"Ik ga jullie een spannend verhaal vertellen", zegt de directeur tegen alle leerlingen van de school. Hij start het digibord op en… het verhaal is weg!!! Wat nu?! Hij vraagt aan alle groepen om te helpen het verdwenen verhaal terug te vinden. De letter V van verhalen is de eerste aanwijzing. Hier maken de leerlingen van de laagste groepen verschillende vormen mee. Ze bedenken welke woorden en zinnen je er allemaal mee kunt maken. Daarna volgen allerlei opdrachten die met het bedenken en presenteren van verhalen te maken hebben, met illustraties, muziek, woorden en dans. De leerlingen bedenken bijvoorbeeld een verhaal over ‘troep’ die ze van huis meenemen. Verder maken ze kennis met capoeira, een Braziliaanse dans waar je verhalen mee kunt uitbeelden. Ook leren ze hoe je van bestaande verhalen steeds weer nieuwe verhalen kunt bedenken. Dat is mooi! Daarmee kunnen ze de directeur helpen die zijn verhaal kwijt was!!!
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project In dit project met de titel Verdwenen verhaal gaan de leerlingen in de onderzoeksfase op zoek naar antwoorden op vragen als: Wat zijn verhalen? Waar ontstaan verhalen of waar vind je verhalen? Verhalen vind je in voorwerpen, in vorm en beeld, muziek en dans, in andere kunstuitingen. Verhalen komen vanuit taal en schrift: letters, woorden, zinnen, nieuwe communicatievormen, nep of geheimtaal. Er wordt gezocht naar persoonlijke verhalen, eigen of familieverhalen, wereldverhalen en verhalen over jezelf in de wereld. Voor de uitvoering wordt gewerkt met het vertellen van verhalen in beeld, beweging en geluid. Hoe breng je een verhaal over in taal, muziek, dans, beeld en hoe kan je emoties verbeelden? Als het project schoolbreed ingezet wordt, is uitwisseling mogelijk tussen de leerjaren. De opdrachten voor de verschillende leerjaren kunnen dan met elkaar verbonden worden. De titels van de opdrachten zijn daarom ook voor een deel hetzelfde of herkenbaar. Groep 7 kan ook een opdracht doen die beschreven staat bij groep 5.
Praktische aanbevelingen: Tijdens dit project kan de zoektocht spannender gemaakt worden door de leerlingen naast de opdrachten ook ‘hints’ te geven. De eerste hint ligt direct na de introductie al in de klas. In iedere klas zijn twee vormen op de grond gelegd, twee V’s. In ieder klas liggen de V’s anders. (zie bijlagen) Voor de start van onderzoeksopdrachten kan er bv. een hint op de verzamelmuur staan zoals : Wie , wat, waar, wanneer, waarom? Om een eerste aanzet tot een verhaal te maken kun je werken vanuit de 5 w’s. Vijf vragen die je kunt stellen om ingrediënten te verzamelen voor het verzinnen van een verhaal. Tijdens de verschillende fases in dit project komt bv. de directeur even langs in de klas/stuurt een filmpje/legt een briefje neer of iets anders, met een vraag, opdracht, aanwijzing, verhaaltje. De Muur van Bevindingen,de Verzamelmuur, is een muur die je in de school aanwijst om oplossingen en inhouden op ten toon te stellen. In de weken dat er aan dit project wordt gewerkt zal deze muur groeien met verschillend werk van de leerlingen van alle leerjaren die meedoen, ter inspiratie voor de andere klassen. De ene groep verrast de andere groep met een boodschap of verhaal. NB: Er kan ook gewerkt worden methet lege boekwaarin de bevindingen en werk van de leerlingen bewaard worden. Maak in de klas eenverhalen vertelplek. Dit kan in de vorm van een zelfgemaakt kampvuurtje waar omheen gezeten wordt bij het vertellen van verhalen om zo een intieme sfeer te creëren. Andere mogelijkheden zijn een VerhalenVertelstoel, een hoek met kussens, of een ander object waar je omheen kan zitten met de leerlingen.
