Wie? Wat? Waar? Ze worden de ‘drie W’s’ genoemd. Vanuit deze drie vragen kun je met een beetje fantasie kleine verhaaltjes verzinnen. Aan de hand van de gekke woorden uit het Boek zonder tekeningen van B.J. Novak wordt nagedacht en gespeeld met zelfverzonnen rolfiguren. In de tweede opdracht staat juist een boek met alleen illustraties centraal. Vanuit de drie W-vragen halen de leerlingen verhaaltjes uit de illustraties. Ze spelen de verhaaltjes na of maken een levend schilderij, een tableau vivant. In de laatste opdracht gebruiken we het boek De Gruffalo en maken de leerlingen kennis met Kamishibai, een Japanse theatervorm met vertelkastjes. Ze bedenken er verhaaltjes voor. De ouders komen kijken naar hun Kamishibai-voorstelling.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Dit project gaat van start met de onthulling van een speciaal ingerichte verhalenplek met drie boeken die een belangrijke rol spelen in dit project: Het boek zonder tekeningen van B.J. Novak, Picknick met taart of Waar is de taart? van Thé Tjong-Khing en De Gruffalo van Julia Donaldson en Axel Scheffler. Gedurende het project groeit de verhalenplek met alle opbrengsten en verhalen van de leerlingen. In de oriëntatie leren de leerlingen drie w’s van een verhaal: wie, wat, waar? Ze onderzoeken de mogelijkheden van hun stem door een personage uit een verhaal een stem te geven en door verhalen te fluisteren. In de opdrachten die volgen staat het uitbeelden van bestaande en zelfbedachte verhalen, personages, stemgebruik en het toepassen van de drie w’s centraal.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Maak een keuze uit onderstaande introductieopdrachten.
Verhalenhoek Doorloop de volgende stappen:
Introduceer het project door de leerlingen te verrassen met een speciaal ingerichte verhalenplek in de klas. Zet hier bijvoorbeeld een voorleesstoel neer. In het project worden drie boeken gebruikt:
De Gruffalo van Julia Donaldson en Axel Scheffler.
Zet deze boeken bijvoorbeeld mooi ingepakt klaar, met eventueel de nummers 1, 2 en 3 erop zodat de leerlingen nieuwsgierig worden.
Verzamel voor in de verhalenplek gedurende het project de opbrengsten van de opdrachten, zoals de verhalen die gebruikt, verzonnen en gemaakt zijn. Verzamel eventueel ook de verhalen die jullie leuk vinden. Bijvoorbeeld de (lievelings)boeken die de leerlingen thuis lezen. En mooie prenten of posters, of flyers en affiches van voorstellingen.
Het boek zonder tekeningen Open het project met Het boek zonder tekeningen van B.J. Novak. Doorloop de volgende stappen:
Bereid het voor door eerst zelf dit filmpje te bekijken waarin Wim Helsen het boek voorleest. Zie de site van Lannoo voor een inkijkje in de eerste pagina’s. Maak het aantrekkelijk voor de leerlingen door het boek in te pakken en een vertelplek te creëren met een vertelstoel waar de leerlingen omheen kunnen zitten.
Haal het boek uit het inpakpapier. Speel dat je teleurgesteld bent: er staan helemaal geen illustraties of plaatjes in! Maar je wilt het best wel voorlezen als de leerlingen dat ook willen.
Tip: Gebruik eventueel dit YouTube-filmpje met het hele boek. Let op: zet het geluid uit, zodat je het zelf kunt voorlezen.
Bespreek met de leerlingen hun ervaring. Welk woord vonden ze het leukst? Laat de leerlingen zelf de woorden (zoals Blork, Bluurf, Blieblie, Doenkie, Grumpf, Wokko) uitspreken. Hoe klinkt het? Spreek je Blork met een hoge of met een lage stem uit? Langzaam of snel? Welke variaties kunnen de leerlingen allemaal bedenken? Krijgen de leerlingen ook plaatjes en beelden in hun hoofd?
