Als je iemand een bijzonder bericht wilt sturen, dan schrijf je een echte brief. En daarmee begint ook dit project: de klas krijgt een brief in een mooie envelop. Wat zou erin staan en wie zou hem verstuurd hebben? Die aftrap is het begin van allerlei opdrachten waarin brieven en berichten centraal staan. De leerlingen maken kennis met verschillende soorten brieven. Ze onderzoeken hoe ze er verhalen over kunnen verzinnen en theater van kunnen maken. Ook maken ze kennis met boeken over brieven, zoals Beste Bregje Boentjes van Mathilde Stein en het verfilmde Briefgeheim van Jan Terlouw. In de tweede opdracht oefenen de leerlingen in het voordragen van brieven en verhalen. Het boek Dissus van Simon van der Geest dient daarbij als inspiratie. Deze 21ste-eeuwse versie van de Odyssee vormt het opstapje naar de slotopdracht. Hierin vertellen de leerlingen een klassiek verhaal na in brieven, tijdens een kleurrijke en spectaculaire eindvoorstelling.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags (COH). Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf en hun omgeving, en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de ICC’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het digibord voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal naar eigen wens aan te passen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over zijn/haar/diens vak vertellen, aansluiten bij het project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders/verzorgers kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Projectspecifieke informatie
Over dit project Brieven en berichten vormen de leidraad in dit project. Er zijn vele verhalen, boeken en avonturen die hierop gebaseerd zijn. Vroeger was de brief een belangrijke manier van communicatie. De leerlingen maken kennis met verschillende soorten brieven en onderzoeken de mogelijkheden om er theater mee te maken en verhalen over te verzinnen. In de eerste opdracht verzinnen de leerlingen zelf berichten of brieven die een aanleiding zouden kunnen zijn voor de start van een avontuur. In tijden dat nog niet iedereen kon lezen, werden berichten en verhalen voorgedragen. In de tweede opdracht wordt onderzocht op welke manieren dat gedaan werd en waarom. De leerlingen oefenen zelf het voordragen. Het boek Dissus van Simon van der Geest wordt gebruikt als inspiratiebron en is een opstap naar de derde opdracht. Hierin wordt naar een presentatie toegewerkt, met als uitgangspunt de verhalen van de Odyssee. De opbrengsten uit alle opdrachten worden hierin verwerkt.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. Dit zijn doelen op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen geëvalueerd met behulp van de succescriteria op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Taalonderwijs Wil je woorden uit dit project koppelen aan taalonderwijs? raadpleeg dan de begrippenlijst.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal of speellokaal
muziekinstallatie en/of digibord
digitaal foto- en filmtoestel
(kleuren)printer
postervellen en stiften voor de leerkracht om aantekeningen op te maken tijdens gesprekken in de klas
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling benoemt verschillende manieren waarop brieven gebruikt kunnen worden bij het maken van theater (als startpunt voor improvisatie, om voor te dragen of als uitgangspunt voor een eigen verhaal).
Hoofddoel vaardigheid
De leerling past de theatervormen improvisatie, voordracht en navertellen van een klassiek verhaal toe.
Benodigdheden
een envelop met een leeg vel papier erin
het boek Beste Bregje Boentjes van Mathilde Stein en illustrator Chuck Groenink
Aan de slag in de klas
Doe onderstaande opdrachten om het project te introduceren of maak een keuze:
Post
Zorg voor een mooie envelop met daarin een leeg vel papier. Je hebt een brief ontvangen, of je vraagt een collega de brief langs te brengen. Je durft hem niet open te maken. Wat zou erin staan? Het ziet er belangrijk uit. Van wie zou de brief komen? Misschien wel van de directeur van de school. Misschien is het een ontslagbrief? Of een brief waarin gevraagd wordt of je directeur wilt worden? En wat dan? Of is het een brief over de voorstelling die jullie gaan zien, met de vraag of je wilt gaan meespelen in het toneelstuk? Of is het een brief van de koning? Laat de leerlingen mee verzinnen. Noteer de bevindingen.
Lees en bespreek het boek Beste Bregje Boentjes van Mathilde Stein en Chuck Groenink. Hebben de leerlingen wel eens een brief ontvangen? Zouden ze dat willen? Kunnen ze verzinnen van wie?