Stroomdiagram Het stroomdiagram is een hulpmiddel ter ondersteuning van het creatief proces en bij het plannen van de lessen. U werkt van links naar rechts. De kolommen staan voor de fases in het proces. De kleuren van de opdrachten per fase corresponderen met de kleuren van de verschillende uitkomsten. Maak een keuze uit de opdrachten aan de hand van de ontwikkeling en kwaliteiten van de leerlingen. Het proces staat centraal, niet het eindresultaat. Ga samen met de leerlingen het experiment aan.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Algemene benodigdheden Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal of speellokaal
muziekinstallatie en/of digibord
digitaal foto- en filmtoestel
(kleuren)printer
postervellen en stiften voor de leerkracht om aantekeningen op te maken tijdens gesprekken in de klas
Begrippenlijst Nederlandse taal
Vaktaal
Algemene woorden
Werkwoorden
Capoeira begin-midden-eind de 3 W’s: wie? wat? waar? de beweging het troostverhaal basisemoties: blij, boos, bang, bedroefd het ritme de vorm het geluid verzamelmuur de illustratie het muziekfragment het filmfragment
de troep het voorwerp tegelijk verdwenen de aanwijzing de zoektocht de acrobaat het raadsel de waarschuwing een ‘dinges’ het voorwerp
bewegen zingen maken uitbeelden bukken springen draaien wegrollen
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit op welke manieren verhalen kunnen ontstaan.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling vertelt eigen verhalen vanuit diverse kunstvormen, waaronder taal, muziek, dans, theater en beeldende kunst.
Dit project kan school breed worden geïntroduceerd, maar ook per leerjaar. Maak een keuze uit een van de twee onderstaande mogelijkheden:
School brede introductie door de directeur Doorloop onderstaande stappen:
De leerkracht zet van tevoren in het klaslokaal tafels aan de kant en stoelen in de kring.
De leerlingen en leerkrachten verzamelen zich op een centrale plek in de school.
De directeur geeft een in scène gezette presentatie. Hij heeft iets heel belangrijks te vertellen met behulp van een leeg boek of een smartboard/beamer. Bij de start van zijn presentatie blijkt het beeld of boek leeg. Oh jee, wat nu? Waar is het verhaal gebleven? Waarom is het verhaal kwijt, wat is er gebeurd, wie zijn we kwijt, wanneer is dit gebeurd, wie weet het? Weten de leerkrachten hier soms iets van? De leerlingen? Nee? Dan volgt de conclusie: het verhaal is weg!
We moeten op zoek naar het verhaal. Iedereen mag helpen. Zonder verhaal zijn we nergens. We moeten aanwijzingen gaan verzamelen en goed opletten. De directeur wijst een wand of muur aan waar al het verzamelde materiaal kan worden opgehangen, net als bij een politieonderzoek. Het raadsel van het verdwenen verhaal moet worden opgelost!
Iedereen gaat terug naar de klas om een plan te verzinnen.
Bij terugkomst in de klas ligt een eerste aanwijzing of hint klaar. In Iedere klas zijn twee vormpjes op de grond gelegd: twee V’s, de V van Verhalen. In ieder klas liggen de V’s anders.
De leerlingen ontdekken de vormen en bespreken wat het zou kunnen zijn. Wat zijn dit voor tekens? Is het een boodschap? Is het magie? Is het geheimtaal? Geef samen met de leerlingen de vormen een plek in de klas. Deze kunnen in opdrachten gebruikt worden.
Introductie in de klas door de leerkracht Presenteer in uw eigen klas de introductieopdracht ‘Het boek is leeg, waar is het verhaal?’. Doorloop onderstaande stappen:
Laat een leeg boek zien en vertel op theatrale wijze dat alle verhalen uit het boek zijn verdwenen. Er is geen letter, kras, afbeelding of alinea over.
Activeer de leerlingen om te onderzoeken wat er is gebeurd. Zoek met de leerlingen naar een manier om het boek weer te vullen.
Geef de leerlingen de eerste hint. Er ligt een grote envelop op tafel met daarin twee vormen: twee V’s, de V van Verhalen. Wat zijn dit voor tekens? Is het een boodschap? Is het magie? Is het geheimtaal? Geef samen met de leerlingen de vormen een plek in de klas. Deze kunnen in opdrachten gebruikt worden.
Maak duidelijk aan de leerlingen dat we, terwijl we het verhaal gaan zoeken, zelf al in een spannend verhaal zitten.
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Waar vind je verhalen?
Kan een verhaal in een schilderij zitten?
Kan een verhaal in je hoofd zitten?
Andere invalshoek
Kan een verhaal kwijtraken?
