Wij maken gebruik van cookies op deze website. We gebruiken deze om het gebruik van de website te analyseren, het gebruiksgemak te verbeteren en voor gerichte online advertenties. Door op 'Cookies accepteren' te klikken, geef je hier toestemming voor. We verzamelen géén persoonlijke gegevens. Meer weten? Check dan onzecookies pagina.
Bij jonge kinderen komen fantasie en spel nog helemaal van nature. In dit project gaan ze dat theatertalent verkennen, met poppen en knuffels als acteurs. In de eerste opdracht gaan de kinderen met het spel 'Ik ga op reis en neem mee…' zoeken naar gekke spullen, die ze meenemen op een avonturenreis naar hun droomplek. Met die spullen voeren ze allerlei theatrale opdrachten uit. De tweede opdracht gaat over poppenspel. De leerlingen bekijken poppenvoorstellingen (video of in het poppentheater), ze maken zelf handpoppen en verzinnen hier verhaaltjes voor. In de laatste opdracht bouwen ze hier op voort. Ze schilderen decors en laten hun poppen een spannende reis maken. Een presentatie voor publiek vormt de grote finale van dit project.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Het project Samen op weg begint met de leerkracht die met een koffer in zijn hand vertelt dat hij op reis gaat naar zijn droomland, maar niet weet wat hij mee moet nemen. Op basis van deze start wordt het prentenboek Speeltuin van Mies van Hout en bijbehorende animatie bekeken en uitgespeeld. Hierna bespreken de leerlingen in de kring wat een ideale droomplek is. Ze maken hun bedachte droomplek met materiaal naar keuze en bespreken wat onmisbare spullen zijn. In de volgende opdrachten oefenen de leerlingen met uiteenlopende speloefeningen, waaronder poppenspel. Dat leidt tot een eindspel, eventueel voor publiek, over hun eigen droomplek en voor hen belangrijke voorwerpen.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Benodigdheden Bij elke opdracht staat een opsomming van benodigdheden weergegeven.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit welke onderdelen bij de theatervorm poppenspel horen.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling geeft vorm aan een eigen droomplek door middel van poppenspel.
Benodigdheden Er zijn geen extra materialen nodig naast de algemene benodigdheden.
Aan de slag in de klas
Maak een keuze uit onderstaande opdrachten om het project te introduceren:
Je hebt een koffer en vertelt dat je op reis gaat. Je hebt namelijk een heel mooie plek verzonnen waar je heel graag heen wilt gaan. Bedenk zelf een passende omschrijving van jouw droomland. Maar je weet niet wat je allemaal moet inpakken en wat belangrijk is om mee te nemen. Je vraagt de leerlingen om hulp. Schrijf alles wat genoemd wordt op een lijstje. Vraag ook: “Wat zou jij zeker meenemen als je op reis gaat?” En denk aan bijzondere dingen zoals een toverstokje, maar ook een banaan voor als je ineens honger krijgt. Doe het lijstje in de koffer.
Bekijk, lees en bespreek het boek Speeltuin van Mies van Hout. Zie hiervoor de website van Mies van Hout en klik op het plaatje voor meer informatie. Als je het boek niet hebt, dan kun je deze animatie Voer een kringgesprek over wat er gebeurt in het prentenboek. Over wie gaat het? Waar willen ze naartoe? Wat gebeurt er onderweg? Wat vinden de leerlingen daarvan? Is het belangrijk om snel bij de speeltuin aan te komen? En als ze bij de speeltuin zijn, wat gebeurt er dan?
3. Oriëntatie
Benodigdheden
tekenmaterialen
bouwmaterialen
een koffer
diverse objecten om mee op reis te nemen
Aan de slag in de klas
Het filososfisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Is er een plek waar jij graag naartoe zou willen? Zo ja, vertel eens waarom je er graag heen wilt?
Bestaat die plek echt of niet?
Hoe is het om op reis of avontuur te gaan?
Wat is leuker: echt op reis of op een verzonnen (fantasie)reis?
Oriëntatieopdracht
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Droomplek Doorloop de volgende stappen:
Voer een kringgesprek over deze vragen: Hebben de leerlingen een droomplek, een verzonnen plek waar ze graag zouden willen zijn? Hoe ziet die plek eruit? Wat kun je er doen? Hoe voel je je daar?
Geef de leerlingen de mogelijkheid om hun droomplek vorm te geven. Bijvoorbeeld met blokken in de blokkenhut, door te tekenen of te bouwen in de zandbak.
