In deze opdracht maken we de koppeling met de Tweede Wereldoorlog en de Hongerwinter. Koos Meinderts heeft een boek geschreven Op weg naar het Noorden. Geïnspireerd door dit verhaal gaan de leerlingen een gedicht of kort verhaal schrijven. Zie Cultuuronderwijs op zijn Haags project ‘Ik en de (boze) buitenwereld’ - CultuurSchakel.
1. Beluister en bespreek het lied Oorlogswinter. Of lees de tekst van Hans Dorrestijn.
- Waar gaat het over?
- Wanneer speelt de herinnering van deze man zich af?
- Welke (heftige) gebeurtenissen beschrijft hij?
- Welk gevoel krijg je erbij? Waarom?
2. Introduceer het boek Naar het Noorden
Het is oorlog, het is winter en er is in de grote steden nauwelijks nog te eten. Jaap, Nel en Kleine Kees vertrekken per binnenschip met een grote groep ondervoede ‘bleekneusjes’ naar het platteland in het noorden waar nog wel voldoende voedsel is. Jaap wordt gescheiden van zijn zus en broertje en ondergebracht bij een kinderloos echtpaar, ver van huis. Hij moet letterlijk van zich afslaan om in zijn nieuwe wereldje ‒ waarin alles vreemd is ‒ een plek voor zichzelf op te eisen. Ondertussen gaat de oorlog gewoon door en vraagt hij zich af wanneer hij zijn ouders weer terugziet. Zouden ze nog wel leven? En hoe vergaat het Nel en Kleine Kees?
3. Het boek bestaat uit 4 delen. Hang voor ieder deel een vel A3-papier op in de klas. Schrijf de titels op.
- Deel een Honger.
- Deel twee Op weg.
- Deel drie Het Noorden.
- Deel vier Weer thuis.
Maak een leesschema. Schrijf, op het betreffende vel A3-papier, na ieder gelezen fragment samen met de leerlingen in kernwoorden op wat indruk heeft gemaakt. Zo wordt gaandeweg samengevat waar het deel over gaat.
Als de leerlingen het boek zelf lezen, schrijven ze de kernwoorden eerst voor zichzelf op. Als iedereen hetzelfde deel uit heeft, worden de kernwoorden gedeeld en verwerkt op het A3-vel.
4. Zoom dan in op een aantal kernwoorden, formuleer met elkaar vragen en bespreek het kernwoord. Denk aan:
- Waarom heeft dit indruk gemaakt?
- Wat gebeurde er?
- Wat voelen de personages?
- Wat doet het met jou?
5. Bespreek met elkaar dat de ik-persoon Jaap is.
- Denk je dat Jaap echt heeft bestaan?
- Heeft Jaap zijn eigen verhaal opgeschreven?
- Is het een dagboek of iets anders?
Het boek vertelt een fictief verhaal, maar is wel op echte geschiedenisverhalen gebaseerd.
6. Lees het laatste hoofdstuk Fluitenkruid nogmaals (p.184-187): Jaap, zijn zus en broertje zijn weer thuis, maar alles is en voelt anders. In 4 à 5 maanden tijd is de wereld er voor Jaap anders uit gaan zien.
- Wat is er veranderd?
- Waarin is Jaap veranderd?
- Wat heeft daar vooral voor gezorgd denk je?
Geef de leerlingen de opdracht een laatste kort hoofdstuk te schrijven van hun ‘eigen boek’, alsof ze terugkijken op het laatste jaar, zoals Jaap dat doet in het laatste hoofdstuk. In dezelfde stijl als het laatste hoofdstuk, namelijk vanuit de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd.
Vraag hen zichzelf van een jaar geleden te vergelijken met zichzelf van nu. Hebben ze ook een verandering meegemaakt? Begin het verhaal bijvoorbeeld met de zin: “Een jaar geleden was ik, of zat ik, nog …… “.
Laat de leerlingen eventueel kiezen tussen het schrijven van een echt persoonlijk verhaal of het schrijven van een fictief verhaal. De leerlingen mogen ook kiezen voor het schrijven van een gedicht.