Je hoeft niet altijd op reis te gaan om je in een andere wereld te wanen. Je kunt over een andere wereld dromen vanuit je eigen klaslokaal. Zoals met het boek O, wat mooi is Panama!, waarin Beer en Tijger naar hun droomland Panama willen, of het prentenboek Het gelukkige eiland waarin een meisje op zoek gaat naar haar droomplek aan de horizon. Of misschien droom je niet over een plek, maar over jezelf! Zoals Julian die het allerliefst een zeemeermin wil zijn. Waarvan dromen de leerlingen zelf? Alle wensen en dromen van de leerlingen worden verwerkt in eigengemaakte gedichten en tekeningen voor aan de duizenddromenslinger.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags (COH). Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf en hun omgeving, en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de ICC’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het digibord voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal naar eigen wens aan te passen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over zijn/haar/diens vak vertellen, aansluitend bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders/verzorgers kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Projectspecifieke informatie
Over dit project Leesboeken voor deze leeftijdsgroep gaan vaak over (onbereikbare) wensen en bestemmingen. Ook jonge kinderen hebben wensen en dromen, of fantaseren over leukere werelden. In dit project staan verhalen en gedichten over dromen van andere werelden centraal en gaan de leerlingen met de hoofdpersonen op zoek naar geluk en een droomplek.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. Dit zijn doelen op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen geëvalueerd met behulp van de succescriteria op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Taalonderwijs Wil je woorden uit dit project koppelen aan taalonderwijs? Raadpleeg dan de begrippenlijst.
Benodigdheden Bij elke opdracht staat een opsomming van benodigdheden weergegeven.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit dat (onbereikbare) wensen en dromen een rol kunnen spelen in fantasieverhalen, gedichten en waargebeurde verhalen.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling maakt met de klas een ‘duizenddromenslinger’ waarin haar/zijn/hun dromen en wensen over andere werelden zijn verwerkt.
Benodigdheden
het lied Duizend dromen van Meneer Aart/Sesamstraat (digibord)
draad en knijpers
A5-papier of andersoortig papier waarmee een slinger gemaakt kan worden
Aan de slag in de klas
Dromen
Houd een kringgesprek over dromen. Wie droomt er weleens? En waarover? Laat de leerlingen de onderwerpen hun dromen benoemen. Van welke dromen zouden de leerlingen willen dat ze echt uitkomen? Waarom? Vertel dat je de dromen gaat verzamelen en ophangen als een dromenslinger.
Schrijf de onderwerpen die jullie samen uitkiezen op verschillende gekleurde papiertjes om een begin te maken met een ‘duizenddromenslinger’. Hang de duizenddromenslinger op in de klas. Tijdens het werken aan dit project kunnen de leerlingen de dromenslinger aanvullen. Vraag de leerlingen of ze denken dat deze dromen echt kunnen gebeuren.
Duizenddromenlied Vertel dat je een lied hebt gevonden over dromen. Meneer Aart heeft wel duizend dromen. Laat het lied horen en zien.
Zingt meneer Aart over iemand die slaapt?
Hoe heet het als je droomt zonder dat je slaapt?
Zit er echt een bioscoopje in je hoofd? Wat bedoelt meneer Aart daar dan mee?
het gedicht In je hoofd kun je alles van Theo Olthuis
Aan de slag in de klas
Het filosofisch gesprek
In de oriëntatiefase van de les voer je naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Dit is belangrijk voor het creatieve proces. Je kunt het filosofisch gesprek natuurlijk ook tijdens de andere lesonderdelen inzetten. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Droom je alleen als je slaapt of kun je ook op andere momenten dromen?
Wanneer ga je (dag)dromen?
Komen dromen (soms) uit?
Kun je kiezen wat je droomt?
Wat is het verschil tussen dagdromen en 's nachts dromen?
Zou jij alles willen hebben en kunnen wat je wil? Waarom?
Lees nu het gedicht In je hoofd kun je alles van Theo Olthuis voor.
In je hoofd kun je alles In je hoofd kun je alles. Fietsen naar de maan, boven op de wolken staan. Strelen met je handen los, lopen door een donker bos.
Vechten als een tijger, dansen met een elf. Afscheid nemen zonder tranen, alles gaat vanzelf.