Van brief naar avontuur Lees en/of bespreek (één van) de klassiekers:
Aan de hand van brieven worden belangrijke verhalen verteld. Waarom is er voor deze vorm gekozen?
3. Oriëntatie
Benodigdheden
flesjes voor flessenpost
schrijfgerei
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek In de oriëntatiefase van de les voer je naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Dit is belangrijk voor het creatieve proces. Je kunt het filosofisch gesprek natuurlijk ook tijdens de andere lesonderdelen inzetten. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Kan zoiets ‘kleins’ als een brief of flessenpost de start zijn van een groot avontuur?
Waarom waren brieven vroeger belangrijk?
Is er verschil tussen een klein verhaal en een groot verhaal?
Moet je altijd klein beginnen?
Kan een klein verhaal ook groot zijn?
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Een bericht Bekijk en bespreek:
De trailer van de voorstelling De drijvende stad van Toneelgroep De Appel (2014) Wat voor soort bericht vinden de personages? Wat wordt er veroorzaakt door dat bericht?
De korte film De brief gemaakt door vijf jongens die een filmworkshop hebben gedaan bij de Toonwerkplaats in Deventer. Een bericht of brief vormt de aanleiding voor een avontuur. Waarom wordt er bij het verzinnen van een verhaal gebruikgemaakt van een bericht of brief?
De beginzin
Geef de leerlingen de opdracht te bedenken wat een goed bericht zou zijn voor flessenpost te stoppen. Laat ze één zin opschrijven en het briefje in een flesje stoppen.
Deze flessenpost wordt gebruikt als start voor een korte scène. Vorm groepjes van drie of vier leerlingen. Laat ze een willekeurig flesje pakken. Geef de leerlingen de tijd om aan de hand van het bericht in de fles te verzinnen wat er gebeurt in de scène, de rollen te verdelen en de scène te oefenen.
De groepjes laten hun scènes zien. Bespreek de verhalen na. Was één zin voldoende om een verhaal te kunnen verzinnen?
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling laat op verschillende manieren het gebruik van brieven zien in eigen theaterscènes.
4. Opdracht: Briefgeheimen
In deze opdracht schrijven de leerlingen brieven met verschillende onderwerpen vanuit en/of voor specifieke personages. Met deze brieven en een aantal korte berichten, improviseren de leerlingen korte scènes. In nabespreking hiervan, analyseren de leerlingen wat er nodig is om een scène geloofwaardig te laten zijn. Tijdens de presentatie laten de leerlingen hun improvisaties zien aan publiek waarbij eventueel gebruikgemaakt kan worden van WhatsApp of een andere chatdienst.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe en waarom een scène geloofwaardig is.
Subdoel vaardigheid
De leerling improviseert een korte scène met gebruik van zelfverzonnen brieven.
Benodigdheden
schrijfgerei
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren, presenteren en evalueren.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Ik krijg een brief!
Geef de leerlingen de opdracht om net als Bregje te fantaseren over wat welk soort brieven ze zouden kunnen ontvangen.
Laat iedere leerling twee onderwerpen opschrijven. Iets wat ze heel graag wel zouden willen ontvangen en iets waarvan ze hopen van niet.
Noteer de bevindingen en bespreek de ideeën na.
Ik schrijf je… Geef de leerlingen de opdracht een brief te schrijven. Laat hen kiezen of ze de brief vanuit henzelf aan een zelfgekozen of zelfverzonnen personage willen schrijven, of door een zelfverzonnen personage aan een ander zelfverzonnen personage, bijvoorbeeld: een brief van de prins aan Assepoester of een brief van een zeerover aan zijn moeder. De leerlingen zijn vrij om te bedenken wat ze willen dat er in de brief staat. Denk aan: een bijzonder verhaal, een geheim, een uitnodiging of een compliment. In de aanhef wordt duidelijk aan wie de brief gericht is. Bijvoorbeeld aan de klasgenoot met wie je samenwerkt, je oma, een oude kapitein, de buurman of een fantasiefiguur. De gekozen stijl of de inhoud maakt duidelijk wie de schrijver is. Deze brieven kunnen worden gebruikt in de uitvoeropdrachten. Tip: Dit kan ook als huiswerkopdracht.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Zie jij wat ik lees?
