Supergroot, superlangzaam, superzacht, superhoog, superklein, superoverdreven… de leerlingen beginnen dit project met bewegingen die steeds meer ‘super’ worden. Met muziek erbij wordt het een superdans, die aansluit op de klanken en het ritme. Supervreemde vormen maken de leerlingen met eenvoudige aankleding waarmee je je lichaam van vorm kunt laten veranderen. Sokken aan je handen, een jas achterstevoren: deze vormen inspireren tot nieuwe manieren van dansen, bijvoorbeeld ‘als een viervoeter’ of ‘ondersteboven’. Voor deze supervreemde wezens gaan de leerlingen bouwen met banken, lappen of dozen. Wanneer daar doorheen gedanst wordt, ontstaat een bijzondere, ongekende wereld.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Tijdens de introductie bekijken de leerlingen afbeeldingen van de supergrote beelden van Florentijn Hofman en wordt besproken wat er allemaal zou kunnen gebeuren als dingen een superformaat of superkracht zouden hebben. Hierna bekijken de leerlingen fragmenten van dansvoorstellingen en beschrijven ze wat ze ‘super’, ‘supervreemd’ en ‘supergoed’ vonden. In de opdrachten die volgen, onderzoeken en maken de leerlingen bewegingen en dansen die steeds uitgaan van het woord ‘super’, zoals ‘superoverdreven’ en ‘supervreemd’. Door kledingstukken op originele manieren te bewerken en aan te trekken, maken ze hun eigen kostuums. Met dozen bouwen ze hun eigen utopische wereld. De gemaakte dansen worden opgevoerd voor publiek.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal met smartbord
speellokaal met mogelijkheid muziek af te spelen met goed geluidsniveau
Let op: De opdrachten beschreven in dit project worden deels uitgevoerd in het klaslokaal en deels in het speellokaal of de gymzaal. Het bekijken en bespreken van de filmfragmenten gebeurt in het klaslokaal. Voor de actieve dansopdrachten is een speellokaal of gymzaal nodig. Hier dien je muziek te kunnen afspelen met een goed geluidsniveau. Als jouw school geen geluidsapparatuur in het speellokaal heeft, kun je via CultuurSchakel gebruikmaken van een draagbare bluetooth speaker waarmee je muziek kunt afspelen vanaf een laptop of mobiele telefoon. Wil je hiervan gebruik maken, neem dan contact op met je cultuurcoach van CultuurSchakel.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit dat de sfeer van de muziek, vervorming van het lichaam en objecten in een ruimte van invloed zijn op de bewegingen die hij maakt.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling beweegt met overdrijving, met vervorming en door gebruik te maken van objecten.
Aan de slag in de klas
Doorloop de volgende stappen om het project te introduceren:
Bekijk enkele supergrote beelden van kunstenaar Florentijn Hofman
Bepreek na aan de hand van onderstaande reflectievragen.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling geeft vorm in beweging aan superoverdrijving, een superwezen en een superwereld door gebruik te maken van overdrijving, vervorming en objecten.
4. Opdracht: Superoverdreven
In deze opdracht staan allerlei superlatieven centraal, zoals: supergroot, superlangzaam, superzacht. In de onderzoeksfase maken de leerlingen bewegingen die zich in een aantal stappen ontwikkelen tot ‘superbewegingen’, bijvoorbeeld supergroot of superlangzaam. In de uitvoerende fase worden deze bewegingen al improviserend uitgebreid en gevarieerd zodat er met sterke, zachte, snelle of grote bewegingen worden gedanst. Ze ervaren hierbij de relatie tussen hun dans en de sfeer van de muziek.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat de sfeer van de muziek van invloed is op de bewegingen die hij maakt.
Subdoel vaardigheid
De leerling danst met overdrijving door heel klein, groot, snel, langzaam, sterk of zacht te bewegen.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Overdrijven in 10 stappen
Een actie – reactie-opdracht, de leerlingen bewegen op één plek.