Bespreek het gedicht:
Waarom heet het gedicht In je hoofd kun je alles?
Wat kan in het echt, echt niet?
Soms zijn er ook weleens dingen die je echt heel graag zou willen of kunnen, maar die je niet doet. Maar je (dag)droomt er wel over. Wat zou jij heel graag doen of kunnen, maar ga je waarschijnlijk nooit doen?
Bedenk met elkaar wat voor interessante dingen je in je hoofd kunt verzinnen. De startzin is telkens: 'In je hoofd kun je alles'. Vul de slinger aan met de inspirerende ideeën.
Luister met de leerlingen naar het lied Wereld van mijn dromen en focus op het tweede deel van het refrein.
In de wereld van jouw dromen droom je alles aan elkaar Alles kan gebeuren want dromen zijn nooit klaar Oh yeah
Wat wordt in het lied bedoeld met: 'Alles kan gebeuren, want dromen zijn nooit klaar'?
Bespreek met de leerlingen of er mensen zijn die alles hebben en alles kunnen. Waarschijnlijk zijn die er niet. Dromen mensen ervan alles te kunnen en hebben? Wat wensen de leerlingen in hun dromen?
Vul eventueel de dromenslinger verder aan.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project:
De leerling geeft vorm aan een eigen droomland, een gelukkig eiland en een wens voor een ander.
4. Opdracht 1: Droomland
In deze opdracht staat het boek O, wat mooi is Panama! van Janosch centraal. Net als Beer in het verhaal, mijmeren de leerlingen over hun droomland maar ontdekken dat als je een tijdje van huis bent geweest, thuis ook heel fijn is.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat een droom inspiratie kan zijn voor verhalen en gedichten.
Subdoel vaardigheid
De leerling geeft vorm aan een droomland in beeld en beweging, geïnspireerd door O, wat mooi is Panama!.
Opmerking: de pagina’s in het boek zijn niet genummerd. Bij de verwijzing in de tekst hieronder zijn we gaan tellen vanaf de titelpagina O, wat mooi is Panama!.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren.
Panama!
Lees bladzijde 1 tot en met 13 (illustratie bij Beer en Tijger in huis) voor. Bespreek met de leerlingen wat er gebeurt. Beer wordt blij van de bananengeur van de kist. Het land van de bananen moet wel een prachtig land zijn, daarom bedenkt Beer in zijn hoofd hoe het land eruitziet.
Zijn Beer en Tijger tevreden met hun leventje in het huisje beneden aan de rivier? Hoe weet je dat?
Waarom verlangt Beer toch naar een ander land?
Verlang jij ook weleens naar een andere plek?
Zorg voor een aantal producten met een bepaalde geur, zoals kruiden, fruit en andere natuurlijke producten. Leg ze op verschillende tafels onder een doek. Laat telkens een tweetal langs de tafels gaan en bij de geur gaan staan die zij het lekkerst vinden. Waarom vinden ze deze geur zo lekker? Laat tot slot de verschillende producten zien.
Welke geuren kennen de leerlingen nog meer en kunnen ze benoemen? Hebben ze ook een favoriete geur en kunnen ze daar een plek bij bedenken?
Het geurt in dit droomland zo lekker dat iedereen daar wel naartoe zou willen.
Waar zou jij naar toe willen?
Hoe zou het land Panama eruitzien?
Hoe zou het daar ruiken?
Laat de leerlingen een tekening maken, bijvoorbeeld met wasco, van hun idee van hun droomland.
Welke geur is er in jouw droomland?
Wat is er allemaal te zien in jouw droomland? Welke kleuren en planten?
Waar word jij blij van in droomland? Hoe zie je dat op de tekening?
Extra: Maak een geurtekening met kruiden. Verwerk bijvoorbeeld de kruiden in een tekening door ze op te plakken. Sommige kruiden geven kleur af als je ze nat maakt of over het papier wrijft.
Verder lezen Lees vervolgens vanaf bladzijde 14 tot 35 voor (dat is de illustratie van het landschap, over twee pagina’s).
Op zoek naar Panama
Beer en Tijger beleven op hun zoektocht naar Panama allerlei avonturen. Die avonturen gaan de leerlingen naspelen. Voor de spelsuggesties zie bijlage.
Lees bladzijde 36 tot het einde van het boek voor en kijk terug op het gehele verhaal.
