Wij maken gebruik van cookies op deze website. We gebruiken deze om het gebruik van de website te analyseren, het gebruiksgemak te verbeteren en voor gerichte online advertenties. Door op 'Cookies accepteren' te klikken, geef je hier toestemming voor. We verzamelen géén persoonlijke gegevens. Meer weten? Check dan onzecookies pagina.
Identiteit van jonge kinderen begint bij het kennen en herkennen van het lichaam. In drie opdrachten en aan de hand van verhalen, boeken en liedjes gaan de leerlingen van groep 1 en 2 op onderzoek uit. Wat zit er aan de voorkant van je lichaam, en wat aan de achterkant? En wat kun je daar mee? In de eerste opdracht ´Ken je achterkant´ staat De wiebelbillenboogie centraal. Natuurlijk gaan we allemaal ook even onze eigen billen schudden! Lichaamsdelen zijn onderdelen van je lichaam, maar sommige lichaamsdelen bestaan zelf ook weer uit verschillende onderdelen. Dat leren we in de tweede opdracht met versjes en een gedicht over de hand. In de derde opdracht vragen de leerlingen zich af: “Kun je lichaamsdelen met iemand anders delen?”. In het boek De kakelbonte kameleon en het gedicht Lijmen gebeurt dat. Leerlingen maken een fantasiedier door twee of meer dierenplaatjes te combineren.
Alle Haagse basisscholen komen in aanmerking voor een gratis bronnenpakket bij deze projecten. Neem contact op met de cultuurcoach van je school om hierover afspraken te maken.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project In de introductie /oriëntatie maken de leerlingen kennis met het thema en begrip ´lichaam´ via enkele liedjes en gedichten. Deze laten zien dat je lichaam een onderdeel van je identiteit is en dat je trots kunt zijn op (delen van) je lichaam. Wat zit er aan de voorkant van je lichaam, en wat aan de achterkant? En wat kun je daar mee? In de eerste opdracht ´Ken je achterkant´ staan het ´wepboek´ én het echte prentenboek De wiebelbillenboogie centraal. Natuurlijk gaan we allemaal ook even onze eigen billen schudden! Lichaamsdelen zijn onderdelen van je lichaam. Maar sommige lichaamsdelen bestaan zelf ook weer uit verschillende onderdelen, leren we in de tweede opdracht ´Van geheel naar deel´. We leren versjes en een gedicht over de hand. In de derde opdracht vragen de leerlingen zich af: “Kun je lichaamsdelen met iemand anders delen?”. In het boek De kakelbonte kameleon gebeurt dat: de kameleon wil ook weleens vleugels en vinnen. De leerlingen maken een fantasiedier door twee of meer dierenplaatjes te combineren. Hoe heet dat dier?
uit de bibliotheek enkele prentenboeken met het thema ´lichaam´ (staan in de bibliotheek in een aparte bak of rek gesorteerd), of verzamel prentenboeken over dit thema uit de collectie van school
Aan de slag in de klas
Het project kan op de volgende manier worden geïntroduceerd:
Het kennen van je eigen lichaam is een hoofddoel van dit project. In het lied ´Dit zijn mijn wangetjes, dit is mijn kin´ wijzen de leerlingen lichaamsdelen aan. Het gedicht Knuffeltje legt de verbinding met het thema ´Identiteit´.
Laat de leerlingen het liedje ´Dit zijn mijn wangetjes´enkele keren meezingen en de gebaren erbij maken (aanwijzen van de delen van het hoofd).
Wijs er op dat ze tijdens het liedje allemaal onderdelen van het hoofd hebben aangewezen. Het hoofd zit bovenop je lichaam (“Wat is ‘je lichaam’?”).
Vertel dat ze de komende tijd meer liedjes gaan leren over het lichaam.
Vertel dat veel (prenten)boeken over ´het lichaam´ gaan, soms van kinderen of grote mensen, maar soms ook van dieren.
Laat enkele prentenboeken zien uit de collectie, zonder deze boeken nu al specifiek te behandelen, en wijs waar de boeken de komende tijd te vinden zijn om zelfstandig in te kijken/lezen.
3. Oriëntatie
Kennisdoelen
De leerling:
weet dat ´het lichaam´ onderwerp is van veel versjes, gedichten en (prenten)boeken;
weet dat vaak ook dieren een rol spelen in versjes en boeken over het thema lichaam.
Vaardigheidsdoelen
De leerling kan diverse lichaamsdelen (be)noemen.
Benodigdheden het gedicht Een knuffeltje hier van Nannie Kuiper. Daar is een kussensloop van.
Aan de slag in de klas
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Ben jij je lichaam?