Kan een verhaal verdwalen?
Kan een verhaal geheim zijn?
Zo ja, kan een geheim verhaal kwijtraken?
Zo nee, hoe zou dat dan komen?
Ondersteunende vragen
Kun je dat uitleggen?
Wat bedoel je met…?
Kun je een voorbeeld geven?
Betekent wat je zegt…?
Wat is het verschil tussen …?
Denkt iemand daar anders over?
Doorloop in deze opdracht onderstaande stappen:
Maak een V-tafel waaraan de leerlingen kunnen experimenteren met de vorm. Zorg voor V’s in verschillende formaten, kleuren en materialen. Leg ook andere materialen op de tafel, zoals kleine blokjes, takjes, stokjes en doosjes.
Maak een vertelhoek met een VV-stoel (VerhalenVertel-stoel) of een ‘kampvuurtje’. Neem een grote letter V. Is het de V van verhalen? Vertel een kort, persoonlijk verhaaltje. Wanneer is iets een verhaal? Bespreek het met de leerlingen.
Maak een V-ketting of V-kroon. Vertel de leerlingen dat ze een verhaaltje mogen vertellen in de vertelhoek wanneer ze dat willen. Dat kunnen ze aangeven door de ketting om te doen of de kroon op te zetten.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling geeft vorm aan een eigen verhaal door gebruik te maken van beelden, bewegingen en geluiden.
4. Opdracht: Verdwenen verhaal, onderzoek
In deze opdracht verbeelden, verklanken en bewegen de leerlingen naar aanleiding van verhalen. Ze maken kennis met Capoeira als inspiratie voor eigen dansbewegingen, associëren op de V letter en vorm en richten hiermee een verzamelmuur in, maken kennis met de wie? wat? waar? en het begin-midden-eind in een verhaal, maken eigen verhalen bij ‘troep’ en bij muziekfragmenten en maken emotiemonstertjes met verschillende beeldende materialen.
Subdoel kennis
De leerling benoemt diverse manieren waarop je een verhaal kunt vertellen.
Subdoel vaardigheid
De leerling onderzoekt manieren waarop je een verhaal kunt vertellen aan de hand van vorm, voorwerpen, illustraties en beweging (capoeira).
Benodigdheden
uitgeknipte V’s uit de bijlage of bestaande plakletters
teken- en/of schildermaterialen
doos of tafel voor de voorwerpen die de leerlingen meebrengen
prentenboek:
taalspellen
Aan de slag in de klas
Vervolg van de zoektocht naar het verdwenen verhaal Doorloop onderstaande stappen:
De directeur, een leerkracht of de conciërge komt regelmatig langs met vragen zoals: Hoe gaat het met de zoektocht? Welke aanwijzingen hebben jullie al gevonden?
Maak een filmpje van de directeur waarin hij een raadsel opgeeft of een verhaaltje vertelt over wat hij gedroomd heeft over de zoektocht. Vertoon het filmpje op het smartboard.
Laat de groepen onderling uitwisselen wat ze ontdekt hebben of laat ze elkaar vragen stellen.
Plaats op de verzamelmuur een nieuwe aanwijzing: twee keer V = W. De W van Wie, Wat, Waar, Wanneer, Waarom. Bespreek deze aanwijzing met de leerlingen. Wat heb je nodig voor het vinden van verhalen?
Doorloop de vaste onderdelen binnen de projectopdracht: onderzoek, uitvoeren, presenteren en evalueren.
Deze opdracht bestaat uit het inventariseren van de associaties met de vorm en letter V. Laat de leerlingen spelen de vorm van twee V’s en onderzoek hierbij de volgende mogelijkheden:
Wat gebeurt er als je de vormen op verschillende manieren neerlegt: op, naast, onder, tegen, boven elkaar? Hoeveel variaties zijn er mogelijk? En als je ze ophangt?
Welke letters kun je ervan maken? V W X M?
Welke woorden kun je verzinnen met de letter V?
Welke zinnen kun je maken met die woorden?
Laat de leerlingen vanuit de V-vorm een tekening maken. Welke associatie hebben ze: een toeter, ijshoorntje, patatzak, tent, hek, zoute drop, diabolo, etc.?
Bedenk met elkaar zoveel mogelijk manieren om de vorm V met je lichaam te maken. Maak hier foto’s van.