3. Oriëntatieopdracht
Benodigdheden
potjes met deksel
etiketten
uitdeelboekjes om mee naar huis te nemen
Aan de slag in de klas
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen.
Vertel jij wel eens een verhaal? Aan wie?
Heb je wel eens een plaatje in je hoofd?
Waarom vertellen we verhalen?
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Vertellen Doorloop de volgende stappen:
Houd een kringgesprek over het sub-thema ‘vertellen’. Welke associaties hebben de leerlingen hiermee? Is er een verschil tussen voorlezen en vertellen? Kun je een verhaal vertellen zonder boek? Of zonder woorden?
Kies een moment van uitwisseling in de klas. Bijvoorbeeld op maandagmorgen of na de vakantie. In een begeleid kringgesprek leren de leerlingen een eigen verhaaltje beter structuren met behulp van wie-wat-waar-vragen. Vraag de kinderen in de groep om even na te denken over wat ze bijvoorbeeld dit weekend gedaan hebben. Stel dan gericht vragen zoals: “Met wie was je?” De leerling antwoordt bijvoorbeeld: “Met de poes”. “Waar was je?” “Op het balkon.” “Wat gebeurde er?” “De poes wilde springen.”
Verhalenpotje Doorloop de volgende stappen:
Verzamel glazen potjes met een deksel of doosjes – of vraag de leerlingen om deze van thuis mee te nemen.
Bespreek met de leerlingen dat ze vast ook (eigen) verhaaltjes kennen in hun hoofd. De leerlingen mogen zo’n eigen verhaaltje fluisteren in een potje. Je hebt zelf een leeg potje. Doe voor hoe je een verhaaltje in het potje fluistert. Doe snel de deksel erop en plak er een etiket op. Leg uit dat ze vrijuit een verhaaltje mogen vertellen, omdat niemand het hoort.
Laat de leerlingen hun eigen verhaaltje in hun eigen potje fluisteren. Help hen met het maken van een etiket. Heeft het verhaal een naam? Of laat ze een tekening over het verhaaltje op het etiket tekenen. Plak de sticker op het potje zodat je straks nog weet welk verhaal erin zit. Zet de potjes in de verhalenhoek.
Uitdeelboekjes Doorloop de volgende stappen:
Er zijn tegen weinig kosten veel verschillende uitdeelboekjes te bestellen op internet. Bijvoorbeeld de Kikkerverhaaltjes van de Haagse tekenaar en schrijver Max Velthuijs. Zet de boekjes als verrassing in de verhalenhoek.
Geef de leerlingen allemaal een boekje mee naar huis. Ze mogen dit thuis lezen met een ouder of verzorger. Of vraag een ouder of verzorger in de klas te komen voorlezen uit het uitdeelboekje. Kunnen de leerlingen het verhaaltje met behulp van de wie-wat-waar-vragen in de klas navertellen?
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling vertelt door middel van verschillende theatervormen een eigen verhaal.
4. Opdracht: Vertel me wat je bent
In deze opdracht bedenken de leerlingen welke personages horen bij de vreemde namen uit Het boekzonder tekeningen van B.J. Novak. Zij bedenken zelf hoe de personages eruitzien. Daarna beelden ze de personages uit. Stemgebruik en onzintaal spelen hierbij een belangrijke rol. Met behulp van de wie-wat-waar-vragen worden verhaaltjes verzonnen. Tijdens de presentatiefase laten de leerlingen hun personages aan de ouders zien.
Subdoel kennis
De leerling benoemt jabbertalk bij het uitbeelden van een wezen.
Subdoel vaardigheid
De leerling zet beelden in zijn hoofd om in een gebeurtenis via geluiden, stemmen bewegingen en houdingen.
Benodigdheden
teken- en/of schildermaterialen
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Voer onderstaande opdrachten uit.
Verbeelding Lees en bespreek (nogmaals) Het boek zonder tekeningen van B.J. Novak (zie de introductie). Vertel dat jullie gaan bedenken welke wezens er achter die vreemde woorden verscholen zitten.