Bespreek de vormgegeven droomplekken en laat de leerlingen erover vertellen. Leg de opbrengsten van de oriëntatie vast. Maak er bijvoorbeeld foto’s van waarbij je steekwoorden schrijft en bewaar deze voor later in het project.
Koffer inpakken Neem zelf als voorbeeld iets mee dat je absoluut mee zou nemen op reis. Bespreek met de leerlingen waarom dit voor jou zo belangrijk is. Stop het in de koffer. Vraag de leerlingen om ook iets mee te nemen van thuis. Wat is voor hen onmisbaar? Laat hen er kort iets over vertellen. Waarom hebben ze hiervoor gekozen? Stop de voorwerpen in de koffer. De voorwerpen gebruiken we later in het project. Wanneer het voorwerp niet op school kan blijven, kun je er een foto of tekening van maken.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling verzint en verbeeldt een verhaal over een eigen pop die een reis maakt naar een droomplek.
4. Opdracht: Op avontuur!
De opdracht start met het spel ‘Ik ga op reis en ik neem mee…’, waarin gekke voorwerpen meegenomen mogen worden. Naar aanleiding van dit spel worden voorwerpen op verschillende theatrale manieren ingezet. Er wordt eerst geëxperimenteerd met een schuursponsje. Daarna ook met meegenomen voorwerpen die in de koffer bewaard worden. Wat kunnen we met al die voorwerpen als we zijn aangespoeld op een onbewoond eiland? Het begeleid spel speelt een belangrijke rol bij het inleven in het thema. De opdracht eindigt met een presentatie waarin de leerlingen in groepjes op avontuur gaan naar hun droomplek.
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat een avontuur is.
Subdoel vaardigheid
De leerling zet voorwerpen op verschillende theatrale manieren in.
Benodigdheden
de koffer gevuld met voorwerpen (zie oriëntatieopdracht)
een schuursponsje
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Ik ga op reis en neem mee Warming-up in de kring. Je zegt: “Ik ga op reis en neem mee… een zonnebril”. De volgende in de kring herhaalt de zin en voegt iets toe, enzovoorts. Beeld ook zoveel mogelijk uit wat je meeneemt. Variatie: alleen met lievelingsdingen, mensen, gekke en bijzondere dingen en dingen die eigenlijk niet kunnen. Zoals: mijn vader en moeder, mijn luchtballon, mijn schatkist, mijn gouden haarkam, de boom voor de deur.
Schuursponsje Doorloop de volgende stappen:
Stop een schuursponsje in de koffer. Zet de koffer in de kring en pak het schuursponsje eruit. Geef het sponsje door in de kring en laat de leerlingen vertellen wat ze zien en voelen. Welke vorm heeft het? Hoe voelt het aan? Waarom zitten er twee verschillende kanten aan? Wat is dit? Wat kun je ermee doen? Wat zou je er nog meer mee kunnen doen? Als het geen schuursponsje mocht zijn, wat zou het dan kunnen zijn?
Laat elke leerling een handeling uitbeelden met zijn schuursponsje. Moedig hen aan om zoveel mogelijk variaties te verzinnen, het hoeft niet te kloppen. Wat hebben de anderen gezien?
Gek ding Gebruik de koffer die is gevuld met de eigen voorwerpen. Vraag de leerlingen om zich voor te stellen dat de koffer is aangespoeld op een eiland. Op dat eiland wonen de eilandbewoners. De eilandbewoners kennen al die voorwerpen niet en weten niet waarvoor ze bedoeld zijn. Ze zijn nieuwsgierig en gaan de voorwerpen onderzoeken. Wat zou het zijn? En wat zou je ermee kunnen doen? Je speelt een eilandbewoner, loopt naar de koffer toe en pakt er een voorwerp uit. Je bestudeert het en begint iets met het voorwerp te doen waarvoor het voorwerp misschien niet bedoeld is. Nu mag een leerling een eilandbewoner spelen en een voorwerp pakken, het onderzoeken en er iets mee doen. Als een andere ‘eilandbewoner’ wil meespelen, dan mag dat.
Haal het verhaal uit het prentenboek Speeltuin uit de introductie terug: de kinderen en de kat gaan naar de speeltuin, onderweg komen ze door allemaal verschillende fantasielandschappen.
Zorg voor voldoende ruimte. Laat de leerlingen zich inleven en in een geleidspel uitbeelden wat ze in de verschillende landschappen ervaren en meemaken. Ze lopen bijvoorbeeld door de duinen. Hoe loop je door het zand? Is het zand warm of koud? Ze klimmen een duin omhoog, ze moeten uitkijken voor het hoge helmgras en dan roetsjen ze weer naar beneden. Zo kunnen in ieder ‘landschap’ nieuwe situaties uitgebeeld worden.