Er staat een stoel op het speelvlak, en daar ligt een stapeltje brieven op die een boodschap bevatten. Maak van tevoren de enveloppen met brieven klaar, gebruik voor de boodschap een pakkende tekst, zoals:
Je bent van school gestuurd, omdat je altijd slechte cijfers hebt.
Dit is een dreigbrief. Vertel het niet verder anders gebeurt er wat.
Je hebt de loterij gewonnen!
Ik ben héél erg verliefd op jou! En jij op mij. Wil je verkering?
Je bent mijn vriend niet meer. Ik wil je nooit meer zien.
Geef een leerling de opdracht om het spel te starten met de bovenste envelop. die leerling weet van te voren niet welke boodschap er in de envelop zit. De speler speelt dat hij/zij/hen thuiskomt en de brief vindt, openmaakt en voor zichzelf leest (dus niet hardop). tijdens het lezen reageert de speler met lichaamstaal en mimiek op de inhoud van de brief.
Bespreek de oefening na:
Wat hebben de andere leerlingen gezien?
Wat zou er in de brief kunnen staan?
Was het geloofwaardig? Waarom wel of waarom niet?
Was de emotie duidelijk?
Hoe was het om te spelen?
Laat nu telkens twee of drie leerlingen samen een scène improviseren op basis van de brieven. In de geïmproviseerde scène mag tekst gebruikt worden en de inhoud van de brief mag benoemd worden.
Bespreek de improvisaties na. Gebeurde er voldoende? Bracht de inhoud van de brief de leerlingen op nieuwe ideeën om de scène spannend te houden?
Krijg nou wat? Geef de leerlingen de opdracht om vanuit hun ideeën over het soort brief dat ze willen ontvangen (uit de onderzoeksopdracht 'Ik krijg een brief!') er één te kiezen. Laat ze in tweetallen een korte improvisatie doen:
Speler 1 ontvangt de brief en vertelt al improviserend aan speler 2 wat erin staat.
Speler 2 weet van tevoren niet wat er in de brief staat en kiest ter plekke een rol (bijvoorbeeld die van beste vriend, broertje of zusje, vader of moeder) en reageert op de brief en de situatie.
Briefverhaal Geef de leerlingen de opdracht een scène te maken met voorbereiding. Gebruik de brieven die geschreven zijn bij de onderzoeksopdracht 'Ik schrijf je...'.
Vorm groepjes van drie of vier leerlingen. Elk groepje kiest uit de brieven die zij geschreven hebben een brief die ze willen gebruiken. Daarmee gaan ze een scène bedenken en oefenen. Ze bedenken wat de rollen zijn (wie), waar het zich afspeelt (waar) en wat er gaat gebeuren (wat).
Geef de leerlingen de tijd om te oefenen. Laat de scènes aan elkaar zien en bespreek ze na.
Ik lees een brief Gebruik de brieven die geschreven zijn bij de onderzoeksopdracht 'Ik schrijf je...'. Laat de leerlingen hun zelfgeschreven brief aan een klasgenoot geven. Deze mag de brief hardop voorlezen of voordragen voor de klas, in de rol van het personage voor wie de brief bedoeld is.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Briefscènes Kies met de leerlingen een aantal scènes uit die bij de opdrachten zijn gespeeld. Oefen de scènes nog een keer en leg de afspraken vast. Nodig bijvoorbeeld de ouders/verzorgers of een andere klas uit om naar de scènes te komen kijken. Tip: Leid de presentatie in met een korte uitleg over wat de leerlingen tot nu toe in dit project gedaan hebben. Geef het publiek na de presentatie de ruimte om vragen te stellen over het project, of over wat ze gezien hebben. Misschien zijn er mensen die zelf wel eens een belangrijke brief hebben gekregen en daarover willen vertellen.
