In dit project gaan de leerlingen op ontdekkingstocht naar gebeurtenissen, fantasieën, verhalen, muziekjes en herinneringen die voor hen van waarde zijn. Wat vind je mooie muziek, een mooie beweging, een mooi geluid, een mooie kleur? Wat is voor jou van blijvende waarde? Dit doen ze d.m.v. het zingen van verschillende liedjes, luisteren, musiceren, ontdekken en tekenen en bewegen op muziek. Net als in het prentenboek Frederick verzamelen ze herinneringen hieraan in een schatkist en komen ze spelenderwijs tot een spel waarin al die mooie dingen gecombineerd worden.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project In dit project gaan de leerlingen op ontdekkingstocht naar gebeurtenissen, fantasieën, verhalen, muziekjes en herinneringen die voor hen van waarde zijn. Wat vind je mooie muziek, een mooi lied, een mooie beweging? Net als in het prentenboek Frederick verzamelen ze herinneringen hieraan in een schatkist en komen ze spelenderwijs tot een spel waarin al die mooie dingen gecombineerd worden.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal of speellokaal
muziekinstallatie en/of digibord
digitaal foto- en filmtoestel
(kleuren)printer
In de toolbox muziek vind je meer informatie over het bespelen van de instrumenten uit het schoolmuziekinstrumentarium. Daarnaast worden verschillende werkvormen verder uitgelegd.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit dat je muziek kunt koppelen aan kleur, sfeer en beweging.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling verzamelt muzikale momenten als schatten in een schatkist.
Benodigdheden
prentenboek Frederick van Leo Lionni en Laurey of de PP (zie hieronder)
Dit project gaat over het verzamelen van schatten in een schatkist. De leerlingen krijgen per opdracht kleine schatten die ze in hun zelfgemaakte kistje kunnen stoppen. Elke schat staat voor een muzikaal moment. We gaan op zoek naar het leukste lied, de mooiste muziek en de mooiste beweging. De schatten zijn nadrukkelijk geen beloningen, maar staan voor herinneringen aan een lied, muziek, beweging.
Het prentenboek Frederick van Leo Lionni vormt de leidraad voor het thema ´utopie´ in groep 1-2. De leerlingen gaan net als muis Frederick schatten (herinneringen) verzamelen, die ze aan het eind van het project en in barre tijden tevoorschijn kunnen halen.
Introduceer het thema als volgt:
Lees Frederick voor. Gebruik daarvoor dit YouTube-filmpje, maar zet het geluid uit en lees het verhaal zelf voor! Je kunt uiteraard ook het prentenboek voorlezen, als dat aanwezig is.
Laat de leerlingen, nadat ze het verhaal hebben gehoord en gezien, een tekening van Frederick maken (of plakken met stukjes papier zoals in het originele boek). Teken wat Frederick en de muizen allemaal verzamelen. Zet ter ondersteuning tijdens het tekenen bijlage 1 mp3 De Moldau van Smetana aan.
3. Oriëntatie
Benodigdheden
een mooi doosje waar verschillende tot de verbeelding sprekende voorwerpen in zitten
elke leerling neemt een leeg doosje van thuis mee, zoals een boterbakje, theezakdoosje, eierdoos (6 eieren), make-up bakje enz.
tekengerei, plakgerei, knutselspullen
Aan de slag in de klas
Zoek van tevoren een mooi doosje en doe daar allerlei soorten voorwerpen in. Het is belangrijk dat het niet per se bestaande voorwerpen van waarde zijn. Juist dingen zoals een mooi stukje papier, een knikker, een glimmend dingetje, een stokje, iets waar ze niet gelijk aan kunnen zien wat het is, enz. passen hier goed in. De twee oriëntatieopdrachten kunnen op verschillende momenten in de week worden gedaan. Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek
Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Het filosofisch gesprek wordt gecombineerd met hun eigen tekening en oriëntatieopdracht 1 en 2. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Pak een paar tekeningen van de leerlingen en vraag wat ze hebben getekend.
Wat heeft Frederick verzameld?
En de andere muizen?