Verzamel alle uitkomsten en geef deze een plek op de verzamelmuur.
Is het echt troep of lijkt het troep omdat het niet opgeruimd is?
Wat kun je met troep doen?
Achter ieder voorwerp zit een verhaal. Bekijk het filmpje nog een keer zonder geluid. Wat zien de leerlingen?
Vraag aan alle leerlingen om van thuis een voorwerp mee te nemen waarvan zij denken dat het troep is. Dat mag van alles zijn.
Verzamel de troepjes op een tafel of in een doos. Pak zo nu en dan een troepje en geef de eigenaar de mogelijkheid om in de VV-stoel te vertellen over zijn troepje. Maak hierbij gebruik van onderstaande vragen:
Hoe ziet het voorwerp eruit: kleur, materiaal, hard of zacht, oud of nieuw?
Waar komt het vandaan?
Waarvoor wordt het gebruikt?
Welk geluid maakt het? Laat het horen.
Welke naam kunnen we voor dit troepje verzinnen? Het mag een bestaande naam zijn of iets geks.
Heeft het voorwerp familie of vrienden?
Wat zijn de hobby’s van het voorwerp?
Waar is het voorwerp allemaal al geweest? Denk aan: op vakantie, mee met boodschappen doen, op het werk, etc.
Laat de leerlingen de vorm van hun voorwerp uitbeelden met hun lichaam. De andere leerlingen doen het na.
Doorloop in deze opdracht onderstaande stappen:
Lees het verhaal voor. Bespreek aan de hand van de illustraties wat het begin, het midden en het eind van het verhaal is.
Maak een kopie van drie afbeeldingen uit het prentenboek waarin duidelijk het begin, midden en eind weergegeven worden. Bespreek met de leerlingen wie ze zien op de afbeelding, wat er gebeurt en waar het zich afspeelt.
Onderzoek met de leerlingen wat er gebeurt als je de volgorde van de illustraties verandert. Het begin wordt het eind en het midden wordt het begin. Welk nieuw verhaal ontstaat er?
Gebruik eventueel oorzaak-gevolgspellen uit de taalkast of spellen die het vertellen van verhalen bevorderen. Bijvoorbeeld:
Heutink: ‘StoryTales’ van de LegoLeerlijn en ‘Vijf-stappenverhaal’
De Rolf groep: ‘Wat gebeurde er?’, ‘Verhalendoos: Bedankt, Kim!’ en ‘Verhalendoos: Zo of zo?’
Doorloop in deze opdracht onderstaande stappen:
Bekijk en bespreek met de leerlingen het YouTube-filmpje van Capoeira Kids Den Haag. Capoeira is een acrobatische krijgsdans uit Brazilië. De liedjes vertellen verhalen over wat de mensen bezighoudt. Wat gebeurt hier? Is het dansen of vechten?
Ga met de leerlingen in een halve kring staan en beluister het lied ‘Zum, zum, zum’. Vraag aan de klas of ze kunnen raden waarover dit liedje gaat. Het is een soort waarschuwingslied: “Pas op, daar komt de wesp!”. Laat de leerlingen uit volle borst de woorden ‘zum, zum, zum’ meezingen.
Songtekst: Zum, zum, zum capoeira mata um (4x) Onde tem marimbondo E zum, zum, zum Oh la o la e Quero ver bater, quero ver cair
Laat de leerlingen bewegingen maken, zowel geïnspireerd op de voorbeelden uit het filmpje van Capoeira Kids Den Haag als zelfbedachte bewegingen. Wat zou je doen als er een wesp aankomt? Bukken, springen, draaien of wegrollen? De leerling mag alles doen om de wesp te ontwijken, maar let erop dat het bewegingen zijn met het hele lijf en niet alleen het wegwuiven of wegslaan van de wesp.
Reflectie subdoelen
Welk manier van verhalen vertellen wil je onthouden voor later?
Reflectie proces
Bij welke oefening kwam er vanzelf een verhaal in je hoofd?
5. Opdracht: Verdwenen verhaal, uitvoeren
Subdoel kennis
De leerling benoemt de 3W’s (wie, wat, waar).
Subdoel vaardigheid
De leerling vertelt een eigen verhaal aan de hand van een voorwerp, een bestaand verhaal, een muziekstuk of een lettervorm.
