In dit project brengen de leerlingen de stad tot leven in geluid, beeld en beweging. Dat begint met luisteren: wat zijn typische stadsklanken? De leerlingen verzamelen omgevingsgeluiden en maken kennis met kunstenaars die met geluid en beweging werken. Hierdoor geïnspireerd gaan ze zelf creatief aan het werk. Ze zetten geluid om in beeld, spelen met stadse klanken en woorden, geven persoonlijkheid aan gebouwen en maken geluidskunst met stadse materialen. Alles wat ze tijdens het project leren, verwerken de leerlingen in een eindpresentatie voor publiek. Hier zal veel te zien, maar vooral ook te horen zijn!
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Met het project ONZE STAD gaan de leerlingen hun omgeving exploreren en worden zich bewust dat je je omgeving kunt ervaren vanuit vorm, beweging en geluid. De leerlingen onderzoeken de stad vanuit geluid, beeld en beweging. Ze leren daarmee bewust luisteren en kijken. Hun fantasie wordt gestimuleerd om zo nieuwe vormen te kunnen geven aan vanzelfsprekende omgevingsfactoren
Het project start voor alle leerjaren met het verzamelen van stadse materialen. Deze materialen worden op verschillende manieren ingezet in het project. In het onderdeel Ik hoor, ik hoor wordt de stad tot leven gebracht. In geluid, beeld en beweging. Er wordt vanuit onderzoek ervaren welke soorten geluiden er te benoemen zijn en wat typisch stadse geluiden zijn. De leerlingen leren zo bewust waarnemen met hun oren. De leerlingen verzamelen omgevingsgeluiden, onderzoeken deze en gaan er, geïnspireerd door het werk van kunstenaars, zelf mee aan de slag tijdens de maakfase. De leerlingen verwerken geluidservaringen op een creatieve manier. Zetten geluid om in beeld en geven daarmee op speelse wijze vorm aan wat niet tastbaar is. Ze spelen met stadse klanken en woorden, geven persoonlijkheid aan gebouwen en zetten de gebouwen in beweging door bewegende gebouwen te maken en maken geluidskunst met stadse materialen. Ze geven klank aan de stad en brengen de stad in beweging. Het project eindigt met een eindpresentatie die op verschillende manieren samengesteld kan worden zodat voor publiek zichtbaar en hoorbaar wordt waar de leerlingen binnen het creatief proces in dit multidisciplinair project aan gewerkt hebben.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal of speellokaal
muziekinstallatie en/of digibord
digitaal foto- en filmtoestel
(kleuren)printer
computer
Begrippenlijst Nederlandse taal
Vaktaal
Algemene woorden
Werkwoorden
de toonhoogte de notenbalk het omgevingsgeluid de geluidseigenschap de geluidenvanger het geluidskunstwerk kinetische kunst het notenschrift de verzameling de kunstinstallatie de compositie jabbertalk
het stadhuis het persoon de straatnaam de plattegrond de wind het symbool de stadswandeling Haags Bakkie
De leerling legt uit hoe je op een andere manier je stad kunt leren kennen.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling maakt een geluidskunstwerk, een dans en een performance met spel, beweging en geluid.
Benodigdheden
doos of bak als ‘Haags Bakkie’
gevonden/verzamelde spullen uit de omgeving
doosjes en potjes waar materialen in bewaard kunnen blijven
postervellen
stiften
Aan de slag in de klas
Samen met de leerlingen verzamelt u een ‘Haags bakkie’ met materialen uit de stad, die gedurende het project gebruikt kunnen worden bij verschillende opdrachten.
Het Haags bakkie verzamelen Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit:
Luisteroefening Als voorbereiding op het naar buiten gaan, kunt u een luisteroefening doen: laat een leerling met de ogen dicht luisteren naar omgevingsgeluiden en vertellen wat hij hoort (eventueel met blinddoek). De leerling begint steeds met de zin: “Ik hoor… de wind, een auto, etc.” en wijst in de richting van het geluid. Laat de leerling ook geluiden benoemen die hij niet meteen kan koppelen aan iets herkenbaars. Laat hem het geluid in dat geval imiteren, bijvoorbeeld: “Ik hoor… grrroppff.” Bespreek met de groep wat voor geluid het zou kunnen zijn. Verzamel de geluiden door ze te benoemen en te noteren.
