Voer onderstaande opdrachten uit of maak een keuze.
- Maak een bruggetje naar de jeugdliteratuur door op te merken dat je bij het lezen van kinderboeken ook andere dingen zullen opvallen als je jaren later een boek nog eens herleest. Wie kan daar een voorbeeld van geven? Stel dat je Pluk van de Petteflet nog eens herleest als je in groep 7 zit, wat zal je dan opvallen? (Bijvoorbeeld dat het vreemd is dat een jongetje in een kraanwagen rondrijdt, of dat de naam ´mevrouw Proper´ niet toevallig is gekozen.)
- Vertel dat het boek dat in het komende literatuurproject (voor groep 8) centraal staat, gaat over een meisje dat haar eigen omgeving ontgroeid is. Ze wil als een echte wereldburger naar een wereldstad: naar New York!
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
- Wat vind je anders of lastig aan de filosofische vragen in vergelijking met ´gewone´ vragen?
- Wat zal er anders zijn aan een boek dat voor kinderen van groep 8 en ouder geschreven is?
Voor de leerkracht van groep 7 Omdat het boek Honderd uur nacht niet geschikt is voor groep 7, staat hieronder een alternatieve opdracht. Bij de opdracht horen enkele werkbladen die je in de bijlagen vindt. |
Beknopte projectsuggestie groep 7
Start met de dia van het muurgedicht uit de introductie voor groep 8. Vertel dat er in Den Haag op allerlei plaatsen gedichten op muren zijn gezet, bijvoorbeeld deze (foto digibord). Vraag:
- Wat vind je ervan dat er gedichten op muren zijn gezet? Waarom vind je dat?
- Waarom zou men dat doen, denk je?
- Wat vind je van het gedicht dat je hier ziet?
Ga naar de website straatpoezie.nl en constateer dat er in heel Nederland veel voorbeelden zijn te vinden. Zoom in op Den Haag.
Het lukraak aanklikken van locaties leidt vaak naar voor kinderen onbegrijpelijke gedichten. Vertel daarom dat je vooraf vier gedichten uit Den Haag hebt uitgekozen.
Werkblad 1: Lizette de Koning – Lijn 9
Werkblad 2: Garcon Fragile – Anna
Werkblad 3: Toon Hermans – Een Kip
Werkblad 4: Nelly Lausberg van Os – Bril
Deel de werkbladen met de gedichten uit. Alle leerlingen bestuderen de vier gedichten; organiseer dit in een circuitvorm of laat de werkbladen steeds doorgeven. Telkens bestuderen de leerlingen aan de hand van de volgende vragen:
- Bespreek met je groepje hoe je dit gedicht op een mooie manier hardop kunt voorlezen.
- Wat vinden jullie van dit gedicht?
- Heeft de dichter een bedoeling met het gedicht? Zo ja, welke?
- Op welke plek in jouw omgeving zou dit gedicht passen? Waarom daar?
In de volgende les laat je de leerlingen bedenken waar in de omgeving van de school een gedicht zou passen. Houd het realistisch want met een complete muurschildering zal de eigenaar van het gebouw niet blij zijn. Kies plekken waar je gemakkelijk een gelamineerde poster een tijdje op zou kunnen en mogen hangen.
Eerst verdiepen de leerlingen zich verder in bestaande poëzie. Verzamel daarvoor enkele gedichtenbundels (bibliotheek) die geschikt zijn voor leerlingen (suggestie: de bundels van Edward van de Vendel, Annie M.G. Schmidt, Toon Tellegen, Ted van Lieshout, Hans en Monique Hagen).
Laat de leerlingen vrij door de bundels snuffelen en met een suggestie komen welk gedicht, waar en waarom zou passen in de omgeving.
Vervolgens laat je de leerlingen zelf een gedicht schrijven. Op deze website vind je ideeën hoe je deze activiteit kunt organiseren.
Laat de gedichten in een fraaie kladversie uitwerken en organiseer een ´tentoonstelling´ in de klas. De leerlingen geven elkaar daarbij feedback en (vooral) feedforward: wat zou het gedicht nog mooier en beter maken?
De gedichten worden uitgewerkt en voorzien van een passende illustratie of achtergrond. Laat enkele voorbeelden zien.
Lamineer de gedichten en laat ze in de omgeving ophangen. Uiteraard organiseer je daar een feestje omheen, waarvoor je ouders en buurtbewoners uitnodigt.