Ben je nog jezelf met een ander hoofd of andere benen?
Wat is je lievelingsonderdeel van je lichaam? Waarom?
Als je iets aan je lichaam zou mogen veranderen, wat zou je willen?
Waarom loopt niet iedereen bloot over straat? Dat doen dieren toch ook?
Als dieren in prentenboeken toch kleren aan hebben, zijn het dan nog dieren?
Oriëntatieopdracht
Voer onderstaande opdrachten uit of maak een keuze:
Vertel dat je een gedicht gaat voorlezen: “Luister eens goed: over welke plekjes van je lichaam gaat dit gedicht?”
Een knuffeltje hier en een knuffeltje daar. Op je wang, op je oor, in je nek, in je haar. Nee, wacht nog eens even, ik ben nog niet klaar. Ik vind je zo lief, op je neus ook een paar! (Nannie Kuiper)
Lees het gedicht nog een keer voor en laat tijdens het gedicht de lichaamsdelen die genoemd worden aanwijzen.
“Een knuffeltje hier, een knuffeltje daar” – waar zijn ´hier en daar´?
Waar zou jij een knuffeltje willen?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Hoe gaat dat: ‘knuffelen´? Met welke stukjes van je lichaam doe je dat?
Vind je het een leuk gedichtje? Waarom?
Ken je nog meer versjes over je lichaam?
4. Opdracht 1: Ken je achterkant
Wat zit er aan de voorkant van je lichaam en wat aan de achterkant? Wat kun je daar mee? Centraal staan het wepboek én het echte prentenboek De wiebelbillenboogie. Natuurlijk gaan we allemaal ook even met onze eigen billen schudden!
Kennisdoelen
De leerling kent het prentenboek De wiebelbillenboogie.
Vaardigheidsdoelen
De leerling kan aangeven op welke plaats bepaalde lichaamsdelen aan het lichaam zitten (voor, achter, opzij).
het prentenboek De wiebelbillenboogie van Guido van Genechten
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Onderzoek
Laat de leerlingen nog een keer het liedje ´Dit zijn mijn wangetjes´ zingen (uit de introductieles, nu zonder digibord, maar mét gebaren).
Vraag en vertel: “Wijs allemaal nog eens je neus aan. Goed zo. Ik ben zo blij dat m’n neus van voren zit en niet opzij…”
Want opzij van mijn hoofd zitten mijn… Oren, en daar kan ik heel goed mee…
Hé! Wat zit er nog meer opzij van je lichaam? (Je armen – beweeg ze eens allemaal.)
Met welke lichaamsdelen kun je eigenlijk wiebelen?
En wat zit er aan de achterkant van je lichaam?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna • Wat als je neus niet van voren zit, maar opzij? • Wat kan je doen met je neus? Wat nog meer dan ruiken? (Zelfde vraag, ander lichaamsdeel.)
Uitvoeren
Doorloop de volgende stappen:
Vraag: “Zie jij wel eens je eigen achterkant?” Laat de leerlingen zich erover verwonderen dat je jezelf wel gemakkelijk in de spiegel kunt bekijken, maar zodra je je achterkant wilt zien, wordt het ingewikkeld…
Vertel dat Pino daar een liedje over heeft gemaakt.
Pino liet zijn achterkant zien. “Laten jullie allemaal eens je achterkant zien, net zoals Pino dat deed.” De leerlingen draaien zich om en steken hun billen naar achteren. “Ja! Ik zie jullie billen!”
Vandaag gaan we de ´wiebelbillenboogie´ doen. Kijk en luister maar eens naar dit wepboek.
Laat het boek De wiebelbillenboogie zien en vertel dat daar ook een filmpje van is gemaakt.
Start het ´Wepboek´ op het digibord. Let op: dit filmpje duurt 15 minuten. Laat alleen de eerste vijf minuten zien waarin het boek wordt verteld. De rest van het filmpje bestaat uit een soort ´overhoring´ van het verhaal (optioneel).
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna • Dit gaat over een olifantengezin, maar zou het ook over een mensengezin kunnen gaan? • Welke lichaamsdelen komen in het verhaal voor? Hebben mensen die lichaamsdelen ook?
Presenteren
Bekijk met de leerlingen het prentenboek De wiebelbillenboogie. Laat de leerlingen staande het liedje zing-zeggen en daarbij hun billen schudden. Bekijk de bijlage voor de tekst uit het liedje.
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna • Wat hebben we gedaan? • Wat vond je leuk? Waarom? • Wie kan het beste ´wiebelbillenboogieën´?
5. Opdracht 2: Van geheel naar deel
Lichaamsdelen zijn onderdelen van je lichaam. Maar sommige lichaamsdelen bestaan zelf ook weer uit verschillende onderdelen. Zoals je hand. We leren versjes en een gedicht over de hand.