Berichtenimprovisatie Laat de leerlingen in kleine groepjes scènetjes improviseren vanuit korte berichten. Gebruik hiervoor de bestaande berichten die gebruikt of verzonnen zijn. Of gebruik hiervoor WhatsApp-berichten (of een andere chatdienst) die ter plekke verzonnen worden door het publiek. Vraag de toeschouwers om hun mobiele telefoon te gebruiken. Projecteer het telefoonnummer van de spelerstelefoon op het digibord. Vraag het publiek om tekstberichten te sturen. Het groepje op het speelvlak ontvangt de berichten, kiest er een uit en start de improvisatie.
Reflectie subdoelen
Welk stukje uit de scène was het meest geloofwaardig?
Reflectie proces
In hoeverre hielp de brief jou om een scène te improviseren?
5. Opdracht: Voordrachtskunst
In deze opdracht ontdekken de leerlingen dat in de Middeleeuwen gedeclameerd werd op rijm. In de uitvoerende fase oefenen de leerlingen zelf met declameren en voordragen en maken hierbij bewust gebruik van hun stem (intonatie, volume, articulatie, spreektemp, toonhoogte, gebruik van stiltes) en fysieke houding. Zij lezen (een fragment uit) het boek Dissus van Simon van der Geest en bekijken de theatrale vertaling hiervan van theatergroep Kwatta. Zij maken een rap met hun eerder geschreven brieven en in de presentatiefase dragen zij stukken voor uit Dissus of hun zelfgeschreven rap.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe en waarom historische vertellers als minstrelen en herauten berichten en verhalen vertelden.
Subdoel vaardigheid
De leerling draagt een tekst voor en houdt daarbij rekening met stemgebruik en fysieke houding.
Benodigdheden
schrijfgerei
het boek Dissus van Simon van der Geest
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren, presenteren en evalueren.
Maak een keuze uit onderstaande opdrachten:
Dissus
Lees en bespreek het boek Dissus van Simon van der Geest. Op welk verhaal is dit boek gebaseerd? In welke vorm is het boek geschreven? Is het rijm, is het rap? Waarom zijn de zinnen zo kort?
Bespreek dat er vroeger veel gebruik werd gemaakt van vertellers, zoals de minstreel, de troubadour en ook de hofnar. Zij vertelden of zongen hun verhalen vaak in dichtvorm en begeleid met muziek. Waarom deden ze dat op die manier?
Waarom werden belangrijke boodschappen en verhalen in vroegere tijden op deze wijze gedeeld? Waarom werd dat vaak in dichtvorm gedaan?
Verschillende culturen kennen hun eigen verhalenvertellers. In Syrië zijn er bijvoorbeeld Hakawati, die tegen betaling de vaak op rijm gestelde ‘heldenverhalen’ voordragen en uitbeelden in koffiehuizen. In Scandinavië schreven en bezongen de skalden de heldendaden uit de Noorse mythologie. In West-Afrika zijn de griotten of djeli’s de bewaarders en vertellers van tradities en geschiedenis.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Kun je me verstaan? Kies met elkaar een kort stukje tekst uit Dissus. Geef de leerlingen in tweetallen de opdracht tegenover en dicht bij elkaar te gaan staan. Steeds als je in je handen klapt, doen de leerlingen een stap naar achter en zeggen ze de zin nog eens. Wat moet je doen om elkaar nog steeds goed te kunnen verstaan? Denk aan ademsteun, ontspannen keel, mond wijd open of met je handen een toeter vormen voor je mond.
Articuleren en niet verspreken Oefen als warming up het duidelijk articuleren door met de leerlingen zogenaamde tongbrekers te doen in de kring, zoals: de kat krabt de krullen van de trap. Zie voor ideeën de website van Pinkelotje met niet uit te spreken struikelzinnen en tongbrekers.
Declameren
Bespreek met de leerlingen dat we vaak, als we iets vertellen, staan te wiebelen op onze benen of te friemelen aan ons haar. Wanneer je in het theater of voor de klas iets gaat vertellen, is het belangrijk om stil te staan. Zo ben je goed te verstaan: rustig, luid en duidelijk. Niet schreeuwen maar roepen. Laat zelf het verschil zien en doe het voor: gebruik een stukje tekst uit het boek Dissus terwijl je onrustig beweegt, friemelt en bijvoorbeeld een hand voor je mond houdt. Wat vinden de leerlingen hiervan? Leidt het af? Hoe kan dat beter?