Kun je – net als Frederick – zonnestralen verzamelen?
Als je iets niet in een schatkist kunt stoppen, hoe zorg je er dan voor dat je het niet vergeet?
Heb je een schatkist thuis of een doosje waarin je dingen bewaart?
Welke schatten zitten daarin?
Stel: je hebt een schatkist die heel erg groot is. Wat zou je daarin willen bewaren? Waarom?
Schatkist-spel
Laat de leerlingen de ´schatkist´ zien die je zelf hebt meegenomen. Doe heel geheimzinnig en vertel dat ze een spel gaan doen. Kies de variant uit die je het prettigst vindt. Gebruik hiervoor bijlage 2 ´Geef dat doosje door´. Als je het lied liever zelf zingt, dan kun je ook bijlage 3 ´Geef dat doosje door´ – karaoke-versie, gebruiken. De tekst is: “Geef dat doosje door en geef dat doosje door, geef dat doosje door en niet vertellen hoor”
Variant 1 “Ik zet zo meteen een liedje aan en tijdens dat liedje geven we het doosje door. Maar je mag er niet in kijken hoor! Pas als de muziek is afgelopen mag degene die hem dan heeft, er even stiekem in kijken.” Als de muziek weer verder gaat, doe je het doosje dicht en geef je het weer door. Loop eventueel de eerste keer mee en zorg dat ze het doosje doorgeven en het spel doorhebben. Vraag na een paar keer of ze het lied ook mee willen zingen. Herhaal het spel een aantal keren.
Variant 2 “Ik zet zo meteen een liedje aan. Iedereen doet de ogen dicht. Tijdens het liedje loop ik rond en leg het doosje in iemand zijn handen. Die mag stiekem even kijken.” Daarna mag degene die het doosje heeft, rondlopen tijdens het liedje en het in iemand anders zijn handen leggen. Vraag na een paar keer of ze het lied ook mee willen zingen. Herhaal het spel een aantal keren.
Wat zat er allemaal in de schatkist? Waar zou dat voor zijn denk je? (Alle antwoorden zijn mogelijk, laat ze vooral fantaseren. Zo kan een stokje ook een antenne van een ruimteschip zijn, het stokje van een dirigent of een onderdeel van iets anders.)
Heb je weleens iets meegemaakt waarvan je wilde dat het niet voorbij ging? Wat was dat? (Geef eventueel zelf eerst een voorbeeld.)
Zou je dat in een schatkist kunnen stoppen? Hoe zou je dat kunnen doen?
Een eigen schatkist maken
De leerlingen maken hun eigen schatkist. Ze hebben van thuis een leeg doosje meegenomen (eierdoosje 4 of 6 eieren, boterbakje, make-up bakje, theezakdoosje, enz.) Deze gaan ze versieren zodat het echt hun eigen schatkistje wordt. De doosjes kunnen op een mooie plek in het lokaal neergezet worden.
Als je in de kring zit, pak je een van de schatkistjes die de leerlingen hebben gemaakt en bespreek je onderstaande reflectievragen.
Laat de leerlingen nu uit de voorraad die je hebt verzameld een schat kiezen. Voordat de leerlingen een schat gaan kiezen, kun je eventueel het allereerste liedje zingen met een andere tekst. Zing eventueel het lied ´Geef dat doosje door´, maar dan bijvoorbeeld met de tekst: “Welke schat kies jij, welke schat kies jij, welke schat kies jij, waarom maakt dat je blij?” En nadat ze er een gekozen hebben en in hun schatkist gaan doen: “Vul die schatkist maar, ja vul die schatkist maar, vul die schatkist maar en dan is het weer klaar” En bijvoorbeeld met opruimen: “Ruim de schatkist op….”
Tip! Dit is de eerste keer dat de leerlingen een schat kiezen, het zal vaker voorkomen. Benadruk dat het doosje een schatkist wordt met een verzameling van schatten die zij zelf kiezen. De schat is telkens gekoppeld aan een activiteit. Een activiteit die ze zich dan beter zullen herinneren. Het is dus nadrukkelijk niet een beloning (voor goed meedoen of iets dergelijks).