Moedig de leerlingen aan om ook zelf te verzinnen wat ze zouden kunnen doen en laat hen vertellen welk gevoel ze hierbij hebben.
Gebruik de term “bevries” om het spel even te stoppen en een nieuwe opdracht of vraag te stellen. Bijvoorbeeld: “Wat als je een octopus was en je had acht armen? Dan kon je… acht ijsjes tegelijkertijd eten!”.
Stap in elkaars avontuur Een leerling is de leider. De andere leerlingen volgen door precies het gedrag te kopiëren dat de leider heeft bedacht. Bijvoorbeeld: de leider verzint dat hij op een onbewoond eiland op zoek is naar een schat. Door de jungle, de modder, het water, de bossen, de woestijn. Gebruik eventueel tot de verbeelding sprekende muziek voor de sfeer (bijvoorbeeld de muziek uit de animatie van het prentenboek). Laat de leerlingen écht samen op avontuur gaan in hun eigen fantasie en de fantasie van de ander.
Presenteren
Vorm groepjes of splits de groep in tweeën. Vraag wie de reisleider wil zijn. De reisleider vertelt en neemt een aantal avonturiers mee naar zijn droomplek. De reis gaat door verschillende fantasieplekken of landschappen. De tocht en de avonturen zijn belangrijker dan de aankomst. Speel zelf mee en help de reisleider door vragen te stellen. Bijvoorbeeld: Waar zijn we nu? Hoe ziet het eruit? Hoe voelt het? Wat gebeurt er? Stimuleer de fantasie door mee te denken, te spelen en suggesties te doen. De andere leerlingen zijn publiek. Bespreek de presentatie na. Wat hebben de andere leerlingen (het publiek) gezien of gehoord dat ze leuk, spannend of mooi vonden?
Reflecteren
Reflectie subdoelen
Welk voorwerp van een andere leerling zou je ook mee willen nemen op avontuur?
Reflectie proces
Wat zou je nog meer willen meemaken in je droomwereld?
5. Opdracht: Poppetje gezien, kastje dicht!
In deze opdracht maken de leerlingen op verschillende manieren kennis met poppenspel. Ze nemen een knuffel mee van thuis en spelen ontmoetingen tussen de knuffels. Er worden meerdere speloefeningen gedaan om de mogelijkheden van poppentheater te ontdekken. Zo is er een spel bij het lied ‘Ik stond laatst voor een poppenkraam’, bedenken de leerlingen poppenbewegingen en doen ze die na, oefenen ze het bevriesspel en maken ze popjes van hun vingers. In de uitvoerende fase maken de leerlingen een handpop van bijvoorbeeld een sok. De verhaaltjes die ze verzinnen worden door de gemaakte poppen gespeeld. In de presentatie laten de leerlingen het poppenspel zien aan publiek.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat alles een pop kan zijn in poppenspel, zoals voorwerpen, vingers en knuffels.
Subdoel vaardigheid
De leerling kan vanuit spel een eigen verhaal bedenken met verschillende soorten poppen.
Benodigdheden
knuffels van de leerlingen
een hoed
diverse materialen voor het maken van bespeelbare popjes
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Onderzoeken
Maak een keuze uit onderstaande opdrachten.
Poppentheater Bekijk en bespreek een paar fragmenten uit poppenvoorstellingen. Zijn de leerlingen al eens naar een poppentheatervoorstelling geweest? Wat kunnen ze erover vertellen?
Vraag de leerlingen vooraf hun lievelingsknuffel mee te nemen van thuis. Zorg voor de zekerheid voor wat extra knuffels en neem in ieder geval ook een eigen knuffel mee; het liefst een bespeelbare waar je hand in kan.
In de kring. Start met het introduceren van je eigen knuffel. Vertel in de rol van de knuffel, met een stemmetje, hoe je heet en dat je zo blij bent dat je een heleboel vriendjes hebt gevonden, dat je graag wilt weten hoe ze heten en hoe ze klinken. Laat de leerlingen om de beurt hun knuffels voorstellen en op die manier een naam en een stem aan de knuffels geven.