Mijn Bluurf Doorloop de volgende stappen:
Bekijk en bespreek de animatie Vreemd beest van Cristina Garcia Martin.
Geef de leerlingen de opdracht om een personage te verzinnen bij de vreemde woorden uit het boek, zoals Blork, Bluurf, Blieblie, Doenkie, Grumpf of Wokko. Bespreek met elkaar hoe de wezens eruit zouden kunnen zien. Laat de leerlingen één of meerdere tekeningen maken van hun fantasiefiguren en deze een naam geven. Bewaar de tekeningen voor de derde opdracht.
Maak een keuze uit onderstaande opdrachten.
Tot leven komen De leerlingen gaan een eigen personage maken van hun verzonnen figuur. Ze beelden dit uit door middel van fysieke transformatie en stemgebruik. Hoe bewegen de wezens die de leerlingen bedacht hebben? Doorloop de volgende stappen:
Doe als warming-up het bevriesspel. Vraag een paar leerlingen om hun Blork of Blieblie te laten zien zonder geluid te maken. De andere leerlingen doen het na. Gebruik het commando “bevries” om het spel te stoppen en nieuwe leerlingen de beurt te geven.
Bespreek met de leerlingen hoe (bijvoorbeeld) een Blieblie kinkt als hij geluid kan maken. Praat hij snel of langzaam, hoog of laag? Welke verschillende emoties kunnen er in het stemgeluid klinken? Laat enkele leerlingen dit uitproberen. En als hij praat, welke taal spreekt hij dan, welke woorden zegt hij? Kunnen de leerlingen gekke nieuwe woorden verzinnen? Of praten in namaaktaal, het zogenoemde jabbertalk?
Geef de leerlingen de opdracht om zich voor te stellen in hun nieuwe rol. Bijvoorbeeld met de startzinnen:
“Hallo, ik ben … en ik houd van …” “Ik ben … en ik kan heel goed …”| “Hoi, ik ben …. Zullen we …”
Wat? Bespreek met de leerlingen dat ze een kort toneelstukje mogen maken met hun zelfverzonnen rolfiguur. Belangrijke vraag daarbij is: Wat gebeurt er? Er moet altijd iets gebeuren. Laat telkens twee leerlingen een kort stukje spelen met hun personages die hun eigen bewegingen en stemmetjes hebben. Bijvoorbeeld: Blork en Blieblie. Wat gebeurt er? Denk aan: Blork is gevallen en heeft zich pijn gedaan. Of: Blieblie heeft erge honger. In de toneelstukjes praten ze met elkaar en gaan ze samen iets doen. Kunnen ze elkaar begrijpen? Help indien nodig met het bedenken.
Vertellen over de Bluurk Laat de leerlingen die dat willen vertellen over hun fantasiefiguur en zo een eerste aanzet maken met het vertellen van een zelfverzonnen verhaaltje. Help de leerling op weg met de wie-wat-waar-vragen.
Maak een keuze uit onderstaande presentatiemogelijkheden.
Voorlezen Nodig ouders uit en lees Het boek zonder tekeningen voor. Presenteer de tekeningen en laat de leerlingen vertellen over hun figuur en het uitbeelden. Kunnen de ouders het nadoen?
Vertellen Hang de tekeningen van de vreemde wezens op en laat de leerlingen aan hun ouders over de wezens vertellen.
Reflectie subdoelen
Hoe heb je het stemmetje/geluidje en de beweging bedacht voor het vreemde wezen?
Reflectie proces
Hoe was het om jouw nieuwe wezen uit te beelden?
5. Opdracht: Ik zie het verhaal
In deze opdracht staat een boek zonder woorden centraal. Bij het bekijken van het boek bedenken de leerlingen de verhaallijnen door antwoord te geven op de wie-wat-waar-vragen. Bij het gecreëerde verhaal kiezen de leerlingen een rol die ze laten zien in een tableau vivant. Van deze tableaus worden foto’s gemaakt zodat de leerlingen ze kunnen vergelijken met de illustraties in het boek. Tijdens de presentatiefase bekijken de ouders de foto’s en bedenken ze de verhalen die erbij horen.