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling geeft vorm aan kleur, sfeer en beweging bij eigen schatten aan de hand van muziek.
4. Opdracht: De mooiste kleur
De leidraad voor het thema is het prentenboek Frederick van Leo Leonni waarin een muisje herinneringen aan mooie dingen verzamelt; herinneringen waarmee je je kunt voeden op momenten dat dat nodig is. In het boek zijn dat bijvoorbeeld kleuren. Het lied in deze opdracht gaat over kleuren. De leerlingen zingen het lied en bedenken welke kleur zij de mooiste vinden. Daarvan bewaren ze een tastbare herinnering in hun persoonlijke schatkistje. Telkens als er iets toegevoegd wordt aan hun schatkist, zingen de leerlingen een variant op het lied ´Geef dat doosje door´.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat je kleur en klank kunt verbinden.
Subdoel vaardigheid
De leerling zingt, klapt, musiceert, beweegt en improviseert aan de hand van kleuren.
Benodigdheden
allerlei kleine ‘schatten’ zoals kralen in verschillende kleuren, plakkertjes, stukjes stof, steentjes, knipsels
diverse slaginstrumenten zoals: handtrom, guiro (rasp), schudeitjes, maracas (sambabal), claves (ritmestokjes) enz. Uiteraard kunnen het ook andere dingen zijn, zoals twee blokjes uit de bouwhoek, een bakje en een pen, enz.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
In het doosje worden gedurende het project ‘schatten’ verzameld. Leg een verzameling aan waaruit de leerlingen kunnen kiezen. Dat kunnen allemaal kleine spulletjes zijn, zoals kralen in verschillende kleuren, plakkertjes, stukjes stof, steentjes, knipsels.
Doorloop nu de volgende stappen:
Laat de leerlingen de schatten zien die ze gaan verzamelen. Maak in woord en gebaar duidelijk dat het waardevolle schatten zijn of gaan worden. De schatten verzamelen ze nadat ze iets gedaan hebben: een liedje gezongen, mooie muziek beluisterd of een dansje.
Laat de leerlingen de kleur benoemen van de schatten die voor hen liggen en vertel dat ze een liedje over kleuren gaan zingen. Vraag welke kleuren er in het liedje voorkomen. Zet bijlage 4: Lied ´Kleuren´ gezongen versie aan.
Weet je welke kleur ik in m’n handen hou? Geel, groen, rood of blauw? Welke kleuren, kijk en zie Een, twee, drie.
Bespreek de tekst van het liedje. - Welke kleuren worden genoemd? - Welke kleur vind je daarvan de mooiste? - Welke voorwerpen, dieren, planten of bomen hebben die kleur? - Welke kleuren ken je nog meer?
Doe een spel met de leerlingen. Laat het lied horen (of zing het zelf) en laat aan het eind van het lied een voorwerp/´schat´ zien met een bepaalde kleur. Vraag wie er weet welke kleur het is. Doe dit zo vaak als wenselijk is. Stimuleer de leerlingen om het lied mee te gaan zingen. Ze hebben het inmiddels een aantal keren gehoord.
Zet nu een geel, groen, rood en blauw legoblokje of andere voorwerpen in die kleuren op tafel. Vraag of ze hun ogen dicht willen doen tijdens het zingen van het lied. Neem 1 kleur (of later 2 kleuren) weg tijdens het zingen van het lied en hou de kleuren achter je rug. Weten de leerlingen welke kleuren er missen? Uiteraard kan je het aantal kleuren uitbreiden.
Laat de leerlingen n.a.v. het nadenken over kleuren, nu hun mooiste kleur uitkiezen en in hun schatkistje doen. Voordat de leerlingen een schat gaan kiezen, kun je eventueel het allereerste liedje zingen met een andere tekst. Zing eventueel het lied ´Geef dat doosje door´, maar dan bijvoorbeeld met de tekst: “Welke schat kies jij, welke schat kies jij, welke schat kies jij, waarom maakt dat je blij?” En nadat ze er een gekozen hebben en in hun schatkist gaan doen: “Vul die schatkist maar, ja vul die schatkist maar, vul die schatkist maar en dan is het weer klaar” En bijvoorbeeld met opruimen: “Ruim de schatkist op….”