Doorloop onderstaande stappen:
Laat alle leerlingen gaan staan. Zorg dat ze een beetje ruimte om zich heen hebben.
Benoem telkens één beweging (zie onder), alle leerlingen maken deze beweging één keer, dit is tel 1.
Tel langzaam door tot 10, op elke tel veranderen de leerlingen de beweging een klein beetje zodat deze beweging bij tel 10 supergroot, -klein, -snel etc. geworden is.
Supersterk: Start met een boksbeweging van de armen. De tweede tel doet iedereen de beweging iets krachtiger, de derde tel nog krachtiger, en zo verder tot je je bij 10 super-krachtig beweegt.
Supergroot: Start met een kleine armbeweging, bijvoorbeeld je armen een klein stukje omhoog en omlaag doen. Steeds groter tot de leerlingen uiteindelijk hun hele lichaam meebewegen: helemaal omlaag gaan (bukken) en omhoog gaan (springen met je armen hoog in de lucht).
Superklein: start met een grote sprong of een armbeweging, de beweging wordt elke keer iets kleiner, totdat je bijna niets meer ziet bewegen.
Supersnel: Start met rustig ‘lopen’ op de plaats. Ga allemaal tegelijk steeds een beetje sneller totdat je niet meer sneller kunt.
Superlangzaam: Start met een willekeurige (dans)beweging, bijvoorbeeld een draai. Bij elke herhaling voeren de leerlingen de beweging iets langzamer uit. Ten slotte is het helemaal in slow motion, zo traag als mogelijk.
Superzacht: Start met een beweging waarbij je gaat zitten, een draai of rol maakt op de grond en weer opstaat. Doe dit elke keer iets zachter, totdat deze beweging zonder enig geluid door de hele klas wordt uitgevoerd.
Supervreemd: Start met een willekeurige (dans)beweging. Bij elke herhaling veranderen de leerlingen iets zodat de beweging een beetje vreemder wordt. Uiteindelijk is de basisbeweging niet meer te herkennen en maken de leerlingen een beweging die heel raar is.
Aan de slag in het speellokaal
De super-dans Geleide dansimprovisatie, de leerlingen dansen door het hele speellokaal. Op zeven verschillende muziekjes gaan de leerlingen de ‘overdreven’ manieren van bewegen al dansend verder uitwerken. Ze starten telkens met rondlopen op een manier die past bij de betreffende ‘super’ (supersterk, supersnel etc.).
Stel telkens de volgende vragen terwijl ze bezig zijn:
Kun je nog andere (grote, snelle, kleine etc.) passen verzinnen? Kun je bijvoorbeeld zijwaartse passen maken?
Kun je ook (supersnel, -groot etc.) met je armen bewegen?
Kun je ook (supersnel, -groot etc.) springen of draaien?
Kun je ook (supersnel, -groot etc.) naar de grond gaan en weer omhoog komen?
Hierdoor gaan de leerlingen hun dansbewegingen variëren en verrijken.
Supergroot: start met hele grote passen. Stel daarna met korte tussenpozen de bovenstaande vragen. Symphony 9 opus 95 allegro con fuoco van Dvorak
Supersterk: start met krachtig stampen. Kun je nog meer sterke passen verzinnen? Stel weer de bovenstaande vragen met korte tussenpozen. Dance to the Question van Slagerij van Kampen
Superlangzaam: start met hele slome, langzame passen. Tenderly van Ella Fitzgerald en Louis Armstrong
Supersnel: start met snelle trippelpasjes op je tenen. Flight of the Bumble Bee van Rimsky-Korsakov
Superklein: start met hele kleine schuifelpasjes. Tubular Bells van Mike Oldfield
Superzacht: start met lopen zonder geluid te maken. Awakening van Secret Garden
Kies één super Een inspringspel, de leerlingen kiezen wanneer ze meedansen en wanneer ze toeschouwer zijn.