Kennisdoelen
De leerling:
weet dat lichaamsdelen op hun beurt weer uit onderdelen kunnen bestaan;
kent de namen van de vingers en de begrippen hand en vuist.
Vaardigheidsdoelen
kan een vingerrijmpje opzeggen;
kan benoemen waar sommige lichaamsdelen op hun beurt weer aan vast zitten.
Laat de leerlingen twee aan twee vuisten stapelen, zoals in het filmpje
Laat nu jouw eigen vuist zien aan de leerlingen en doe je hand langzaam open: “Dit is mijn vuist, maar is het nu ook nog een vuist? Hoe noem je het dan?
Wat is het verschil tussen een hand en een vuist?
Wat kun je allemaal doen met je vuisten?
Wat kun je doen met je handen?
Wat kun je niet doen met je vuist, maar wel met je hand?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna • Wat vind je van dit liedje? • Wat gebeurde er toen je zelf vuisten stapelde? Wat voelde je? • Ken je zelf ook een liedje of verhaaltje over handen of vuisten?
Uitvoeren
Doorloop onderstaande stappen:
Vertel dat je arm aan je lijf zit en aan je arm zit je hand. Laat nu je omhooggestoken hand aan de leerlingen zien, met de vingers gespreid.
“Aan mijn hand zitten vijf … (vingers). Daar kan ik een versje mee opzeggen…”
Laat de leerlingen vervolgens in tweetallen dit versje bij elkaar doen.
Heten de vingers ook echt duimelot en likkepot? Hoe dan? Kennen de leerlingen nog meer liedjes of gedichtjes over andere lichaamsdelen?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna • Kende jij de namen van al je vingers? • Doet jouw vader of moeder (opa/oma) dit rijmpje wel eens? • Wat doet elke vinger in het versje?
Presenteren
Doorloop de volgende stappen:
Vertel dat we vandaag bij het lichaamsdeel ´de hand´ blijven.
“Kijk eens naar de binnenkant van je hand en luister ondertussen naar dit gedicht”.
Lees het gedicht Kaart van Edward van de Vendel voor: Er staan lijnen in mijn hand / hier aan de binnenkant Zou dat een geheimschrift zijn, een route? / hoe zou ik die dan lezen moeten? Als wegen op een kaart, die niemand kent? / die je kunt volgen als je bij een ander bent? Kom dan eens hier, kom vergelijken / laat me jouw hand eens kijken: Nu loop ik nog alleen / weet ik straks met jou / waarheen?
Bespreek het gedicht:
Laat de leerlingen het gedicht samenvatten: waar ging het gedicht over?
Wat zie je als je naar de lijnen in de hand van je buurman of buurvrouw kijkt?
Wat kunnen die lijnen betekenen, denk je?
Geef de leerlingen het werkblad en laat ze de lijnen van één van hun handen in de handpalm op het werkblad tekenen. Laat de leerlingen twee aan twee fantaseren waar de lijnen naar toe gaan. Enkele groepjes presenteren hun verhaaltje.
Laat gezichtjes op de vingertoppen tekenen die passen bij het versje ´Naar bed, naar bed´.
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna • Wat heb je ontdekt toen je de lijnen van jouw hand vergeleek met die van je buur? • Wat vond je van het gedicht? • Wat kun je nog meer met je handen en vingers?
6. Opdracht 3: Lichaamsdelen delen?
Kun je lichaamsdelen met iemand anders delen? In het boek De kakelbonte kameleon gebeurt dat: de kameleon wil ook weleens vleugels en vinnen. De leerlingen maken een fantasiedier door twee of meer dierenplaatjes te combineren. Hoe heet dat dier?
Kennisdoelen
De leerling:
weet dat lichaamsdelen specifieke eigenschappen hebben;
dat de lichaamsdelen van dieren bepalende eigenschappen hebben.
Vaardigheidsdoelen
De leerling:
kan reflecteren op de tekst van een gedicht of verhaal;
kan fantasiedieren maken door lichaamsdelen te verwisselen.
het gedicht Lijmen van Joke van Leeuwen (Plint-poster)
tijdschriften om dierenfoto’s uit te kunnen scheuren of knippen. Als die er niet zijn, zoek dan plaatjes van dieren op Google-afbeeldingen en print die in kleur, waarbij de dieren bij voorkeur dezelfde kant op kijken.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Onderzoek
De leerlingen onderzoeken de lichaamsdelen van dieren (uit prentenboeken).
Laat de voorkant van het prentenboek De kakelbonte kameleon zien. Laat raden wat voor dier dit is. Welke eigenschappen heeft een kameleon?