Laat nu zien hoe het gaat als je stevig gaat staan en rustig, luid en duidelijk spreekt. De leerlingen mogen dit oefenen. Om de beurt mogen ze voor de klas een stukje uit Dissus voordragen. De andere leerlingen letten goed op de houding en een rustige en duidelijke articulatie. Lukte het om niet te friemelen?
Rapbrief
Bekijk en bespreek het filmpje Een vluchteling van Stichting Musicon Producties. Haal de brief-ideeën terug uit het onderzoek 'Ik krijg een brief!' van opdracht Briefgeheimen. In groepjes van maximaal vijf wisselen de leerlingen de onderwerpen uit het onderzoek uit. Ze kiezen er eentje uit en gaan hier een tekst in ‘rapstijl’ van maken, zoals gebruikt wordt in het boek Dissus. Kijk voor inspiratie en voor een lesbrief op de website van schrijver Simon van der Geest.
Hoor, ik draag je voor Gebruik voor deze opdracht de zelfgemaakte teksten in ‘rapstijl’. Laat de leerlingen de geschreven teksten voordragen voor de klas. Je kunt elke keer afspreken op welk aspect van de voordracht de nadruk ligt. Denk aan:
fysieke houding
verstaanbaarheid
articulatie
intonatie
inlevingsvermogen
emotie
spanning
Bespreek de voordrachten na.
Maak een keuze uit onderstaande mogelijkheden:
Moderne Minstreel Laat de leerlingen hun omgeschreven brieven voordragen als een rap. Laat ze een ritme bepalen of zelfgekozen muziek gebruiken. Let daarbij op articulatie, houding en verstaanbaarheid.
Dissus-voordracht Verdeel de hoofdstukken van het boek Dissus onder de leerlingen en laat ze hun voordracht van het hoofdstuk oefenen. Nodig een andere klas uit voor een vertelmiddag.
Reflectie subdoelen
Op welk moment voelde je je een goede verteller?
Reflectie proces
Waardoor is het jou gelukt om de tekst duidelijk voor te dragen?
6. Opdracht: Brievenodyssee
In deze laatste opdracht maken de leerlingen kennis met een aantal klassieke verhalen. Het verhaal van Odysseus wordt als voorbeeld gebruikt. Ze doen onderzoek naar de Odyssee, bekijken verschillende dans- en theatrale verhalen van theatermakers, schrijven een brief naar aanleiding van het gekozen verhaal en dragen deze voor. In de eindpresentatie van dit project kan een keuze gemaakt worden uit verschillende mogelijkheden en kunnen combinaties gezocht worden zoals een voordacht van de verschillende raps en brieven met een tableau vivant. Natuurlijk bestaat ook de mogelijkheid een groots en meeslepende voorstelling te maken, compleet met decor, kostuums en rekwisieten.
Subdoel kennis
De leerling legt uit waarom verschillende klassieke verhalen nog steeds worden verteld.
Subdoel vaardigheid
De leerling zet een klassiek verhaal, met behulp van zelfgeschreven brieven, om in een eigen theaterscène.
Benodigdheden
diverse materialen voor decor, rekwisieten en kostuums ten behoeve van de eindpresentatie
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Klassiekers Bespreek met de leerlingen welke grote verhalen of klassiekers ze al kennen. Wat maakt een verhaal een klassieker? Waarom blijven sommige verhalen altijd bestaan en worden ze telkens opnieuw verteld, herschreven en bewerkt? Veel van deze verhalen vormen ook nog steeds inspiratie voor theatermakers. Waarom is dat? Denk aan de verhalen van:
Koning Arthur en de ridders van de ronde tafel
Aladin
Theaseus, de Minotaurus en de draad van Ariadne
Romeo en Julia
Alice in Wonderland
Welke verhalen kennen de leerlingen? Kunnen ze nog meer voorbeelden geven van zogenaamde klassiekers?
De Odyssee In deze opdracht werken we (als voorbeeld) met verhalen over Odysseus. Natuurlijk kun je met de leerlingen de keuze maken voor een andere klassieker en daar de opdrachten op aanpassen. Geef de leerlingen de opdracht onderzoek te doen en achtergrondinformatie te verzamelen over het verhaal de Odyssee en de held Odysseus aan de hand van de volgende vragen:
Wie is de schrijver?