Doorloop onderstaande stappen om het project te presenteren:
Alle leerlingen gaan aan één kant van het lokaal zitten.
Vraag de leerlingen te bedenken welke manieren van dansen uit de vorige opdracht ze nog een keer willen doen en willen laten zien aan hun klasgenoten.
Start één van de muzieknummers uit de vorige opdracht. Vraag de leerlingen of ze nog weten bij welke ‘super’ deze muziek hoort.
Vraag wie nog een keer op deze manier wil dansen. Deze leerlingen gaan ronddansen en gebruiken daarbij de mogelijkheden die ze gevonden hebben in de vorige opdracht (verplaatsen, springen, draaien, omlaag en omhoog gaan etc.). De leerlingen die niet meedansen blijven zitten en zijn publiek.
Als deze muziek stopt, gaan de dansende leerlingen weer langs de kant zitten.
Herhaal dit met de andere muziekfragmenten uit de vorige opdracht. Bij elk muziekfragment kunnen de leerlingen besluiten of ze gaan dansen (en dus presenteren), of blijven zitten als publiek.
Reflectie subdoelen
Welke muziek paste het beste bij jouw overdreven kleine bewegingen?
Reflectie proces
Welke superoverdreven beweging lukte jou het beste?
5. Opdracht: Supervreemd
In deze opdracht gaan de leerlingen hun lichaam ‘vervormen’ en veranderen ze op deze manier in nieuwe ‘supervreemde’ wezens. Inspiratie komt van een filmfragment van de dansvoorstelling Monsters. Hierna gaan de leerlingen onderzoeken hoe ze kledingstukken en materialen op ongewone manieren kunnen gebruiken en daarmee iets aan hun lichaam veranderen. Al dansend experimenteren ze welke bewegingen hierbij passen. Uiteindelijk dansen op school wel heel vreemde wezens rond!
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat veranderingen aan de vorm van het lichaam door materialen of kleding van invloed zijn op bewegingen.
Subdoel vaardigheid
De leerling beweegt als een supervreemd wezen door zijn lichaam te vervormen met materialen en kledingstukken.
Benodigdheden
diverse kledingstukken en andere materialen zoals jassen, sokken, linten en vuilniszakken
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze:
Huup Barbatruc
Bekijk en bespreek de intro van de animatieserie Barbapapa. Vraag enkele leerlingen of ze met hun lichaam van vorm kunnen veranderen. Welke bijzondere vormen kun je maken met je lichaam?
Laat de leerlingen naast of achter hun stoel staan. Vraag ze achtereenvolgens de volgende vormen te maken met hun lichaam:
een hele grote vorm
zo klein mogelijk
lang en dun
bol
hoekig
kronkelig
met uitsteeksels
ondersteboven
Vreemde wezens
Doorloop de volgende stappen:
Filmfragment bekijken De voorstelling We are the Monsters van Colette Sadler is uitgangspunt voor deze opdracht. Je kunt het hele fragment bekijken (duur 30 minuten) of enkele delen ervan. Kies in dat geval een fragment tussen 8’00 tot 15’00 min. en/of vanaf 24’00 min. tot het einde. Bespreek na aan de hand van de volgende vragen:
Wat heb je gezien?
Wat gebeurde daar, denk je?
Wat voor kleren hadden ze aan?
Kunnen wij dat ook? Brainstorm Bespreek en bedenk met de leerlingen welke materialen of kledingstukken er gebruikt kunnen worden om op een eenvoudige manier iets aan jezelf te veranderen. Bijvoorbeeld:
Sokken of (gym)schoenen aan je handen doen zodat je een viervoeter wordt.
Een gat in een vuilniszak knippen en deze over je hoofd doen zodat je armen verdwijnen.
Een jas of (jogging)broek over je armen doen zodat je daar twee benen hebt.
Een panty aan je armen zodat je hele lange armslierten krijgt.