Improviseren met kleuren
Deel 1: (ca. 20 min.)
Doorloop de volgende stappen:
Klap de 2e regel uit het lied terwijl je het zegt. Je klapt op elke lettergreep: Geel, Groen, Rood en Blauw X X X X X
De leerlingen herhalen dit. Kijk of ze ook echt op elk woord een klap geven. Laat een leerling nu een andere kleur kiezen en vervang de eerste kleur in het liedje, geel, door die kleur. Zeg de regel terwijl je meeklapt. De leerlingen herhalen die. Bijvoorbeeld: Oranje, Groen, Rood en Blauw X X X X X X X
Herhaal dit een paar keer met andere leerlingen en kleuren.
Pak nu een slaginstrument en laat zien dat deze kleuren ook ´gespeeld´ kunnen worden. In plaats van mee te klappen, spelen ze nu mee op hun instrument. Doe er eentje voor.
Deel vervolgens instrumenten uit en leg deze voor de voeten van de leerlingen. Herhaal dan onderdeel 1 nog een keer. Eerst bedenken, dan zeggen en klappen en vervolgens met instrumenten. Tussendoor leggen ze de instrumenten weer voor hun voeten op de grond.
Het is nu ook mogelijk om dit in te zetten in het lied en mee te spelen/klappen met de originele kleuren!
Deel 2: (ca. 20 minuten)
In het vorige deel hebben de leerlingen zelf kleuren bedacht, nagezegd, geklapt en gespeeld. In dit deel gaan we improviseren. Doorloop de volgende stappen:
Bedenk zelf een volgorde van kleuren, net als in het vorige deel: zeg en klap het voor en laat de leerlingen het nazeggen en naklappen. Doe vervolgens hetzelfde, maar zeg dat je het nu met je denkstem doet. Maak hierbij een duidelijke beweging met de mond zonder het hardop te zeggen. De leerlingen klappen het na, ook met hun denkstem. Bekijk ter inspiratie eventueel het begin van de video: Hoe bedenk je een ritme?
Bedenk en klap nog een aantal ritmes met de denkstem, maar nu zonder eerst te laten horen wat het zou moeten zijn. Herhaal dit een aantal keren. Let er op dat de leerlingen wel eerst luisteren en dan pas nadoen. Dat is veel moeilijker als er geen woorden bij zitten. Tip! Maak eventueel na het ritme een gebaar met de hand dat ze het na kunnen doen.
Vraag nu aan de leerlingen of ze ook iets kunnen verzinnen met de denkstem. De klas doet het na. Let op: alles is goed! Het is al fantastisch dat ze het proberen.
Tot nu toe is het steeds met voor- en naklappen gedaan. Uiteraard kun je, wanneer ze het begrijpen, ook instrumenten gebruiken en dit nog een keer doen.
Wanneer dit goed gaat kun je ook bijlage 7 gebruiken om in te improviseren. In de opname wordt steeds eerst het lied gezongen, daarna is er ruimte om een aantal keren een ritme te verzinnen. Doorloop hierbij de volgende stappen:
Zet het lied aan, zing gezamenlijk het lied en bedenk daarna eerst zelf een ritme (doe dit eerst weer klappend). De klas doet dit na, herhaal dit nog een keer. Daarna wordt er weer gezongen. Laat leerlingen dit ook doen als het duidelijk is. Tip! Als dit te lastig is, kun je ook weer een stapje terugdoen en het eerst weer hardop doen bij de muziek en vervolgens weer met de denkstem.
Doe dit daarna nogmaals, maar nu met instrumenten.
Variatie:
Eén leerling kan het hele improvisatiedeel vol spelen met zelfbedachte ritmes op een instrument.
Je kunt ook een ritme-slang maken. Er kunnen ca. 2-4 leerlingen in het improvisatiedeel improviseren, afhankelijk of ze gelijk beginnen of eerst na moeten denken en of ze een kort of langer ritme bedenken. Zodra het lied komt, zingt iedereen weer mee en daarna gaat de volgende leerling verder.
