Korte opdracht Kinderboekenweek 2025

Kinderboekenweek 2025: Vol avontuur

Tijdsinvestering: 40 tot 60 minuten.

Beste Bregje Boentjes
Lees en bespreek het boek Beste Bregje Boentjes van Mathilde Stein en Chuck Groenink. Bekijk de trailer van de Engelse versie van het boek Dear Daisy Dunnington.
Hebben de leerlingen wel eens een brief ontvangen? Zouden ze dat willen? Kunnen ze verzinnen van wie? Noteer de bevindingen.

Filosofisch gesprek

• Kan zoiets ‘kleins’ als een brief de start zijn van een groot avontuur?
• Waarom waren brieven vroeger belangrijk?
• Is er verschil tussen een klein verhaal en een groot verhaal?
• Moet je altijd klein beginnen?
• Kan een klein verhaal ook groot zijn?

Avontuurlijke woordenlijst

1. Bespreek met elkaar wat een avontuur is.
   Een avontuur is een bijzondere ervaring die vaak spannend, nieuw of onverwacht is. Het kan gaan om een reis, een ontdekking of een uitdaging die je aangaat. Avonturen kunnen groot of klein zijn en vinden overal plaats: thuis, op school, in de natuur of tijdens het spelen.
2. Laat de leerlingen in tweetallen een lijst maken met 10 woorden die ze associëren met avontuur.

Ontwerp je eigen avontuur
De leerlingen gaan in tweetallen hun eigen avontuur bedenken. Laat ze nadenken over een spannend verhaal dat ze zelf zouden willen beleven.

Gebruik de volgende stappen als leidraad:​

• Met wie ga je op avontuur?
• Kies een plek. Waar speelt je avontuur zich af?​
• Bedenk een uitdaging. Wat ga je doen of ontdekken?​
• Spanning. Wat is het spannendste moment?​
• Hoe loopt het avontuur af?

De Brief

1. Geef de leerlingen de opdracht een brief te schrijven aan degene met wie je op avontuur gaat. Dat hoeft geen lange brief te zijn.
2. Gebruik eventueel het werkblad met voorbeeldzinnen en ideeën. Ook de ‘avonturenwoordenlijst’ die de leerlingen zelf hebben gemaakt kunnen zij gebruiken. Of laat ze het helemaal zelf verzinnen.

Maak een keuze uit onderstaande mogelijkheden.

Briefavontuur

1. Geef de leerlingen de opdracht een scène te maken met voorbereiding. Gebruik de brieven die geschreven zijn.
2. Vorm groepjes van drie of vier leerlingen. Elk groepje kiest uit de brieven die zij geschreven hebben een brief die ze willen gebruiken. Daarmee gaan ze een scène bedenken en oefenen. Ze bedenken wat de rollen zijn (wie), waar het zich afspeelt (waar) en wat er gaat gebeuren (wat).
3. Geef de leerlingen de tijd om te oefenen. Laat de scènes aan elkaar zien en bespreek ze na.

Ik lees een brief
Laat de leerlingen hun zelfgeschreven brief aan een klasgenoot geven. Deze mag de brief hardop voorlezen of voordragen voor de klas.