Leerlingen in de laagste groepen beginnen hun identiteit te ontdekken. Beeldende kunst kan daarbij een belangrijke rol spelen. In dit project experimenteren ze erop los met kleuren, vormen, afdrukken en texturen. Ze leren dat ze hiermee hun gevoelens tot uitdrukking kunnen brengen en laten zien wie ze zijn. Deze kennismaking met kunst is dus tegelijkertijd een ontdekkingstocht naar zichzelf. De leerlingen bekijken ook portretten van verschillende kunstenaars. Dit leidt tot de afsluitende opdracht: een half-ruimtelijk zelfportret met gemengde technieken.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Onder de titel DAT BEN JIJ gaan leerlingen op ontdekkingstocht naar zichzelf, waarbij de nadruk ligt op gevoel. Welke emoties hebben wij? Wat betekent dat? Hoe kan ik deze emoties laten zien in beeld? De leerlingen gaan dit onderzoeken met behulp van kleur en textuur in verschillende beeldende materialen en technieken.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
De leerling legt uit hoe je gebruik kunt maken van kleur, afdruk en textuur om jezelf en jouw emoties te verbeelden.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling laat zien wie hij is en hoe hij zich voelt door te schilderen, kleien en collage te maken.
Benodigdheden
boek Meneer Kandinsky was een schilder van Daan Remmerts de Vries (Leopold, 2011)
Aan de slag in de klas
Het project kan op verschillende manieren worden geïntroduceerd:
Een bezoek aan een museumcollectie, tentoonstelling of theatervoorstelling waarin de relatie tussen gevoelens en kleurgebruik centraal staat.
Het boek Meneer Kandinsky was een schilder. Het gaat in op kleurgebruik en identiteit en legt een direct verband tussen gevoelens en kleur. Daarnaast laat het boek zien dat je eigen gevoel en jouw werkelijkheid niet altijd stroken met wat andere mensen vinden of zien.
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Ben je anders dan je buurman of buurvrouw?
Word je ergens blij van?
Kan een knuffel boos of blij zijn?
Welke kleur hoort bij jou?
Kun je een kleur horen?
Suggestie: neem voorwerpen mee voor bij het gesprek, bijvoorbeeld een teddybeer. Zo kunnen de leerlingen hier vragen aan stellen of mee in gesprek gaan.
De leerlingen kunnen zich op onderstaande manieren oriënteren op het thema. Maak een keuze.
Zing met de leerlingen een liedje of zeg samen een gedichtje op dat gaat over emoties. Beeld dit uit. Denk aan liedjes of gedichtjes zoals Klap eens in je handjes, blij, blij, blij en Ben je boos, pluk een roos. Bespreek de emoties. Zoek via YouTube naar kleuterliedjes.
Bekijk portretten waarin emoties een rol spelen. Bespreek de emoties aan de hand van vragen. Bijvoorbeeld: Wat kun je vertellen over de afgebeelde persoon (vraag vervolgens door over de emoties)? Waar zie je dat aan? Voorbeelden van geschikte portretten zijn:
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling verbeeldt zichzelf en zijn emoties door te schilderen in kleur, door afdrukken in klei en een collage met textuur te maken.
4. Opdracht: Ik voel me zo
In deze opdracht onderzoeken de leerlingen hoe ze met kleur hun gevoel kunt uiten. Allereerst kiezen, mengen en schilderen ze kleuren. Op basis van deze kleurenstudie kiezen de leerlingen kleuren die passen bij verschillende gevoelens. Vervolgens schilderen ze op muziek, waarbij ze de vormen en kleuren schilderen die passen bij de emoties van de muziek.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe je met kleuren je gevoel kunt uiten.
Subdoel vaardigheid
De leerling mengt kleuren en schildert hiermee vanuit zijn gevoel op muziek.
Benodigdheden
voorbeeld(en) van bestaande emotie-icoontjes (internet)
A4 tekenpapier (120 of 160 gr.)
zachte wascokrijtjes (Panda-krijt)
A2 schilderpapier (vanaf 160 gr)
kwasten (plat varkenshaar)
penselen (zacht, rond)
acryl- of plakkaatverf
mengbakjes (plastic afvalbakjes of lege eierdozen)
potten water (voor het uitspoelen van de verfkwasten bij wisseling van kleur)
verfschorten of oude overhemden
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren en evalueren.