Waarom is het verhaal geschreven?
Uit welke tijd komt het verhaal?
Is het één verhaal of zijn het meerdere verhalen?
Wie is Odysseus?
Is het thema van vroeger, van nu of beide?
Wie zijn nog meer belangrijke figuren in de verhalen?
Kun je het verhaal navertellen?
Welke boodschap wordt er verteld en op welke manier?
Er is en wordt veel gemaakt en bedacht rondom het verhaal van Odysseus. Waarom is dat?
Brief van Odysseus
Leg aan de leerlingen uit dat de verhalen van Odysseus´ terugreis na de overwinning op Troje uitgangspunt vormen voor het maken van eigen scènes. De leerlingen gaan zich voorstellen dat Odysseus zijn avonturen op zijn lange terugreis deelde in brieven die hij naar zijn vrouw Penelope of aan de bewoners van Ithaka stuurde.
Vorm groepjes. Laat de leerlingen een aantal belangrijke gebeurtenissen uit de verhalen van de lange reis van Odysseus kiezen waarmee ze aan de slag willen gaan en theater van gaan maken. Gebruik eventueel de verhaalvoorbeelden uit de bijlage. Zie ook de video Verhalen omzetten in theaterscènes uit de Toolbox Theater.
Laat de leerlingen met hun groepje het gekozen verhaal omzetten in een brief. Natuurlijk mogen ze vrij omgaan met het verhaal en er hun eigen fantasie op loslaten. Dit is ook afhankelijk van de stijl die ze voor de brief gaan kiezen. Laat de leerlingen hier zelf over nadenken en een keuze maken. De vorm van de brief kan bijvoorbeeld op rijm of geschreven worden, als rap. Denk daarbij aan de schrijfstijl van het boek Dissus.
Laat de leerlingen hun brieven voordragen. Bespreek het na. Was het verhaal duidelijk? Zijn er nog verbeterpunten?
Voer deze opdracht in onderstaande volgorde uit:
Geef de leerlingen de opdracht vanuit de zelfgeschreven brief een scène te maken waarin ze de opbrengsten uit de vorige opdrachten naar eigen keuze en inzicht verwerken. Bespreek de volgende mogelijkheden:
Hoe komt de brief op Ithaka? De brief kan in flessenpost of op andere wijze Itakha bereiken.
Wie gaat hem bezorgen en voordragen of omroepen? En aan wie wordt de brief bezorgd?
Wordt het verhaal in de brief uitgespeeld? Of worden de beelden in tableau vivant gezet? Zie ook het ToolboxfilmpjeTableau Vivant.
Of bedenken de leerlingen zelf een eigen vorm?
Maak met de leerlingen een plan van aanpak en een keuze over de manier waarop de scènes worden gespeeld en vormgegeven. Denk daarbij ook aan de verschillende behandelde geschiedenistijdvakken, zoals de huidige tijd, de middeleeuwen en de Griekse oudheid.
Bespreek met de leerlingen hoe de eindpresentatie eruit zal gaan zien, bijvoorbeeld:
Een route met tableau vivants, gecombineerd met verschillende manieren van vertellen en het voordragen van de brief. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een interactieve wandeling zoals Oh Die Zee.
De gemaakte stukjes bij elkaar gevoegd tot een geheel. De eventuele oproeper(s) kunnen de rode draad vormen en alle scènes aan elkaar praten.
Presentatie in één stijl. Maak de presentatie bijvoorbeeld groots en meeslepend en gespeeld met grote gebaren, luide en duidelijke stem en met overtuiging zoals bij de Griekse tragedie.
Gebruik van filmmuziek zoals van Pirates of the Caribbean of Lord of the Rings.
Gebruik van rekwisieten, decor en kostuums. Tip: Koop op de lapjesmarkt een paar mooie lappen stof van min. 1,5 meter, of gebruik oude lakens. Laat de leerlingen hier kostuums mee verzinnen en vouwen. Bekijk op Google afbeeldingen van oud-Griekse kleding.