Naar buiten Laat nu het (zelfgemaakte) Haagse bakkie zien. Dit kan een doos zijn, een kist, etc. Het bakkie is leeg. Ga nu het schoolplein op en de wijk in om alle mogelijke materialen te verzamelen die te vinden zijn in een stadse omgeving. Denk aan natuur-, bouw- en restmaterialen. Neem ook afsluitbare potjes of bakjes mee om bijvoorbeeld. te vullen met slootwater, een (water)plantje, bladeren, takjes, schelpen, steentjes, hout, pvc-pijpjes, ijzer, aluminium, plastic, isolatieschuim, etc.
Er mag veel verzameld worden en tijdens het project wordt de bak verder aangevuld.
NB Het verzamelen van materialen voor het Haags bakkie is een introductieopdracht voor alle leerjaren. Daardoor kan de wijkwandeling ook met meerdere groepen gedaan worden (bijvoorbeeld groep 7 samen met groep 2).
3. Oriëntatie
Benodigdheden
verzamelde materialen in ‘Haags Bakkie’
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Kun je geluid zien, voelen, ruiken of proeven?
Kun je een auto, tram, straat, stoeptegel, lantaarnpaal, huis of ander gebouw horen?
Is horen hetzelfde als luisteren?
Als je al die geluiden hoort, hoor je dan de stad, of alleen geluiden?
Als je naar al die geluiden luistert, hoor je dan de stad, of alleen geluiden?
Klinkt Rotterdam, Amsterdam (of een andere stad of plaats die de kinderen kennen) anders dan Den Haag?
Ondersteunende vragen:
Kun je dat uitleggen?
Wat bedoel je met …?
Kun je een voorbeeld geven?
Betekent wat je zegt …?
Wat is het verschil tussen … en …?
Denkt iemand daar anders over?
De leerlingen gaan geluiden sorteren. Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit:
De leerlingen experimenteren in groepjes: welke geluiden kun je met materialen uit het Haags bakkie maken? Vul het bakkie eventueel aan met materialen uit het klaslokaal. Geef de leerlingen de hulpkaartjes met geluidseigenschappen. Hiermee sorteren ze de materialen. Welke geluiden maken de verschillende materialen? Wat klinkt hard, zacht, hoog, laag, metaalachtig, hol, dof, wollig, ritselend, krakend, etc.? Laat de leerlingen hiermee experimenteren. Alles is goed!
In de kring. Een leerling kiest een geluid dat hij mooi vindt en bedenkt er een beweging bij. De anderen doen de beweging na. Een hoog geluid is bijv. springen of de armen strekken, misschien wel op je stoel staan. Of: bij ritselende geluiden wiebel je met je hele lichaam.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling gebruikt omgevingsgeluid, gebouwen en straatnamen om iets over de stad te vertellen in een geluidskunstwerk, een dans en een performance.
4. Onderzoekopdrachten
In deze opdracht bedenken de leerlingen een geluidenverhaal en zetten dit om in beeld. Ze maken hoorbaar wat niet altijd zichtbaar is, dingen als de wind.
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat een klanklandschap is en op welke manier je geluiden kunt ‘vangen’.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een geluidskunstwerk door geluiden om te zetten in een beeld of installatie.
Laat de leerlingen stadsgeluiden verzinnen en nadoen. Gebruik eventueel de hulpkaartjes van opdracht 2.2.
Maak met de leerlingen van de verzamelde geluiden een ‘klanklandschap’.
Bijvoorbeeld: verdeel de klas in vijf groepjes. Elke groep is een geluid: de bel van de tram, een auto, een vrachtwagen, een bus, een groepje pratende mensen, een politieauto, twee vechtende honden, een glascontainer die geleegd wordt, etc. U bent zelf de ‘dirigent’ (of u laat een van de leerlingen dat zijn). Het groepje maakt een geluid op uw aanwijzing totdat u het stopteken geeft. Als dat goed gaat kunt u de geluiden laten overlappen. Aansluitend voegt u hard en zacht toe.