Linten of slierten (van crêpepapier) om je polsen, enkels en/of middel binden, zodat je helemaal ‘slierterig’ wordt. Wat kunnen de leerlingen nog meer bedenken?
Uitproberen Probeer enkele ideeën die hiervoor benoemd zijn uit door telkens één leerling dit te laten aantrekken voor de klas. Vraag deze leerling dan of hij een houding kan maken of een beweging kan bedenken die erbij past. Lange sliertarmen nodigen uit tot andere bewegingen dan wanneer je helemaal geen armen hebt; met twee benen in één broekspijp beweeg je anders dan met schoenen aan je voeten.
Aan de slag in het speellokaalSupervreemde wezens Een leiden – volgen-opdracht in tweetallen, de leerlingen dansen achter elkaar door het hele speellokaal.
Doorloop de volgende stappen:
Verzamel voldoende materialen/kledingstukken zodat er voor elke leerling iets beschikbaar is. Leg deze kledingstukken in setjes van twee klaar. Dus enkele setjes van twee paar sokken, twee vuilniszakken, etc.
Laat de leerlingen tweetallen maken. Elk tweetal kiest een kledingstuk en gaat dat aantrekken. Zorg dat het gezicht vrij blijft.
Alle tweetallen gaan achter elkaar klaarstaan op een lege plek in het speellokaal.
Zet de muziek aan. De voorste leerling verzint een manier van bewegen, de leerling die erachter staat doet deze beweging zo goed mogelijk na. Dat kan op één plek of zich verplaatsend. Hoe ze bewegen komt voort uit de verandering van hun lichaam door het kledingstuk. Nodigt dit bijvoorbeeld uit tot springen, zwieren en zwaaien, schuiven, je bovenlichaam van links naar rechts bewegen?
Zet na een of twee minuten de muziek stop. De leerlingen wisselen om en de andere leerling is aan de beurt om een beweging te bedenken.
Laat na enige tijd de leerlingen een ander kledingstuk uitproberen.
Terwijl de leerlingen bezig zijn stel je vragen om hun fantasie te prikkelen zodat hun dansbeweging verrijkt wordt:
In wat voor vreemd wezen zijn jullie veranderd?
Springt, draait, schuift of trippelt dit wezen?
Beweegt het klein, groot, krachtig, snel, langzaam, laag, hoog?
De vreemde wezens komen tevoorschijn! Geleide dansimprovisatie, de leerlingen dansen door het hele speellokaal.
Maak groepjes van wezens die bij elkaar horen, zoals: alle viervoeters, alle sliertenmonsters, alle armloze wezens.
Bespreek per groepje nog even wat voor soort bewegingen deze wezens ook alweer maken. Benoem bewegingsacties (stampen, trippelen, draaien, springen, schuifelen etc.) en ook de manier waarop (groot, klein, langzaam, snel, sterk, zacht).
Kies eventueel per groepje bijpassende muziek uit één van de fragmenten uit opdracht 1 (pag. 6) of gebruik de muziek uit de vorige opdracht.
Laat alle groepjes na elkaar dansen, passend bij hun vreemde wezen. De eigen klas kan publiek zijn maar natuurlijk ook een andere klas of ouders.
De dans van de vreemde wezens Een compositie-opdracht, de leerlingen maken in groepjes een korte dans.
Doorloop de volgende stappen:
Maak groepjes van ongeveer vier leerlingen.
Laat de leerlingen kiezen welk kledingstuk ze willen gebruiken en wat voor soort vreemd wezen ze zijn. Bespreek per groepje wat voor soort bewegingen hierbij passen (zie bovenstaande opdracht).
Laat de leerlingen enkele eenvoudige afspraken maken voor een korte dans.
Bijvoorbeeld:
Begin: we komen om de beurt op vanaf de zijkant, allemaal op dezelfde manier (bijvoorbeeld op je hurken lopend).