Subdoel kennis
De leerling benoemt tableau vivant bij het uitbeelden van een moment uit het verhaal.
Subdoel vaardigheid
De leerling beeldt een personage uit binnen een zelf bedacht verhaal vanuit de wie-wat-waar vragen.
Benodigdheden
eventueel verkleedkleding
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Bekijk met elkaar het prentenboek Picknick met taart of Waar is de taart? van Thé Tjong-Khing (of gebruik een ander prentenboek zonder woorden). Loop eerst met elkaar het hele boek door. In dit voorbeeld gebruiken we het boek Waar is de taart?, met daarin de verschillende verhaallijnen. Welke allemaal? Wie zien we? Waar zijn we? Wat doen ze? Benoem samen met de leerlingen welke gebeurtenissen er allemaal te zien zijn:
biggetje valt;
taart wordt gepikt;
dassen raken gewond;
de otter valt;
apen pikken spullen.
In het midden van een verhaal gebeurt vaak iets. Bijvoorbeeld iets spannends, zoals het biggetje dat valt. Tip: er zijn een heleboel mooie filmpjes gemaakt vanuit de prenten in het boek. Bekijk samen met de leerlingen de video Picknick met taart.
Maak een keuze uit onderstaande opdrachten.
Vertel het verhaal Er zitten in de boeken Picknick met taart en Waar is de taart? verschillende verhaallijntjes. Wanneer je met elkaar het hele boek bestudeerd hebt, vraag je de leerlingen één personage, of een koppel, uit het verhaal te kiezen. Laat hen proberen te vertellen wat het antwoord is op de wie-wat-waar-vragen. Bijvoorbeeld:
Wie: moeder en kind konijn.
Wat: de kwijtgeraakte knuffel zoeken.
Waar: in het bos.
Probeer er vervolgens met elkaar een verhaaltje van te maken.
Speel het verhaal Doorloop de volgende stappen:
Speel in een begeleid spel met elkaar een bladzijde uit het boek. Bijvoorbeeld de laatste bladzijde: de picknick. Verdeel de dierenrollen. In dit stukje wordt geen tekst uitgesproken, er klinken alleen geluiden. Let erop dat de spelers niet door elkaar heen gaan brabbelen.
In het boek Picknick met taart hoort een aantal ‘rollen’ duidelijk bij elkaar. Bijvoorbeeld de honden en de muizen. Vorm groepjes van vier leerlingen. Geef de leerlingen de opdracht om de rollen te kiezen en van de belangrijkste momenten een tableau vivant (ofwel een levend plaatje) te maken. Zie de Toolbox Theater. Voorbeelden van mogelijke tableaus:
bij het huis;
achtervolging;
achtervolging twee: ze gaan beiden een andere kant op;
struikelen;
ze eten lekker taart.
Geef de leerlingen de tijd om hun ‘plaatjes’ te maken. De vier kinderen staan voor de klas in hun eerste tableau. Tel tot vijf: ze blijven vijf tellen stilstaan. Dan mogen ze bewegen naar het volgende plaatje. Wanneer je in je handen klapt, staan ze stil en tel je weer tot vijf.
Doe dit nog een keer. Nu mogen de leerlingen het verhaallijntje gaan uitspelen. Wat gebeurt er tussen het eerste en het tweede plaatje? Enzovoort. Hierbij mogen ze ook geluid of woorden gebruiken.
Tableaufoto’s prenten Kies een plaat uit het prentenboek en zet de afbeelding in een tableau vivant. Zorg voor voldoende ruimte en verdeel de rollen. Wie beeldt welke personages uit? Waar staan, zitten of liggen ze? Kijk of het tableau zoveel mogelijk lijkt op de afbeelding uit het prentenboek. Maak foto’s van het tableau vivant. Print de foto’s uit op A4-formaat en maak er kopieën van. Laat de leerlingen er in groepjes op tekenen, zodat de foto zoveel mogelijk op de originele prent gaat lijken. Bijvoorbeeld tekeningetjes van konijnenoren en een biggetjesstaart, de achtergrond, de spullen die ontbreken, enzovoort. Zo wordt het wie-wat-waar duidelijk.