Geef de leerlingen de opdracht om een stadsgeluidenverhaaltje te bedenken. Gebruik hierbij een vel muziekpapier (zie Bijlage), potloden en stiften. Let daarbij op hoge, lage, harde en zachte geluiden en hun plek op de notenbalk.
Bespreek de tekeningen na en laat eventueel een aantal leerlingen het ‘muziekstuk’ uitvoeren.
Benodigdheden
Plastic zakken of potjes
Lange stokjes
Plakband
Etiketten
Deze opdracht heeft als doel: hoorbaar maken wat onzichtbaar is.
Maak met plastic zakken en stokjes ‘geluidenvangers’ (iets als een vlindernetje). U kunt ook afsluitbare potjes gebruiken.
Ga met de leerlingen naar buiten op het plein of maak een wandeling in de straat, de wijk, het park, de stad of op het strand. De leerlingen vangen stadsgeluiden. Als ze een geluid gevangen hebben, moeten ze dit onthouden. Laat ze bijvoorbeeld ook proberen om een heel groot geluid in een klein zakje te vangen of andersom. Terug in de klas laten de leerlingen de geluiden aan elkaar horen. Eén leerling plaatst het zakje tegen zijn oor en zegt: “Ik hoor, ik hoor wat jij niet hoort en het is …” De leerling imiteert nu het gevangen geluid. De andere leerlingen mogen zeggen wat het is.
Laat de leerlingen etiketten maken met de naam van het geluid. Die plakken ze op hun plastic zakjes of potjes. Bewaar deze op een veilige plek.
Dit onderzoek gaat over het je verplaatsen en inleven in een object. Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit:
In de Bijlage Haagse gebouwen vindt u een aantal foto’s van bekende gebouwen in de binnenstad. Kies er een paar uit en gebruik deze voor de opdracht. Alternatief: maak een wandeling door de wijk en kies gebouwen zoals de bibliotheek, stadsdeelkantoor, kinderboerderij, winkels, winkelcentrum of het eigen huis van leerlingen.
Bekijk en bespreek de vorm en de functie van de Haagse gebouwen en noem eventueel ook de bijnaam (zoals het ‘IJspaleis’ voor het stadhuis en het ‘Strijkijzer’ voor de hoge flat bij station Hollands Spoor). Verzin ook zelf bijnamen bij de gebouwen. Bespreek met de leerlingen: welk gebouw zouden jullie willen zijn? Vindt dat gebouw het fijn in Den Haag, denk je? Waarom? Waar kun je dat aan zien? Zou het gebouw graag kleiner of groter willen zijn? Staat het liever in het bos dan in de stad?
Spelopdracht
Iedere leerling kiest een gebouw uit dat hem leuk lijkt om te zijn en om na te spelen. Dit mag ook de school of het eigen woonhuis zijn. Leg uit dat in spel alles mogelijk is, ook dat gebouwen tot leven komen en kunnen praten. Doe het zelf voor in een korte improvisatie met een leerling. Laat de leerlingen in tweetallen een gesprekje oefenen tussen twee gebouwen.
Voorbeelden:
Het ijspaleis heeft een gesprekje met de Passage.
Je eigen huis praat met de kinderboerderij: “Hallo Kinderboerderij, waarom stink je zo?”
Laat de leerlingen nadenken: wat voor stem zou het IJspaleis kunnen hebben? En het eigen woonhuis? Wat voor persoonlijkheid hebben de gebouwen? Is het IJspaleis arrogant? Is je woonhuis knuffelig? Laat vervolgens de gesprekken aan elkaar zien en horen.
De leerlingen gaan hakken en plakken met stadswoorden en -geluiden. Zo vormen ze nieuwe woorden en klanken. Kies een of meer van onderstaande mogelijkheden:
Geef de leerlingen de opdracht om een tekening te maken van iets in de stad dat geluid maakt. Denk aan: auto, fietsbel, tram, bus, motor, schoolplein, zee, wind, hond, vogels. Ze schrijven de naam ervan groot op een apart kaartje. Hang de tekeningen en de kaartjes op.