Laat de leerlingen bedenken wat zij een heel mooi instrument vonden. Ze kiezen nu weer een schat uit om dat te kunnen onthouden. Maak weer gebruik van de liedsuggesties.
Maak een ´presentatieversie´ van het lied. Gebruik hiervoor bijlage 8 Lied ´Kleuren´ 3 x couplet met eigen kleuren + Improvisatiedeel of bedenk een eigen vorm. In deze opname is er én ruimte voor het improviseren tussen de coupletten in én kunnen de kleuren veranderd worden.
Spreek af welke kleuren er in de coupletten van het lied komen. (Ondersteun dat eventueel met kleurvakken op het digibord.)
Verdeel de instrumenten (instrumentgroepen) eventueel over de verschillende coupletten. Dus bijvoorbeeld alle schudinstrumenten bij couplet 1, hout bij couplet 2, vel bij couplet 3.
Oefen dit totdat het goed gaat.
Laat het vervolgens aan een andere groep of aan de ouders horen of maak er een opname van.
Schat kiezen voor in de schatkist
Vraag, nu je aan het eind van dit hoofdstuk bent gekomen, of iedere leerling zijn lievelingskleur kan kiezen. Laat ze een schat die daarbij hoort uit de verzameling kiezen voor in hun doosje.
Reflectie subdoelen
Welke klank paste het beste bij jouw lievelingskleur?
Reflectie proces
Op welke manier ga je de herinnering aan deze klank bewaren in je schatkist?
5. Opdracht: De mooiste muziek
In deze opdracht onderzoeken de leerlingen de sfeer van verschillende muziekfragmenten. Ze luisteren eerst naar een aantal instrumenten en de kleur die de instrumenten hebben. Zijn er instrumenten die ze mooi vinden? Ze maken met de groep hun eigen soundscape, ´schatkist-muziek´. De leerlingen maken een klein boekje voor hun schatkist waarin ze tijdens het luisteren naar de muziekfragmenten tekeningen maken. De muziekfragmenten zijn heel contrasterend. Opnieuw kiest elke leerling het fragment van voorkeur. Telkens als er iets toegevoegd wordt aan hun schatkist, zingen de leerlingen een variant op het lied ´Geef dat doosje door´.
Subdoel kennis
De leerling benoemt een aantal instrumenten op basis van de klank.
Subdoel vaardigheid
De leerling zet de sfeer van verschillende muziekinstrumenten om naar tekeningen en een soundscape.
Benodigdheden
de schatten
de zelfgemaakte schatkisten
verschillende instrumenten (schud, vel, hout en metaal), zoals triangel, klokkenspel (Let op! Vervang de F door een F#!), belletjes, schudei, handtrom, guiro, enz.
een of twee A4-vellen voor iedere leerling
tekengerei
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Ra, ra, wat hoor ik…..?
Zet het volgende klaar: (bij het onderdeel uitvoeren)
In de kring: de leerlingen doen hun ogen dicht en de leerkracht maakt een geluid. Bijvoorbeeld:
Water drinken
Papier scheuren
Pen laten vallen Kunnen ze raden welk geluid het is?
Zet een aantal instrumenten in de kring en doe hetzelfde. Zorg dat er zowel houten instrumenten als schud-, vel- en metalen instrumenten zijn! Kunnen ze raden welk instrument het is?
Speel de instrumenten nu nog eens (of laat een leerling een instrument bespelen), maar met de ogen open. Waar moet je aan denken als je dat geluid hoort? Kan je hetzelfde instrument ook anders laten klinken? (Dat kan tikken, schuiven, met de nagels zijn enz.) Waar doet dat je aan denken? Aan hetzelfde, of is het veranderd? Herhaal dit met de verschillende aanwezige instrumenten.
Wat vinden ze het mooiste geluid dat ze gehoord hebben?
De leerlingen kiezen ieder voor zich het mooiste geluid en kiezen een schat uit die daarbij past.