Hang de tableaufoto’s op. Wanneer de ouders in de klas zijn, laat de leerlingen dan individueel aan hun ouder het verhaal bij de verschillende foto’s navertellen. Bekijk daarna met elkaar de afbeelding in het echte prentenboek.
Reflectie subdoelen
Lijkt jouw moment uit het verhaal op dat van de andere kinderen?
Reflectie proces
Zag iemand een verhaal dat niemand anders zag?
6. Opdracht: Vertelkastje
In deze laatste opdracht staat de Kamishibai (vertelkastje) centraal. De leerlingen maken met behulp van de leerkracht zelf een Kamishibai. Op basis van een aantal verhalen en boeken, waaronder De Gruffalo, bedenken ze hoe je in een vertelkastje verschillende soorten verhalen in beeld kunt brengen. Op basis van de drie boeken uit dit project kan er een voorstelling in de Kamishibai worden gemaakt. De leerlingen tekenen een achtergrond en personages. Hiermee bedenken ze iedere dag een ander verhaaltje in het vertelkastje, dat ze voor ouders spelen.
Subdoel kennis
De leerling benoemt het gebruik van een vertelkastje.
Subdoel vaardigheid
De leerling vertelt een eigen verhaal bij verschillende afbeeldingen in het vertelkastje.
Benodigdheden
diverse materialen voor het maken van een vertelkastje van karton
tekenmaterialen
vertelplaten van verhalen naar keuze
geprinte vertelplaten n.a.v. onderstaande links
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Voer onderstaande opdrachten uit.
De Gruffalo Bekijk en bespreek het boek de Gruffalo van Julia Donaldson. Gebruik het Gruffalotoneelstuk. Wat is het verschil met de eerder besproken boeken? Wat gebeurt er als je dit verhaal vertelt zonder de prenten erbij? En wat gebeurt er met dit verhaal als je de woorden weghaalt? Bekijk eventueel ook de trailer van de theatervoorstelling de Gruffalo door Meneer Monster.
Onze eigen Kamishibai Doorloop de volgende stappen:
Bekijk vooraf zelf dit filmpje over het gebruik van het vertelkastje. Aan het einde van het filmpje worden ook handige tips gegeven. Bijvoorbeeld over hoe meer verdieping in het verhaal aan te brengen: vertel in eigen woorden, gebruik de originele tekst, werk met vraag en antwoord. Een verhaal vertellen uit het hoofd is spannend.
Bekijk en bespreek met de leerlingen (één van) de trailers van voorstellingen waarin een vertelkastje gebruikt wordt: Floris en Blancefloer door De Dagen en/of Kamishibai voor Kleuters door NTjong.
Vertel de leerlingen dat er een verteltheatertje in de klas komt om het vertellen leuker te maken. Maak een eigen vertelkastje samen met de leerlingen. Dat kan op een eenvoudige manier met stevig karton. Voor een uitgebreide uitleg en instructies voor het maken van een Kamishibai kun je het boek Kamishibai:De Magie van het vertelkastje van Karin Wanrooij bestellen. Andere tips:
Er zijn ook kant en klare vertelkastjes en series Kamishibaiplaten te koop. Zie bijvoorbeeld dit filmpje.
Houd een kringgesprek met de leerlingen over het vertelkastje. Wat gaan we ermee doen? Waar lijkt dit op? Maak ook de vergelijking met een theater. Iedereen kan zien dat het kastje nu nog leeg is. Leg aan de leerlingen uit dat jullie samen gaan zorgen dat het kastje gevuld gaat worden met verhalen. Misschien hebben de leerlingen al ideeën over hoe dat zou kunnen? Welke vertel-ideeën hebben ze? Alles is goed. Noteer de bevindingen.
Voer onderstaande opdrachten uit.
Vertelkastje komt tot leven Bekijk en bespreek een fragment van de trailer van Lucia en Kamishibai. De Kamishibai wordt hier gecombineerd met poppenspel.