Verzamel straatnamen en/of namen van gebouwen. Hak ze in stukjes, letters of lettergrepen. Verzin en plak daarmee nieuwe straatnamen.
Hak en plak geluiden en woorden die in de voorgaande lessen voorbijgekomen zijn. Verwissel ze en plak ze weer aan elkaar. Zo ontstaan er nieuwe woorden en geluiden. Beeld deze nieuwe geluiden uit met nieuwe bewegingen.
Beeld met gebaren de letters van de naam van een straat of een Haags gebouw uit. Maak er bordjes van met afbeeldingen of letters. Houd een bordje omhoog en maak met elkaar het passende geluid.
Reflectie subdoelen
Welk onverwacht geluid kun je in jouw geluidskunstwerk horen?
Reflectie proces
Welk geluid liet zich niet vangen?
Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Wat weet je nu van de stad wat je eerder niet wist?
Hoe is het om zo goed te luisteren en te horen?
Wat is je het meest opgevallen aan de geluiden van de stad?
Wat hoor je van de stad wat je niet kunt zien?
Welke bewegingen maken altijd geluid?
Loop je nu anders op straat? En hoe komt dat?
Waarom hebben gebouwen, straten en pleinen namen?
Mag je zomaar werkstukken buiten ophangen? En waarom vind je dat?
Waar zou je je geluidswerkstuk nog meer willen laten zien?
5. Uitvoeropdrachten
Deze opdracht gaat over het je verplaatsen en inleven in een object; een Haags gebouw in dit geval. De leerlingen zetten deze stilstaande objecten in beweging: ze laten gebouwen dansen!
Subdoel kennis
De leerling benoemt een aantal bekende Haagse gebouwen en hun kenmerken.
Subdoel vaardigheid
De leerling verbeeldt een Haags gebouw door zich in te leven in dat gebouw.
Benodigdheden
speellokaal
apparaat om muziek af te spelen
kartonnen dozen
tape
verf of potloden
verf of potloden
stukken karton op A3 formaat
touw
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren, presenteren en evalueren.
Benodigdheden
Gevonden materialen uit het Haags bakkie, eventueel aangevuld met extra spulletjes
Touw of visdraad
Bespreek waar en wanneer je de wind kunt zien of horen (bijvoorbeeld: als de regent zwiert, als de bladeren dwarrelen of als afval door de straat wervelt).
Bekijk met de leerlingen filmpjes met verschillende windvangers en kinetische sculpturen:
Maak met de leerlingen een installatie die aangedreven door wind geluid maakt.
Gebruik de materialen uit het Haags bakkie en/of de zakjes uit de opdracht Vang! Vul eventueel aan met extra materialen.
Zoek een bijzondere plek op het schoolplein of in de wijk om de geluidsinstallatie te maken en op te hangen. Denk aan het klimrek, het hek bij de bus of tramhalte, de ingang van de school. Hang de materialen zo dicht bij elkaar, dat ze als het een beetje waait tegen elkaar aankomen en geluid produceren. Maak een opname als het lekker waait. Hang er een bordje bij met uitleg wat de installatie is en door wie deze gemaakt is.
Speellokaal
Apparaat om muziek af te spelen
Kartonnen dozen
Tape
Verf of potloden
De leerlingen zetten stilstaande objecten in beweging: ze laten gebouwen dansen!
Geef de leerlingen de opdracht om te bedenken welk gebouw ze willen zijn. Maak sandwichborden door twee stukken karton van A3-formaat met touwtjes aan elkaar vast te maken, zodat die over de schouders kunnen hangen. Of gebruik grote dozen; maak daarin openingen voor de armen en het hoofd. Laat de leerlingen de A3-vellen of de doos beschilderen of versieren als het gebouw dat ze het liefst willen zijn. Gebruik de materialen uit het Haags bakkie. Laat de leerlingen hun gebouw een naam geven.
Onderzoek met de leerlingen hoe hun gebouw kan bewegen: buigen, vallen, springen, instorten,… alles is mogelijk.