Benodigdheden:
zoveel mogelijk verzamelde voorwerpen
muziekinstrumenten
diverse decoratiematerialen
plasticine of fimo-klei
stokjes
Vervolg van de zoektocht naar het verdwenen verhaal Doorloop onderstaande stappen:
De directeur, een leerkracht of de conciërge ligt ervan wakker dat het verhaal nog steeds niet gevonden is. Wie wil hem een troostverhaaltje vertellen?
Op de verzamelmuur hangt een nieuwe aanwijzing: de tekst ‘Help! Waar is mijn dinges? Je weet wel, de dinges die kan dingessen’.
Zet een ‘kunstwerk’ in de gang en plaats er een bordje bij met de tekst ‘Ik ben je verhaal’ of ‘Ik heb niets gevonden’.
Doorloop in deze opdracht onderstaande stappen:
Verzamel met de leerlingen zoveel mogelijk voorwerpen. Bijvoorbeeld: een stuk plastic, een plankje, plakband, een pop, een kapotte pen, een winterpeen, een plantje, speelgoed. Gebruik eventueel de verzameling van ‘troepjes’ uit onderzoeksopdracht 3.2.
De leerlingen bedenken een verhaal bij de voorwerpen. Geef als leerkracht het eerste voorbeeld: speel voor de grap met de zin “Ik ben dinges en ik dinges graag met een dinges op de dinges”. Gebruik vervolgens de verzamelde voorwerpen: “Ik ben een pop en ik speel graag met een boek op de stoel”. Laat de leerlingen in tweetallen:
drie voorwerpen kiezen;
een verhaaltje bedenken waar de drie voorwerpen in voorkomen;
een actiefoto van de drie voorwerpen maken, waarbij de compositie iets zegt over het verhaal;
hun verhaal vertellen voor de klas.
Hang de foto’s op en vraag aan de leerlingen welke foto uitnodigt tot het vertellen van nog een verhaal.
Speel de handelingen uit in een begeleid spel. De leerkracht vertelt, de leerlingen spelen het na.
Verander de plaats van handeling zodat er een nieuw verhaal ontstaat. Bijvoorbeeld: Wat gebeurt er als Roodkapje niet naar het bos gaat maar naar het strand? Wat als oma niet thuis was maar in de bioscoop? Laat de leerlingen mee verzinnen en speel de verzonnen variatie uit.
Maak uiteindelijk samen met de leerlingen de keuze voor de leukste variatie die gevonden is. Speel het verhaal uit. Maak het zo expressief mogelijk door de leerlingen er emoties bij te laten gebruiken en er geluiden bij te maken met hun stem of met muziekinstrumenten.
Variatietip: Voer deze opdracht eventueel met een ander, voor de leerlingen bekend verhaal uit en laat de leerlingen zelf de nieuwe omstandigheden bedenken.
Doorloop in deze opdracht onderstaande stappen:
Beluister samen met de leerlingen op YouTube muziek van het Haytham Safia Qu4rtet en/of van het Gaudi Kwartet. Stop de muziek af en toe en bespreek met de leerlingen hoe zij de muziek ervaren. Doe dit aan de hand van onderstaande vragen:
Over wie gaat de muziek: over een mens, dier of ding?
Wat zou er gebeurd zijn?
Waar speelt het zich af: hoog in de lucht, op de grond, in de auto, etc.?
Vul met de hele klas uiteindelijk de drie w’s (wie, wat, waar) in en verzin daarmee een eenvoudig verhaaltje. Bedenk passende bewegingen bij het verhaal en dans en speel het verhaal met emotie op het ritme van het gekozen muziekfragment.
Bespreek de basisemoties: boos, blij, bang, bedroefd. Laat de leerlingen met hun gezicht de emoties uitbeelden. Wat voel je in je gezicht? Kijk naar elkaar en vertel wat je ziet als iemand boos, bang, blij of bedroefd kijkt.
Geef de leerlingen een stuk plasticine of fimo-klei. Hiermee vormen ze de eerste letter van hun voornaam. De letter is de basis voor hun eigen emotiemonstertje. Welke emotie kiest de leerling? Steek een stevig stokje door de kleiletter en gebruik ter decoratie verschillende (recycle-)materialen, wol, kaasprikkertjes, knopen, gekleurde papiertjes.