Zo veel verhalen Bespreek met de leerlingen dat er nu drie boeken zijn met heel veel verhalen die je op heel veel verschillende manieren kunt vertellen. Leg uit dat jullie gaan uitproberen hoe en op welke manier jullie verhalen kunnen vertellen met behulp van het vertelkastje. Probeer bijvoorbeeld onderstaande varianten uit met de drie boeken. Of bedenk met de leerlingen eigen variaties en vertelmogelijkheden.
Boek 1: Het boek zonder tekeningen
Pak de tekeningen van de vreemde wezens uit de eerste opdracht erbij. Bespreek met de leerlingen dat een verhaaltje zich altijd ergens afspeelt. Waar? Bijvoorbeeld in het kasteel, in de woestijn, op de maan. Laat de leerlingen plekken verzinnen. Geef de opdracht om op A3-formaat een tekening te maken van het achtergronddecor van hun zelfbedachte personage: een plek waar hun verzonnen wezen graag is en waar het verhaaltje zich dus afspeelt.
Gebruik de tekeningen van de Blieblie en Blorks uit de eerste opdracht. Maak er voor de zekerheid kleurenkopieën van. Plak deze op karton, knip ze uit en plak er een satéprikker achter, zodat er een stokpopje ontstaat. Of plak de wezens rechtstreeks op de achtergrond.
Plaats de werkstukken in het vertelkastje en laat de leerlingen verhalen vertellen bij de tekeningen.
Boek 2: Picknick met taart of Waar is de taart? Plaats het boek in het vertelkastje of maak kopieën van de platen. Laat de leerlingen kiezen bij welke plaat ze een verhaal willen vertellen.
Boek 3: de Gruffalo Bij het derde boek zijn er meerdere mogelijkheden. Bijvoorbeeld:
Maak vertelplaten door de prenten uit het boek te kopiëren. Lees eerst zelf het verhaal voor zoals het in het boek geschreven staat. Laat dan leerlingen het verhaal navertellen met behulp van de platen in het vertelkastje.
Gebruik het magneetboek. Plaats het magneetboek in het vertelkastje en laat de leerlingen hiermee verhalen maken.
Speel het Gruffalotoneelstuk, bijvoorbeeld in een begeleid spel, een geoefende scène met rolverdeling of als vertelling met of zonder vertelkastje.
Maak een keuze uit onderstaande presentatiemogelijkheden.
Iedere dag! Vertel de ouders dat de komende week iedere dag een verhaaltje wordt verteld in de vertelhoek. Om bijvoorbeeld drie uur zijn ze welkom om te komen luisteren. Varieer in de mogelijkheden. Laat de leerlingen de vorm kiezen. Gebruik alle vertelvariaties die er gevonden zijn tijdens het project. Laat de leerlingen vrijuit improviseren met het vertellen. Misschien willen de ouders de verhaaltjes zelf ook een keertje komen vertellen?
Vertelpotje Sluit het project af met de vertelpotjes. Laat de leerlingen zelf beslissen wat ze ermee willen doen. Ze kunnen bijvoorbeeld hun verhaaltjes bevrijden uit het potje en vertellen welk verhaal ze horen.
Reflectie subdoelen
Wat vind je spannend bij het werken met een vertelkastje?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen.
Wat heb je liever: een boek zonder of met tekeningen?
Wat is jouw lievelingsboek? Waarom?
Hoeveel verhalen hebben jullie ontdekt?
Hoe is het om zelf een verhaal te verzinnen?
Wat vind je leuker: voorgelezen worden of zelf verhalen vertellen?
Wat vind je fijner: een verhaal naspelen of vertellen? Waarom?
Hoe is het om met jezelf een plaatje (tableau vivant) te maken, zoals in een prentenboek?
Welk van de drie boeken zou je voor altijd willen bewaren? Waarom?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Hoe was het om zelf een verhaal uit te beelden of te vertellen?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Op welke manier zou je een wie-wat-waar verhaal nog eens willen laten zien? Jabbertalk, tableau vivant of vertelkastje?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.