Laat de leerlingen nogmaals het eerste filmpje horen en laat ze bewegingen maken op het ritme van de muziek. Let erop dat het tempo van de beweging bij het tempo van de muziek past. Laat de leerlingen in groepjes een volgorde van bewegingen bepalen. Zo wordt het een dans.
Bespreek daarna enkele Haagse straatnamen: bijvoorbeeld Monstersestraat, Beeklaan, Valkenboslaan, Laan van Eik en Duinen, Veenweg, Sportlaan, Laan van Meerdervoort, Koningin Emmakade, Gaslaan, Hoefkade. Bespreek ook de straatnaam van de school.
Hoe loop je door de Sportlaan en hoe over de Koningin Emmakade? Hoe klinken de Monstersestraat en de Gaslaan? Laat de leerlingen dit uitproberen en voordoen.
Noteer de straatnamen waar de leerlingen wonen. Maak met stoepkrijt op de speelplaats een plattegrond en schrijf daar de straatnamen op. Vraag aan de leerlingen of ze een geluid, beweging of personage kunnen bedenken bij hun straatnaam. Voer dit uit. Of: laat de leerlingen door de getekende straten lopen en de geluiden en bewegingen erbij
Reflectie subdoelen
Welke beweging paste heel goed bij jouw gebouw?
Reflectie proces
Met welk ander gebouw zou je wel eens willen dansen?
Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Wat weet je nu van de stad wat je eerder niet wist?
Hoe is het om zo goed te luisteren en te horen?
Wat is je het meest opgevallen aan de geluiden van de stad?
Wat hoor je van de stad wat je niet kunt zien?
Wat heb je geleerd over wat er in de stad beweegt?
Welke bewegingen maken altijd geluid?
Loop je nu anders op straat? En hoe komt dat?
Waarom hebben gebouwen, straten en pleinen namen?
Mag je zomaar werkstukken buiten ophangen? En waarom vind je dat?
6. Presenteren
In dit project staat het ontwikkelproces centraal en staat het eindproduct op de tweede plaats. In het creatief stroomdiagram wordt daarom ook gesproken over uitkomsten. De manier van presenteren staat niet vast, hieronder volgen een aantal suggesties. Het is zelfs heel goed mogelijk dat er een presentatievorm ontstaat die niet is omschreven. Luister en kijk naar de kwaliteiten en voorkeuren van u en uw leerlingen en vergeet uw eigen kwaliteiten niet in te zetten in het proces.
Maak een keuze uit één van de uitkomsten. Gebruik daarbij de resultaten uit de gemaakte opdrachten, het bezoek aan de culturele instelling (voorstelling of expositie) en de kunstenaar in de klas.
Bedenk een stad met pratende gebouwen, bijzondere straatnamen en de verzamelde geluiden. Zorg voor een donkere ruimte en nodig gasten uit om te luisteren naar de live uitgevoerde geluidencompositie.
Hoe beweegt een stad? Wat beweegt de stad? Hoe beweeg je met de stad? Laat de leerlingen op theatrale manier een stad uitbeelden en laat het publiek lopen door deze stad in beweging.
Sta even stil in de stad. Wat zie je? Maak een gezamenlijk beeldend werkstuk van jullie stad. Verwerk zoveel mogelijk van de opbrengsten uit de deelopdrachten.
Presenteer de uitkomsten van de diverse opdrachten naar eigen inzicht.
Reflectie subdoelen
Door welk geluid krijg je bij jouw straat nu een heel ander gevoel?
Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Wat weet je nu van de stad wat je eerder niet wist?
Loop je nu anders op straat? En hoe komt dat?
Waarom hebben gebouwen, straten en pleinen namen?
Mag je zomaar werkstukken buiten ophangen? En waarom vind je dat?
Waar zou je je geluidswerkstuk nog meer willen laten zien?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Waar in jouw omgeving zou je jouw kunstwerk willen neerzetten of uitvoeren?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Wat heb je nog meer gezien of gehoord in je omgeving waar je kunst van zou willen maken?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.