Vraag aan de leerlingen:
Wat hebben Beer en Tijger nu eigenlijk ontdekt?
Zijn ze in Panama aangekomen? Waar dan wel?
Hoe komt het dat ze hun eigen huis en omgeving niet meteen herkennen?
Wat ontdekken Beer en Tijger in hun eigen omgeving?
Willen ze nog steeds naar Panama toe?
Waarom zijn ze nu ook tevreden met hoe het thuis is?
Onze reis naar Panama Maak een selectie van de speloefeningen die gedaan zijn en oefen het nogmaals met de leerlingen. Laat het resultaat aan elkaar zien, of nodig een andere klas of de ouders/verzorgers uit.
Mijn eigen Droomland Hang de tekeningen op aan de duizenddromenslinger en bespreek de gemaakte tekeningen. Laat leerlingen die dat willen, vertellen waarom ze graag naar het droomland van de tekening zouden willen.
Reflectie subdoelen
Waaraan kun je zien dat jouw droomland fantasie is?
Reflectie proces
Waar word jij het meest blij van in jouw droomland?
5. Opdracht 2: Het gelukkige eiland
Iedereen droomt weleens van een plek waar al je wensen in vervulling gaan en waar je je gelukkig voelt. Het meisje uit het boek Het gelukkige eiland denkt dat die plek aan de horizon ligt. Samen met dit meisje en aan de hand van twee gedichten verkennen de leerlingen de wereld tussen droom en realiteit.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat een (onbereikbare) wens inspiratie kan zijn voor verhalen en gedichten.
Subdoel vaardigheid
De leerlingen schrijven met de klas een gedicht over hun leven op een droomeiland, geïnspireerd door Het gelukkige eiland.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren.
Onzichtbare wind
Zet de scan van het meisje op het vlot klaar op het digibord. Lees het boek Het gelukkige eiland voor tot en met onderstaande tekst:
De wind trok aan en blies haar weg Stuurloos dobberde ze rond. Was dit dan al het einde? Het einde van de wereld?
Bespreek met de leerlingen de volgende vragen:
Waar is het meisje naar op weg?
Kun je echt naar de horizon toe?
Hoe komt ze vooruit op haar vlot?
Lees het gedicht Onzichtbaar voor.
Onzichtbaar een zucht is onzichtbaar net als de wind de nacht is onzichtbaar als de dag begint onzichtbaar zijn de dingen die ik kwijt ben en nooit meer vind maar met mijn ogen dicht zie ik alles wat mijn hoofd verzint
(Hans en Monique Hagen)
Vraag de leerlingen tegelijk te zuchten. Is een zucht onzichtbaar? Vraag ze nu om tegelijk de wind na te doen. Is de wind onzichtbaar?
Bespreek de betekenis van: 'Met mijn ogen dicht, zie ik alles wat mijn hoofd verzint'. Wat bedoelen de dichters hiermee? Herkennen de leerlingen dit?
Zorg voor een mooi doosje en vertel dat dit een verzindoosje is, waarin de leerlingen straks hun verzinsels mogen fluisteren. Laat de leerlingen hun ogen dicht doen en lees het gedicht nogmaals voor. Na afloop krijgen de leerlingen een minuut om met hun ogen dicht alles te zien wat hun hoofd verzint. Laat ze na de minuut hun verzinsel in het doosje fluisteren. Vertel dat je deze geheime verzinsels veilig bewaart en aan niemand zal doorvertellen.
Ons gelukkige eiland!
Lees het boek verder tot het einde vanaf waar je gebleven was. Laat tijdens het lezen de illustraties zien.
Verdeel de klas in groepjes en geef ieder groepje de twee prints van de scans (scan 2, scan 3) waar alle gelukkige eilanden op te zien zijn.
Laat de leerlingen uit het groepje om de beurt één eiland kiezen waar ze het liefst zouden willen wonen. Ze omcirkelen dit eiland met een kleur.
Ze vertellen aan elkaar waarom dat eiland hun gelukkigste eiland zou zijn.
Het meisje uit het boek kiest uiteindelijk voor een leeg eiland. Laat de illustratie van dit eiland zien op het digibord. En lees nogmaals de tekst voor die daarbij hoort.