Zing daarbij weer de variant op het lied ´Geef dat doosje door´. “Welke schat kies jij, welke schat kies jij, welke schat kies jij, waarom maakt dat je blij?”
En deze nadat ze er een gekozen hebben en in hun schatkist gaan doen: “Vul die schatkist maar, ja vul die schatkist maar, vul die schatkist maar en dan is het weer klaar”
En met opruimen: “Ruim de schatkist op….” Enz.
Het onderdeel ‘Uitvoeren’ is in twee verschillende delen verdeeld. Het is niet noodzakelijk om het in deze volgorde te doen. Je kunt de opdracht in deel 1 het beste over verschillende momenten in de week verdelen, niet te ver uit elkaar, telkens een minuut of 5-10. Doorloop de volgende stappen:
In deze opdracht gaat het over de volgende bijlagen:
Geef iedere leerling een leeg vel papier (A4). Laat ze dat vel één keer vouwen zodat er een boekje ontstaat. Nu zijn er vier plekken om een tekening op te maken. Uiteraard kun je er ook voor kiezen om het op een kant van het A4-tje te doen zodat ze meer ruimte hebben om te tekenen. In dat geval kunnen ze maar twee tekeningen per A4-tje maken.
Laat een van de muziekfragmenten horen.
Geef de leerlingen de opdracht te tekenen bij de muziek. Wat vinden ze bij de muziek passen? Laat dat zo vrij mogelijk. Het kan dus ook een lijnendans of kleurenpalet worden, of iets dat bestaat, dat maakt niet uit!
Wanneer ze klaar zijn met tekenen, laat je ze weer in de kring zitten.
Laat het fragment nogmaals horen en vraag een aantal leerlingen om hun tekening te laten zien. Wat heb je gemaakt? Waarom heb je dat gemaakt? Waarom vond je dat bij de muziek passen? (Alles is goed!)
Doe hetzelfde bij de andere fragmenten. Elk muziekstuk is een pagina in het boekje.
Welk muziekfragment willen ze heel graag onthouden? Welk fragment spreekt ze aan? Verwerkingsmogelijkheden:
Kopieer vervolgens de uitgekozen tekening en verklein die stevig zodat deze opgevouwen in het doosje past.
Óf laat de leerlingen een schat kiezen die bij de tekening en muziek hoort voor in het doosje. Zing eventueel weer een variant van het doosjeslied.
Tip! Je kunt uiteraard ook andere fragmenten kiezen dan hier staan. Let er dan op dat het contrasterende instrumentale fragmenten zijn, het liefst dus zonder zang (tekst).
Een eigen soundscape maken
Zorg van tevoren dat er verschillende instrumenten (hout, schud, vel, metaal) klaar liggen.
Dirigeeroefening: aan- en uitzetten. Kijk ter inspiratie en verduidelijking eventueel het filmpje ‘Dirigeren doe je zo’.
Ga in de kring zitten en zorg dat de leerlingen je goed kunnen zien. Zeg dat de leerlingen jou na moeten doen. Oefen dit even door bijvoorbeeld naar links te kijken; controleer of ze dat met je meedoen. Een hand in de zij zetten of een been optillen. Doe dit in stilte en wacht tot iedereen meedoet. Oefen dit totdat iedereen het begrijpt.
Vraag of de leerlingen een geluid met de klank ´oe´ willen maken, maar alleen als je een ´kom maar´-gebaar maakt. Laat ze een paar tellen het geluid maken en geef dan duidelijk een stopteken met beide handen. Oefen dit een paar keer, de ene keer wat langer en de andere keer wat korter. Dit kan je uiteraard ook met andere letters doen en je kunt een leerling vragen om dit ook te proberen.
Variant:
Probeer dit ook met andere letters, maar plaats je handen nu tegen elkaar aan en laat ze langzaam uit elkaar gaan. Het geluid wordt harder. Probeer daarmee te spelen. Elke keer als je wil stoppen, maak je het stopteken.
We kunnen de muziek nog mooier maken door er mooie geluiden bij te maken die bij de schatkist passen.