Bekijk de animatie op het digibord. Houd het kartonnen prentenboek bij de hand – daar zitten handige tabs in waardoor meteen het dier waar de leerlingen op doelen, erbij gepakt kan worden.
Bespreek aan de hand van onderstaande vragen:
Heeft een kameleon haar? Van welk dier kreeg de kameleon het haar? (IJsbeer)
Welke lichaamsdelen van de flamingo kreeg de kameleon? (Vleugels en poten met zwemvliezen)
Loop allemaal eens alsof je voeten met zwemvliezen hebt.
Doe allemaal eens alsof je gaat vliegen. Welk lichaamsdeel gebruik jij daarvoor? (Armen – wat is het verschil met vleugels?)
Wat kreeg de kameleon van de vos? (Een pluimstaart – loop allemaal eens alsof je kwispelt met een pluimstaart)
De kameleon wilde ook graag zwemmen als een vis. Wat heb je daarvoor nodig? (Vinnen – loop allemaal eens alsof je zwemt in een grote goudvissenkom)
Van het hert kreeg de kameleon een gewei. Wat kunnen jullie als gewei gebruiken? (Handen op het hoofd – loop eens heel deftig met je gewei rond)
Waar zit jullie nek? Rek je nek eens uit en loop als een giraf.
En de kameleon kreeg een slurf van de olifant. Hoe kunnen jullie een slurf maken?
Sluit af met de vraag of de kameleon nu ook gelukkig was toen hij eenmaal zoveel nieuwe lichaamsdelen erbij had aan zijn lijf. Waarom niet?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna • Wat vond je leuker: het filmpje of het prentenboek? Hoe komt dat? • Had de kameleon ook een ander dier kunnen zijn? Welk dier bijvoorbeeld?
Uitvoeren
Doorloop onderstaande stappen:
Pak de Plintposter met het gedicht Lijmen Laat de leerlingen reageren op wat ze zien op de poster:
Welke dieren zie je?
Klopt dit wel?
Wat is er gebeurd, denk je?
Lees nu het gedicht voor zonder de titel:
Ik had drie beestjes, / drie beestjes van steen. Een vogeltje. / Een veulentje. / Een varkentje.
Ze zijn gevallen. / Ze braken stuk. Ik heb ze gelijmd. / ‘t is bijna gelukt.
Ik heb drie beestjes. Drie beestjes van steen. Een volentje. / Een veukentje. / Een vargeltje.
Vraag nogmaals: “Wat is er gebeurd?”
Laat de leerlingen een titel voor het gedicht verzinnen.
Vertel wat de titel is die Joke van Leeuwen bedacht heeft. Vinden ze dat een goede titel? Waarom?
Laat ze de dierennamen ´volentje, veukentje en vargeltje´ verklaren.
Aan welke lichaamsdelen kun je ´volentje, veukentje en vargeltje´ herkennen?
Vertel dat de leerlingen nu ook een fantasiedier gaan maken door dierenfoto’s te scheuren, te husselen en vast te plakken.
Optie
Geef de opdracht om plaatjes van voorwerpen uit een tijdschrift te scheuren en/of te knippen. Knip een dier en een voorwerp doormidden en plak ze aan elkaar. Wat krijg je dan? Een ´olipot´ of een ´theefant´?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Wat als de dieren uit het gedicht niet van steen waren geweest?
Hoe pak je het aan? Bedenk je eerst een dier dat je wilt maken, of begin je met kijken welke plaatjes er zijn?
Hoe laat je de twee delen goed op elkaar aansluiten?
Presenteren
Zodra de werkjes klaar zijn, laat je de leerlingen in tweetallen over hun nieuwe dier praten. Welke namen zou dit nieuwe dier kunnen krijgen? Wissel de tweetallen enkele keren (binnen-buitenkring)
Bespreek de resultaten vervolgens klassikaal. Wat vindt de klas van de combinatie en wat wordt de uiteindelijke naam? Schrijf die naam met viltstift onder het werkje en hang de werkjes op, of bundel ze in een dierenboek van de klas.
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Wat vind jij mooi aan je eigen dier?
Welk ander werkje vind jij mooi? Waarom?
Wat vond je moeilijk?
Heb je nog een idee voor een fantasiedier waar je geen plaatjes voor had?
Evalueren
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Welk liedje, gedicht of prentenboek uit het project vond jij het mooiste? Waarom?
Wat heb je ontdekt?
Wat was nieuw voor je?
Welke lichaamsdelen kende jij nog niet?
Wat zou je nog wel een keer willen doen?
Waar ga je thuis over vertellen (of heb je al verteld)?