Op dit eiland was niets en niemand. Het was er helemaal stil. Hier kon alles nog gebeuren. Hier kon iedereen nog komen. Hier kon de zon gaan schijnen En de tijd verstrijken.
Waar zou ze gaan zitten? Waar zou ze gaan slapen? Wat zou ze gaan doen? Ze ging het allemaal bedenken. Gelukkig. Ze had het gevonden. Het gelukkige eiland.
Waarom vindt het meisje dat dit het gelukkige eiland is?
Laat de leerlingen klassikaal associëren over wat ze zouden zien en doen op dit lege eiland. Maak ondertussen op het digibord een woordweb van alle associaties.
Maak een keuze:
Werk het uit met de hele klas of per groepje. Met de hele klas schrijf je, naar aanleiding van de ideeën van de leerlingen, met elkaar een kort gedicht. Gebruik daarbij het werkblad op het digibord. Regels zijn er niet.
Of laat elk groepje zelf een strofe schrijven over hoe hun gelukkige eiland eruitziet. Ze gebruiken voor het schrijven hiervan de associaties uit het woordweb. Ze mogen rijmen, maar dit hoeft niet. Deel het werkblad uit. Elke strofe begint met: Op ons gelukkige eiland is er niks En toch ook alles wat ik verzin
Klassendicht! Afhankelijk van de keuze die je gemaakt hebt, worden de resultaten gepresenteerd.
Leer het gemaakte gedicht uit het hoofd en verdeel de teksten onder de leerlingen die het willen voordragen. Of laat per groep een leerling naar voren komen om de strofes na elkaar voor te dragen. Zo ontstaat een klassengedicht over ons gelukkige eiland!
Hang het uitgeschreven gedicht of de strofes aan de dromenslinger.
Reflectie subdoelen
Bij welk deel van het gedicht kon jij het leven op het gelukkige eiland echt goed voor je zien?
Reflectie proces
Hoe heb je jouw dromen over het gelukkige eiland om kunnen zetten in een gedicht?
6. Opdracht 3: Een droom voor mezelf en een wens voor een ander
Dromen, wensen en het thema Utopie worden uitgediept met het prentenboek Julian is een zeemeermin, waarin Julian één grote wens heeft: een zeemeermin worden. Maar wat vindt oma daarvan?
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat wensen en dromen een rol kunnen spelen in het vormen van je identiteit.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een wens voor zichzelf of iemand anders.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren.
Julian is een zeemeermin
Laat het boek Julian is een zeemeermin zien en lees het voor aan de klas. Vertel dat het boek gaat over dat iedereen zichzelf moet kunnen zijn en dat je vrij kunt dromen over wie je wilt worden. Het gaat in dit boek over een jongentje wiens grootste droom is om een prachtige zeemeermin te zijn en over zijn oma die hem accepteert zoals hij is en hem daarin ondersteunt. Lees het boek voor en bespreek het aan de hand van de volgende vragen:
Wat vind je ervan dat dit jongetje een zeemeermin wil worden?
Hoe reageert zijn oma hierop?
Droom jezelf wel eens over wie je wilt zijn?
Tip: Wil je dieper ingaan op dit onderwerp? Bekijk dan de verwerkingsopdrachten van de bundel Alle mensen van de wereld.
Ik wens Bespreek met de klas dat jullie het gehad hebben over dromen, fantaseren en wensdromen. Bekijk de dromenslinger nog eens. Je kunt voor jezelf dromen, maar je kunt ook iets ‘wensen/wensdromen’ voor een ander. Lees het gedicht In je dromen ben je vrijvan Myron Hamming voor of bekijk de videowaarin hij het zelf voordraagt.
De leerlingen gaan hun eigen wens/droom maken. Dat mag een droom zijn voor jezelf, of een wens voor een ander. Help ze met het opschrijven van hun droom of wens. Laat ze er een tekening, gedicht, collage, video of versiering bij maken.
Hang de wensen aan de duizenddromenslinger. Nodig de ouders/verzorgers of een andere groep uit om de duizenddromenslinger te bekijken en laat de leerlingen erover vertellen.
Reflectie subdoelen
Waarom koos je voor deze wens voor jezelf of een ander?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Welke droom of wens zou je willen uitwerken in een boek?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Van welke wens(droom) hoop je dat hij uitkomt?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.