Leg een paar verschillende instrumenten in de kring (hout, vel, schud, metaal) waaronder bijvoorbeeld een triangel, klokkenspel (Let op! Vervang de F door een F#!), belletjes enz. (Mocht je meerdere instrumenten van een bepaalde soort hebben, dan houd je die nog even achter.) Welke instrumenten zullen we gebruiken om de muziek nog mooier te maken? En welk geluid maken we daarop?
Als er een mooi geluid is ontdekt, dan geef je 5 tot 8 leerlingen hetzelfde instrument als die er zijn. Gebruik nu de dirigeeroefening om het geluid aan en uit te zetten. Probeer de leerlingen te laten ontdekken wat mooi is: de hele tijd spelen, af en toe spelen, hard of zacht spelen. Doe dit nu ook met een gedeelte van bijlage 13 en laat de andere leerlingen hun ogen dicht doen om te luisteren of ze de muziek bij de schatkisten vinden passen. Is de muziek nog mooier geworden? (Benadruk hoe er gespeeld is, af en toe en niet te hard.)
De leerlingen leggen de instrumenten onder hun stoel. Herhaal stap 3 en 4 nu met andere instrumenten en een nieuw groepje leerlingen.
Uiteindelijk kun je dit nu ook doen met alle groepjes met bijlage 13. Je kunt de verschillende groepjes ´aan- en uitzetten´, of zelfs één iemand aanwijzen. Uiteraard kan een leerling dit ook doen.
Laat de leerlingen aan het eind weer iets kiezen voor in hun schatkist zodat ze zich de mooie schatkist muziek kunnen herinneren.
Er zijn verschillende mogelijkheden om de resultaten van deze deelopdracht te presenteren. Maak een keuze uit onderstaande mogelijkheden:
Laat de ´schatkist-muziek´ aan een andere groep of de ouders horen.
Neem een versie van de ´schatkist-muziek´ op en laat deze horen aan een andere groep of de ouders, of bewaar deze voor de presentatie aan het eind van dit project.
Start eventueel eerst met het laten zien van de verschillende ontdekte geluiden.
Reflectie subdoelen
Van welk instrument werd je heel rustig tijdens het tekenen?
Reflectie proces
Op welke manier ga je de herinnering aan het mooiste muziekfragment bewaren in je schatkist?
6. Opdracht: De mooiste beweging
In de laatste opdracht staat het bewegen op muziek centraal. Er wordt gestart met een bewegingslied. De vier luisterfragmenten uit de vorige opdracht worden nogmaals beluisterd en de leerlingen onderzoeken welke beweging bij welk fragment past. Dit doen ze ook bij het lied dat ze hebben geleerd. Uiteindelijk wordt er van de verschillende onderdelen die in de opdrachten aan bod zijn gekomen een totaalvorm bedacht, waarin zingen, spelen en bewegen samenkomen.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat er een verband is tussen bewegen en muziek.
Subdoel vaardigheid
De leerling voert eigen bewegingen uit op verschillende soorten muziek.
Benodigdheden
de schatten
de schatkistjes
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Zet bijlage 14: mp3 lied ´Begin de dag met een dansje aan en doe zelf met gebaren mee. (Je hoeft dus niet mee te zingen als je dat niet wil.) Vraag of de leerlingen met je mee willen doen. Zet hem stop als de zang is afgelopen. Suggesties:
“Begin de dag met een dansje” – een beetje swingen op je stoel
“Begin de dag met een lach” – maak met je vingers een lach op je gezicht
“Die lacht de hele dag” – handen naar voren en openen naar de zijkanten
Vraag of iemand een leuke beweging kan verzinnen. Doe die beweging allemaal in het instrumentale gedeelte, het stukje na de zang. (Tijdens het zanggedeelte zit iedereen dus nog op zijn stoel.) Tijdens het instrumentale gedeelte kan iedereen gaan staan, maar wel bij zijn eigen stoel. (Bijvoorbeeld op de tenen, springen, zwaaien, swingen enz.) Herhaal dit een aantal keren en laat steeds iemand anders een beweging verzinnen. In het lied zijn daar steeds twee mogelijkheden voor. Laat de leerlingen weer een schat uitkiezen om dit liedje en een mooie beweging te kunnen onthouden.
