel ook gezamenlijk een trailer voor jullie eigen Shakespeare-soapserie.
Muziekinvloed Bekijk en bespreek de intro voor de serie Game of Thrones met daaronder soapachtige muziek. Bespreek wat muziek doet met de beelden. Willen de leerlingen muziek aan hun scènes toevoegen?
Er zijn verschillende manieren om het project te presenteren. Maak een keuze uit onderstaande mogelijkheden:
Shakespeare Soap Serie Laat bijvoorbeeld elke ochtend een nieuwe aflevering zien op het schoolintranet, met aan het eind de cliffhanger voor de volgende aflevering. Of nodig de ouders of een andere groep uit om de filmscènes te komen bekijken.
Soap Live Laat alleen de cliffhanger op film zien. Gebruik de trailer als publiciteit voor de presentatie. Speel vervolgens de scènes live uit voor publiek.
Reflectie subdoelen
Welke van deze soapscènes zou je graag op tv willen zien?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Welk onderdeel van het project zou je nog eens willen doen? Waarom?
Welk onderdeel was het meest verrassend of juist het moeilijkste?
Zou je wel eens een heel toneelstuk van Shakespeare willen zien in het theater?
Hoe verliep de samenwerking met je groepje?
Wat zou je de volgende keer anders doen?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Wat is het spannendste moment dat je beleefd hebt tijdens dit project?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Wat zou je nog meer willen gebruiken om een spannende scène vorm te geven?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.