Doorloop in deze opdracht de volgende stappen:
Start een gesprek met de volgende vragen: Wat is jouw lievelingskleur? Waarom?
Stel dat je twee lievelingskleuren combineert, wat gebeurt er dan? Vraag door. Selecteer de primaire kleuren uit de kleuren die de leerlingen noemen.
Vraag de leerlingen hoe zij zich voelen. Toon hierbij een aantal bestaande emotie-icoontjes, bijvoorbeeld blij, boos, verdrietig. Laat de leerlingen deze emoties om de beurt nadoen.
Laat de leerlingen bedenken welke kleur bij hun gevoel past.
Laat de leerlingen met wascokrijtjes op een vel tekenpapier twee emoties afbeelden.
Vraag de leerlingen welke emoties ze bij deze muziek voelen. Worden ze blij, vrolijk, verdrietig, etc.?
Toon de leerlingen hoe je kleuren kunt mengen. Laat hen benoemen wat er gebeurt. Zorg ervoor dat alle kleurcombinaties aan bod komen: blauw-geel, blauw-rood, geel-rood.
Geef elke leerling een groot vel papier en schildermaterialen.
Laat de muziek nogmaals horen. Laat de leerlingen tijdens het afspelen bedenken welke kleur(en) bij de muziek en de emoties passen. Laat hen deze op een groot vel papier schilderen.
Bespreek de resultaten met aandacht voor de relatie tussen emotie en kleur.
Presenteer de werkstukken op onderstaande wijze:
Maak een foto van elke leerling met het gemaakte werk. Met zijn gezicht beeldt hij de emotie uit die op het werk te zien is.
Verzamel de werkstukken en maak er een groepstentoonstelling van. Hang de foto’s naast het werk.
Reflectie subdoelen
Welke kleur heeft de emotie blij bij jou?
Reflectie proces
Welk gevoel was het moeilijkst om te schilderen in kleur?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Vond je het makkelijk of juist moeilijk om de muziek te verbeelden?
Hoe voelde je je bij de muziek?
Hoe ging het vertellen over je eigen werk?
Wat wist je nog niet wat je nu wel weet?
Welk gevoel zou je de volgende keer willen schilderen?
5. Opdracht: Da's van mij
In deze opdracht gaan de leerlingen kunstwerken van diverse kunstenaars bekijken waarin de afdruk van handen een grote rol speelt. Natuurlijk wordt er ook gekeken naar prehistorische afdrukken die op verschillende plaatsen op de wereld te vinden zijn. In verf en in klei maken de leerlingen zelf afdrukken van hun handen en bespreken ze wat ze hierbij voelen.
Subdoel kennis
De leerling vertelt over de mogelijkheden en toepassingen van klei.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt verschillende afdrukken van (delen van) zijn hand in klei en verf.
Benodigdheden
A4 of A3 tekenpapier (120 gr.)
plakkaatverf of drukinkt op waterbasis
kwasten
plastic bordjes
verfschorten of oude overhemden
fijne Chamotte-klei
kleimatjes of andere stevige, gladde ondergrond
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren, presenteren en evalueren.
Doorloop in deze opdracht de volgende stappen:
Toon op het digibord grotschilderingen en andere voorbeelden van lichaamsafdrukken. Bijvoorbeeld:
Marijke en Gerjanne van Zuilen, My Favourite Colour (2015) Bespreek de werken:
Wat zie je, wat valt je op?
Met welke lichaamsdelen zijn deze werken gemaakt?
Met welk lichaamsdeel kun je het makkelijkst een afdruk maken?
Laat de leerlingen bij zichzelf ontdekken hoe het haar, de vingernagels, wenkbrauwen, etc. voelen. Benoem het samen.
Laat de leerlingen, bijvoorbeeld met vingerverf op papier, een aantal druktechnieken uitproberen. Laat ze experimenteren met de knokkels, vingertoppen, nagels, zijkant en rug van de hand. Als vervolg kunnen ze ook bewegen met de handen en vingers.