Ontmoeting. In tweetallen improviseren de leerlingen een poppenspel met de knuffel. Ze geven elkaar pootjes en vertellen elkaar hoe ze heten. Moedig de leerlingen aan om een stemmetje te verzinnen. De andere leerlingen zijn publiek en klappen als de ‘knuffels’ uitgespeeld zijn. Doe het eventueel de eerste keer samen met een leerling die wil voor.
Start met het bevriesspel als warming-up. Laat de leerlingen steeds nieuwe poppenbewegingen verzinnen die gezamenlijk uitgevoerd worden.
Bespreek met de leerlingen wat de beste, grappigste of mooiste poppenbewegingen zijn. Kies er vijf uit en nummer ze van één tot en met vijf.
De leerlingen spelen de poppen in de poppenkraam. Je speelt zelf de poppenkoopman. Geef elke leerling eventueel een eigen attribuut. Start met het zingen van het lied. Als de koopman op reis gaat (hij doet zijn hoed op en pakt de koffer), doen de leerlingen beweging één die van tevoren is afgesproken, enzovoorts.
Uitvoeren
Voer onderstaande opdrachten uit of maak een keuze.
In de kring. Start met vingergymnastiek. Laat de leerlingen bedenken welke bewegingen ze met hun handen en vingers kunnen maken. Kunnen ze ook met één vinger bewegen? Kun je met twee vingers een danseresje nadoen?
Leer gezamenlijk een van onderstaande rijmpjes aan en speel het mee met je vingers.
Naar bed, naar bed, zei Duimelot, Eerst nog wat eten, zei Likkepot. Waar zal ik het halen?, vroeg lange Jan. Uit grootmoeders kastje, zei Ringeling. Dat zal ik verklappen, zei ’t kleine ding.
Of
Duimelot is in ’t water gevallen. Likkepot heeft hem eruit gehaald, lange Jaap heeft hem thuis gebracht, korte knaap heeft hem in bed gelegd, En kleine pinkje heeft alles gezegd.
Teken bij iedere leerling een gezichtje (emoticon) op de top van de wijsvinger. Vraag de leerling wat hij wil: een blij, verdrietig of boos gezichtje. Iedere leerling verzint een naam en een stemmetje voor zijn vingerpopje. De vingergezichtjes stellen zichzelf voor aan de anderen. De leerlingen voeren in tweetallen een gesprekje met hun vinger.
Mijn eigen vriendje Vertel de leerlingen dat ze een eigen vriendje mogen maken die met hen mee op reis kan gaan. Maak samen met de leerlingen een sok-, stok- of vingerpopje. Bijvoorbeeld met een pollepel of andere ongebruikelijke materialen of voorwerpen, zoals het schuursponsje. Kijk op Pinterest voor inspiratie.
Tip: een popje kan ook heel eenvoudig gemaakt worden met een zakdoek of vierkant lapje. Leg een grote knoop in een hoek en twee kleine in twee andere hoeken. Teken of plak er een gezichtje op. Of van een schuursponsje, zoals te zien is op Pinterest.
Op avontuur met je zelfgemaakte popje De leerlingen mogen een avontuurtje verzinnen en uitspelen met hun eigen popje. Maak gebruik van de opbrengsten uit de eerdere opdrachten. Laat de leerlingen in tweetallen hun verhaaltje verzinnen, oefenen en uitspelen. Gebruik hiervoor eventueel een poppenkast of een tafel of lap van waarachter de leerlingen hun poppenspel kunnen spelen.
Presenteren
Presenteer de verzonnen avonturen aan elkaar. Welke leerlingen willen hun poppenspel laten zien? Laat hen de scène nog een keer oefenen en geef tips en tops. Nodig eventueel een andere groep uit om naar het poppenspel te komen kijken.
Reflecteren
Reflectie subdoelen
Welke beweging van jouw pop maakte heel duidelijk wat er gebeurde?
Reflectie proces
Hoe bedacht je welk avontuur jouw pop ging beleven?
6. Opdracht: Ga je mee?
Poppenspelers hebben de magische mogelijkheid om poppen tot leven te brengen. In deze opdracht starten de leerlingen met het bekijken van voorbeelden hiervan. Vervolgens bedenken ze hoe hun gemaakte pop uit de tweede opdracht een reis maakt. Om dat te kunnen doen, is het belangrijk om antwoorden te krijgen op een aantal vragen, waaronder: Hoe heet het land waar we heen gaan? Hoe komen we daar? Hoe ziet het eruit? Wat ga je daar voor spannends doen? Bij het verhaal wordt een tekening of schilderij gemaakt dat als decor bij de verhalen gebruikt kan worden. Alle werkjes vormen een route waarlangs de leerlingen een reis kunnen maken. Met geleidspel en het oefenen van hun verhaal bereiden de leerlingen zich voor op een presentatie voor publiek.