Deel 2: In het speellokaal (ca. 10-15 minuten)
Herhaal het lied nu nog een keer maar doe dit in het speellokaal. Laat iedereen een eigen plekje in de ruimte zoeken. (Dit kan ook in twee delen als de groep te groot is). Spreek af dat iedereen stil staat wanneer je het liedje zingt en de gebaren meedoet en dat ze mogen bewegen in het tussenstuk, net als in de kring. Uiteraard mogen ze niet botsen.
Het kan zijn dat er nu andere bewegingen worden gedaan omdat de leerlingen letterlijk meer ruimte hebben. Probeer niet te sturen maar alleen maar dingen op te merken: “Kijk eens naar ... hij maakt ... bewegingen, kunnen jullie dat ook?” (Dit kunnen allerlei verschillen zijn; een leerling die op de tenen loopt, sierlijke zwaaibewegingen maakt, zich klein maakt, enz.) Je bent op dat moment begeleider van het proces.
Tip! Wanneer de leerlingen niet goed luisteren en stilstaan bij het zingen of dit moeilijk vinden, doe dan eerst een ´start-stop´-oefening. Ze gaan op willekeurige muziek bewegen en als je de muziek stopzet, staan ze gelijk stil. Zo zet je ze in de luisterhouding. Ook kun je werken met hoepels die uit elkaar liggen. Tijdens het zanggedeelte staan ze in de hoepel en bij de tussenstukken mogen ze vrij om de hoepel heen bewegen maar blijven wel in de buurt.
Verdieping (ca. 10-20 min.)
Herhaal deel 2 nu ook met (een paar van) de fragmenten 9 t/m 12, waar de leerlingen in de vorige opdracht op getekend hebben. Ze gaan dit nu omzetten in beweging. Laat ze eerst op de grond zitten en luisteren naar het begin met de ogen dicht. Daarna zet je het fragment nogmaals aan en gaan ze erop bewegen. Begeleid dit weer door soms te benoemen wat je ziet. Uiteraard kun je het fragment wegdraaien als je denkt dat het lang genoeg is.
Welke beweging vinden ze het mooist? Laat ze bij de gekozen beweging weer een schat uitkiezen voor in de schatkist terwijl het liedje gezongen wordt.
In dit deel werk je toe naar een totaalvorm waarin zang, dans, beweging en instrumenten/soundscape samenkomen. Uiteraard kun je daar een eigen vorm/volgorde voor bedenken en zelf keuzes daarin maken.
De onderdelen die in dit project aan bod zijn gekomen zijn:
Het lied ´Geef dat doosje door´ met spelelementen. Dit lied zou ook gebruikt kunnen worden om een paar leerlingen iets te laten vertellen over een schat die er in hun schatkist zit en waarom die erin zit.
Het lied ´Kleuren´. Hier kan eventueel naast een improvisatie op instrumenten ook een dansimprovisatie plaatsvinden waardoor alle onderdelen vertegenwoordigd zijn.
De soundscape (schatkist-muziek). Dit kan gebruikt worden als introductie (zeker wanneer het is opgenomen), de leerlingen komen dan binnen op hun zelfgemaakte muziek terwijl ze hun schatkistjes showen en neerzetten.
Het lied: ´Begin de dag met een dansje´ met eigen bewegingen.
Bewegen op verschillende soorten muziek.
Oefen de uiteindelijke totaalvorm totdat het er goed inzit en laat deze aan een andere groep of aan de ouders zien of neem het op. Kleed het geheel eventueel nog aan.
Reflectie subdoelen
Op welke muziek kon je het fijnste bewegen?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
De leerlingen pakken hun doosje, halen alle schatten eruit en proberen ze op volgorde van verzamelen te leggen. Weten jullie nog waar elke schat voor staat?
Wat vinden jullie de mooiste schat of herinnering van allemaal? Waarom?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Welke schat in jouw schatkist vind je het meest bijzonder?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Welke schat zou je nog meer willen ontdekken aan de hand van muziek?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.