Bekijk en benoem klassikaal verschillen en overeenkomsten tussen de afdrukken.
Doorloop in deze opdracht de volgende stappen:
Iedere leerling krijgt een onderlegger om op te werken en een groot stuk klei.
De leerling boetseert met zijn handen de klei in een vorm.
Laat de leerling experimenteren met het afdrukken van verschillende delen van zijn hand.
Presenteer de werkstukken op onderstaande wijze:
Maak samen met de leerlingen een bepaalde ordening, bijvoorbeeld de vingers bij elkaar, de knokkels, etc.
Bedenk met elkaar mogelijke titels voor de werkstukken.
Iedere leerling vertelt in een kringgesprek kort iets over het gemaakte werk.
Reflectie subdoelen
Welke afdruk vind je het meest bijzonder?
Reflectie proces
Welke verschillen zie je tussen jouw handafdrukken en die van je klasgenoten?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Wat valt je op aan de verschillende afdrukken?
Hoe voelt klei?
6. Opdracht: Aanraken mag
In deze laatste opdracht staat textuur centraal. De leerlingen onderzoeken hoe materialen voelen: ruw, hard, zacht, glad, ribbelig, etc. Ze bekijken hoe kunstenaars portretten hebben gemaakt waarin textuur een grote rol speelt. Vervolgens maken ze met verschillende materialen een half-ruimtelijk zelfportret.
Subdoel kennis
De leerling benoemt verschillende zichtbare texturen in kunstwerken zoals glad, ruw, harig en bobbelig.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een zelfportret in de vorm van een collage met passende kleuren en texturen.
Benodigdheden
theedoeken
diverse materialen met verschillende texturen (bijvoorbeeld kroondopjes, lapjes stof, wol, schuurpapier)
wit, dik karton (minimaal A3-formaat) voor half-ruimtelijk portret
foto’s van gezichten van de leerlingen
zachte kleurpotloden
pastelkrijt
zachte wascokrijtjes (Panda-krijt)
scharen
behangerslijm en grote kwast
sterke hobbylijm
stukjes karton voor tekstbordjes
muziek voor bij de kunstwerken van de leerlingen (eventueel simpele muziekinstrumenten)
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren, presenteren en evalueren.
Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit:
De leerling onderzoekt geblinddoekt verschillende texturen van materialen (ruw, glad, zacht, hard, harig, glibberig, bobbelig, etc.) en benoemt het materiaal.
Toon portretten waarin textuur aanwezig is en bespreek deze. Kijk bijvoorbeeld naar:
Mogelijke vragen zijn: Wat zie je? Hoe zou het voelen? Waaraan zie je dat? Waar is het mee gemaakt?
De leerlingen maken een zelfportret in de vorm van een collage. Doorloop in deze opdracht de volgende stappen:
Leg zo veel mogelijk verschillende materialen en texturen klaar.
Geef de leerlingen ieder een stuk karton waarop ze hun zelfportret maken. Dit kan door eerst te tekenen, maar het mag ook direct met de verschillende materialen beplakt worden. Zorg dat het portret het hele karton vult. De leerlingen benoemen hun uiterlijke kenmerken (haar, huidskleur, kleding, etc.) en zoeken daar een passende textuur en kleur van het materiaal bij.
Mogelijke manieren van presenteren:
Hang de werken op in de school, bijvoorbeeld op de gang. Voeg daar eventueel onderschriften aan toe, vergelijkbaar met een expositie: titel van het project en de namen van de kinderen en/of emoticons.
Leerlingen leiden de klas en/of hun ouders of oudere leerlingen rond en vertellen over het door hen gemaakte werk.
Laat de leerlingen geluid maken bij hun werk, eventueel met gebruik van eenvoudige muziekinstrumenten.
Reflectie subdoelen
Aan welke collage zie je goed hoe de maker zich voelt?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Herkende je de materialen die je voelde?
Welke materialen en kleuren passen goed bij jezelf?
Ben je tevreden over je zelfportret?
Kon je over je eigen werk vertellen?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Welke materialen en kleuren passen goed bij jouw emoties?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Van wie zou je nog meer een kunstwerk willen maken?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.