Laat de leerlingen individueel of in tweetallen een kort verhaaltje verzinnen met als titel ‘Als ik een monstertje was, dan …’. Ze vertellen het verhaaltje met een eigen monsterstemmetje en de gekozen emotie.
Reflectie subdoelen
Wat was het belangrijkste stukje van jouw verhaal?
Reflectie proces
Wie zou je aan je verhaal willen toevoegen om het spannender te maken?
6. Opdracht: Verdwenen verhaal, presenteren
Subdoel kennis
De leerling benoemt verschillende manieren van presenteren, waaronder een beeldverhaal, een bewegingsverhaal en een geluidsverhaal.
Subdoel vaardigheid
De leerling presenteert zijn eigen verhaal aan publiek in een zelfgekozen presentatievorm.
Slot van de zoektocht naar het verdwenen verhaal Doorloop de volgende stappen:
Op de verzamelmuur staat: De tijd dringt!
De directeur komt langs of er wordt een filmpje van de directeur vertoond op het smartboard. De vraag van de directeur luidt: Hoe gaan we onze bevindingen presenteren? We hebben van alles onderzocht, gevonden, gemaakt. Er zijn hopelijk heel veel verhalen gevonden. Het wordt tijd om keuzes te maken!
In dit project staat het ontwikkelproces centraal en komt het eindproduct op de tweede plaats. In het creatief stroomdiagram wordt daarom gesproken over uitkomsten. De manier van presenteren staat niet vast, hieronder volgen een aantal suggesties. Het is zelfs heel goed mogelijk dat er een presentatievorm ontstaat die niet is omschreven. Luister en kijk naar de kwaliteiten en voorkeuren van de leerlingen en vergeet uw eigen kwaliteiten niet in te zetten in het proces.
Als dit project schoolbreed wordt uitgevoerd, staan de bevindingen van alle leerjaren centraal en kan er samengewerkt worden tussen de leerjaren.
Een cadeau voor de directeur! De leerlingen hebben een verrassing voor de directeur. De directeur was zijn verhaal kwijt, maar de leerlingen hebben gezocht, uitgeprobeerd en geoefend. Ze hebben wel 1001 verhalen gevonden, want overal zijn verhalen te vinden. Hoe kun je deze nu allemaal vertellen? Heel eenvoudig: in korte presentaties, van bijvoorbeeld één minuut, met de focus op geluid, beweging of beeld. De hele school en de ouders zijn uitgenodigd om te komen kijken naar een van de volgende uitkomsten:
Maak een route door de klas of de school en richt met de beeldende producten een tentoonstelling in. Op verzoek van de bezoekers of de directeur vertellen de leerlingen korte verhalen aan de hand van het beeldmateriaal. Dit materiaal bestaat onder meer uit de V-vormpjes, de foto’s van de drie troepjes en de emotieletters. Wijs de leerlingen erop dat ze een stemmetje maken dat past bij het verhaal.
In deze presentatievorm wordt het verhaal zoveel mogelijk omgezet in beweging zonder gesproken woord. Dat kan door het verhaal zo theatraal mogelijk vorm te geven, door middel van uitbeelden en illustrerende bewegingen met dansachtige elementen. De bevindingen uit de beeldtaalopdrachten kunnen hier worden gebruikt.
Kies een verzonnen verhaal uit dat bedacht is bij de opdrachten, bijvoorbeeld het verhaal van Roodkapje, en bedenk er ter illustratie geluiden bij. Gebruik de muziek uit muziekverhalen en zet stemmetjes en zelfgemaakte omgevingsgeluiden in om de zeggenschap te versterken.
Presenteer de uitkomsten van de diverse opdrachten naar eigen inzicht.
Reflectie subdoelen
Hoe vertelde je jouw verhaal aan je publiek?
Bespreek met uw leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Waar vind je verhalen?
Wat heb je nodig om een verhaal te vinden?
Moet een verhaal altijd een begin, midden en eind hebben?
Zit er in een verhaal altijd een wie, wat en waar?
Waar zitten verhalen verstopt?
Wat kun je met of in verhalen wat in het echt niet kan?
Welke opdracht over verhalen vond je het leukst om te doen?
Wat heb je geleerd over verhalen?
Waarop moet je letten als je een verhaal wilt vinden of maken?
Was het verhaal echt weg of toch niet?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Wat heb jij nodig om een verhaal te bedenken?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Op welke manier zou je graag nog meer een verhaal over willen maken?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.