Dan maken we een kring en maken we allemaal hele grote bewegingen met onze armen.
Daarna gaan we snel kriskras door elkaar stampen.
Eind: We eindigen heel dicht bij elkaar en maken onszelf heel klein, alsof we geschrokken zijn en ons verstoppen.
Muziek: één van de fragmenten uit de eerste opdracht (pag. 6) of de muziek van de vorige opdracht.
Reflectie subdoelen
Bij welke dans zorgde de vervorming voor het vreemdste wezen?
Reflectie proces
Hoe vond je het om te dansen met een vervorming?
6. Opdracht: Dansen in een superwereld
De laatste opdracht draait om de omgeving waarin de leerlingen dansen en bewegen. De leerlingen onderzoeken hoe ze met gebruik van dozen of andere materialen uit het speellokaal een ruimte kunnen inrichten en hoe ze daar tussendoor kunnen bewegen, erachter kunnen verdwijnen en weer verschijnen. Ze bedenken daarna welk super- of vreemd wezen ze willen zijn in deze wereld en hoe ze door deze wereld bewegen. Ze gebruiken hierbij wat gedaan is in de vorige opdrachten. Voor de eindpresentatie bouwen de leerlingen hun decor en laten ze de bedachte dansen in hun superwereld zien aan publiek.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat de omgeving bewust gebruikt kan worden bij het vormgeven van bewegingen.
Subdoel vaardigheid
De leerling danst in een zelfgemaakte superwereld, waarbij hij gebruik maakt van de ruimte en de objecten die hij heeft neergezet.
Benodigdheden
grote dozen of materialen uit de gymzaal of het speellokaal. Eventueel gekleurde lappen
de diverse ‘kledingstukken’ uit de vorige opdracht
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Voer onderstaande opdrachten uit:
Bekijken Bekijk dit fragment van De Kartonbewoners van dansgroep De Stilte. Bespreek met de leerlingen na aan de hand van vragen zoals:
Wat heb je gezien?
Wat gebeurde er?
Wat gebeurde er met de dozen?
Bekijk eventueel ter inspiratie dit ‘Barbapa huis’ (ontwerp Winy Maas); een gebouw met wel heel bijzondere kamers!
We maken een eigen, nieuwe ‘wereld’ Verzamel met de klas grote dozen of gebruik objecten uit de gymzaal of het speellokaal, zoals matten, kasten en banken. Richt met de dozen, kasten, banken e.d. de ruimte in. Maak zo een eigen ‘wereld’. Gebruik eventueel gekeurde lappen om ergens overheen te leggen of beschilder de dozen. Zorg dat er ruimte is tussen de verschillende dozen en/of materialen, zodat er tussendoor bewogen kan worden.
Dansen in onze zelfgemaakte ‘wereld’ Een bewegen – stop-opdracht, de leerlingen dansen door het hele speellokaal. De leerlingen gaan nu in deze ‘wereld’ bewegen aan de hand van onderstaande opdrachten. Zet telkens na een of twee minuten de muziek stop om de volgende opdracht te kunnen geven.
Loop, huppel of dans op muziek tussen alle dozen en/of materialen door zonder ze aan te raken. Maak zoveel mogelijk gevarieerde, eigen weggetjes.
Hetzelfde als hiervoor, maar nu gebruik je de dozen ook om erachter te verdwijnen en weer te verschijnen. Vraag de leerlingen of ze dat spannend kunnen maken door heel langzaam of juist heel plotseling te verschijnen. Of met maar één lichaamsdeel te verschijnen.
Hetzelfde als hiervoor, maar nu in tweetallen achter elkaar, waarbij de voorste voordoet en de achterste volgt.
Verdeel de klas in twee groepen en laat deze naar elkaar kijken.