Subdoel kennis
De leerling vertelt wat een decor is.
Subdoel vaardigheid
De leerling improviseert, samen met anderen en met hulp van de leerkracht, een reis langs droomplekken, die op zelfgemaakte achtergronden zijn getekend.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Op reis naar Fantasia Bespreek met de leerlingen dat ze samen met hun popje op reis gaan naar hun zelfverzonnen fantasieplek. Maak gebruik van de opbrengsten uit de oriëntatie: de verzameling droomplekken. Hoe ziet hun fantasieplek eruit? Wat is daar allemaal te doen? Hoe kom je er? Is het een eiland? Is het een land hoog in de lucht? Kun je er komen in een speciaal voertuig? Moet je eerst een draak verslaan? Of ben je er in één keer als je een toverspreuk opzegt?
Kom we gaan! Vorm twee- of viertallen. Geef de leerlingen de opdracht om met hun popje in een poppenspel een stukje van hun reis te spelen. Waar zijn ze? Hoe reizen ze? Wat maken ze mee? Zijn er problemen? Gebeurt er iets leuks? Wat gaat mee op reis en hebben ze in hun koffer gestopt?
Mijn fantasieplek Geef de leerlingen de opdracht om een tekening of schildering op A4- of A3-formaat te maken die ze bij hun eindspel kunnen gebruiken als achtergrond. Laat de leerlingen vertellen over hun werk.
Uitvoeren
Doe de onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Avonturenroute: wensen- en verlangenreis Doorloop de volgende stappen:
Verspreid de gemaakte tekeningen uit de onderzoeksopdracht over het lokaal. Vraag de leerlingen waar in de klas hun droomplek zich moet bevinden. Hangt hij in de lucht? Zit hij verstopt achter een kast?
Maak samen een route van plek naar plek en verzin het avontuur van de reis. Waarmee reis je van de ene naar de andere plek? Een luchtballon? Een raket? Op de rug van een haas? Wat maak je onderweg mee. Schrijf de ideeën op.
Iedere leerling vertelt samen met zijn pop het stukje van de reis naar zijn eigen droomplek terwijl hij ernaartoe loopt. De leerling of zijn pop is de verteller.
Ga je mee? De leerlingen hebben al veel avonturen verzonnen. Laat hen nu ook in tweetallen een poppenspelavontuur bedenken en oefenen met hun eigen tekening of schildering als decor op de achtergrond.
Naar de andere kant van de wereld Doe met de leerlingen een geleidspel met eigen inbreng. Verzin en speel samen al improviserend een reisverhaal en neem hierin de opbrengsten van de vorige opdrachten mee. Of gebruik het verhaal uit de bijlage (zie de link onder benodigdheden).
Presenteren
Maak een keuze uit de onderstaande presentatiemogelijkheden.
Maak samen met de leerlingen een keuze uit de opdrachten onder ‘Uitvoeren’. Wat willen de leerlingen het liefst laten zien, bijvoorbeeld aan hun ouders: het poppenspel, de route door het lokaal van droomplek naar droomplek of het geleidspel? Neem de tijd om te oefenen.
Vraag een collega of de directeur om mee te gaan op reis van droomplek naar droomplek in het lokaal. Geef hem of haar een koffer mee. Speler één (een leerling met pop) neemt de gast aan de hand mee terwijl de leerling en de pop vertellen over de reis. Bijvoorbeeld: “Stap in de koets, we hobbelen over een heuvel, oei, daar staat een grote beer”, enzovoorts. Aangekomen bij zijn eigen droomplek geeft hij het stokje door aan de volgende speler. Film het avontuur en deel het met de ouders.
Reflecteren
Reflectie subdoelen
Welk decorstuk hielp jou het beste om een verhaal te verzinnen?
Evalueren
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen.
Ga je vaker avonturen verzinnen?
Wil je alleen op fantasiereis gaan of neem je liever iemand mee?
Wat ga je doen met je getekende fantasieplek? Ga je deze bewaren of verzin je een nieuwe?
Is jouw knuffel veranderd door er toneel mee te spelen?
Als je nog eens een poppenkastpop zou maken, hoe zou je hem dan maken?
Hoe zou het zijn om een poppenspeler te zijn?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Is jouw pop veranderd door er poppenspel mee te spelen?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Naar welke droomplek zou je graag nog op avontuur gaan met jouw pop?