Wie bewoont deze nieuwe plek? Een bewegen – stop-opdracht, de leerlingen dansen door het hele speellokaal. De leerlingen gaan opnieuw tussen alle objecten door bewegen, maar nu zijn ze telkens een ander ‘vreemd wezen’ zoals in de vorige opdracht. Ze maken weer eigen gevarieerde weggetjes en mogen verschijnen en verdwijnen. De leerlingen dansen aan de hand daarvan op hun eigen manier als een vreemd wezen rond. Stel ze vervolgens de volgende vragen:
Wat als je maar één been hebt?
Wat als je ogen onder je voeten zitten?
Wat als je geen armen hebt?
Wat als je onhoorbaar bent?
Wat als je supersnel bent?
Wat als je alleen in slow motion kunt bewegen?
Jij of de leerlingen kunnen hier natuurlijk eigen variaties bedenken.
Danspresentatie ‘Een vreemde nieuwe wereld’ In deze opdracht gaan de leerlingen een dans maken in hun superwereld. Ze gebruiken hierbij de opbrengsten uit de vorige opdrachten. Doorloop de volgende stappen:
Laat de leerlingen naar keuze individueel werken, in tweetallen of in kleine groepjes.
Laat de leerlingen het volgende met elkaar stap voor stap afspreken:
Willen ze een kledingstuk of materiaal gebruiken om iets aan hun lichaam te veranderen? Zo ja, wat?
Wat voor wezen willen ze zijn? Wanneer ze met een kledingstuk werken dan kunnen ze het daarvan afleiden: ze zijn bijvoorbeeld een viervoeter of een wezen zonder armen. Ze kunnen ook kiezen uit de supers van de eerste opdracht: willen ze supersnel kunnen bewegen, zijn ze supersterk, superzacht, supergroot?
Laat ze een route afspreken door de ‘wereld’ die gebouwd is: waar beginnen ze, welk weggetje leggen ze af en waar eindigen ze?
Laat ze een manier van bewegen afspreken die past bij wat ze zijn:
Stampen ze, sluipen ze, springen ze of schuiven ze over de grond?
Verstoppen ze zich vaak, duiken ze plotseling op, komen ze heel voorzichtig tevoorschijn vanachter een doos?
Geef de leerlingen de tijd om het uit te proberen en eventueel afspraken met elkaar te maken.
Alle afzonderlijke korte dansjes worden één dansstuk Doorloop onderstaande stappen:
Spreek een volgorde af en laat zo alle groepjes na elkaar door de zelfgemaakte wereld dansen zoals ze samen hebben afgesproken.
Bedenk eventueel een gezamenlijk einde en/of begin. Bijvoorbeeld: alle vreemde wezens zitten verstopt achter de dozen/kasten. Op een teken komen ze héél voorzichtig tevoorschijn. Dan sluipen ze zachtjes weg naar de zijkant.
Daarna starten alle dansen van de afzonderlijke tweetallen/groepjes.
Tot slot dansen ze nog een keer allemaal tegelijk rond.
Wanneer de muziek stopt, verstoppen ze zich weer snel.
Of een eerder genoemd muzieknummer uit de tweede of derde opdracht.
Reflectie subdoelen
Welk wezen maakte op een bijzondere manier gebruik van de objecten die er stonden?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Heb je nieuwe dingen ontdekt of meegemaakt?
Is er iets dat je nog een keer zou willen doen?
Is er iets dat je niet meer zou willen doen?
Welk wezen vond je het vreemdst van allemaal?
Zou je met iets verder willen gaan? Wat is dat, wat zou je dan willen doen?
Waren er onderdelen die je op iets anders vond lijken, zoals een boek dat je ooit hebt gelezen, een film die je hebt gezien, iets wat je zelf ooit hebt gedaan?
Is er iets wat je vóór dit project niet kon of niet wist en nu wel?
Kun je zonder te praten laten zien wat je het allerleukst vond tijdens dit project?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Wat vond jij het meest super om te doen in deze lessen?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Welke superactiviteit zou je nog willen toevoegen aan deze lessen?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.