De leerlingen ervaren de verschillende manieren waarop je een verhaal kunt vertellen. Ze ontdekken dat muziek verschillende emoties heeft die weer gekoppeld zijn aan hard/zacht, hoog/laag, lang/kort en klankkleur. Kan je een verhaal alleen met woorden vertellen? Ze ontdekken dat je dit ook kan doen d.m.v. beweging, muziek en geheimtaal (grafische notatie). Muziek geeft lading aan een verhaal. De leerlingen ervaren dit door een lied te zingen dat past bij het verhaal van Geronimo Stilton. Ze koppelen muziek aan drama en zoeken de juiste muziek een zelf verzonnen verhaal.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project De leerlingen gaan op ontdekkingstocht naar de verschillende manieren waarop je een verhaal kunt vertellen. Ze ontdekken dat muziek verschillende emoties heeft die weer gekoppeld zijn aan hard/zacht, hoog/laag, lang/kort en klankkleur. Kan je een verhaal alleen met woorden vertellen? Ze ontdekken dat je dit ook kan doen door middel van beweging, muziek en geheimtaal (grafische notatie). Muziek geeft lading aan een verhaal. De leerlingen ervaren dit door een lied te zin-gen dat past bij het verhaal van Geronimo Stilton, muziek te koppelen aan drama en de juiste muziek te zoeken bij een zelfverzonnen verhaal.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal of speellokaal
muziekinstallatie en/of digibord
digitaal foto- en filmtoestel
(kleuren)printer
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit op welke manieren je klanken en muziek kunt gebruiken bij het vertellen van een verhaal.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling vertelt verhalen met muziek, beweging en geheimtaal (grafische notatie).
Benodigdheden
Bijlage 1 – Het voorleesfragment en bijbehorende illustratie uit Fantasia III van Geronimo Stilton
Aan de slag in de klas
Het thema ‘Verhalen’ gaat in groep 5-6 over verschillende verhalen die er zijn en die er in muziek zitten. In de lessen wordt er door de leerlingen dan ook flink gespeurd en samengewerkt. In deze les wordt er gewerkt met een fragment uit Fantasia III van Geronimo Stilton (De Wakkere Muis, april 2008). Mocht je het leuk vinden dan kan, tijdens de daarvoor beschikbare momenten, het boek ook helemaal voorgelezen worden.
Voer ter introductie onderstaande opdracht uit:
Lees het fragment voor uit Fantasia III van Geronimo Stilton Bijlage 1. De illustratie die in Bijlage 1 staat, kan desgewenst op het digibord geprojecteerd worden.
Vraag na het voorlezen aan de leerlingen waar het fragment over gaat. Welke figuren komen er in het fragment voor?
3. Oriëntatie
Benodigdheden
Bijlage 2: werkblad Detective (1 werkblad per groepje van 4-6)
Bijlage 8: toelichting leerkracht Kolom 3 en 4 werkblad detective
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Vertel je een verhaal altijd met alleen woorden?
Waarom zijn verhalen eigenlijk ontstaan?
Wat zou eerder ontstaan zijn: muziek of taal?
Hoe weet ik zeker dat ik begrijp wat jij bedoelt?
Voelen we altijd hetzelfde bij muziek?
Hoe communiceren dieren eigenlijk met elkaar?
Muziek en betekenis
Tijdens de eerste oriëntatieopdracht bewegen de leerlingen op muziek. In opdracht 2 luisteren ze gericht naar de sfeer van de muziek en drukken in woorden uit wat ze horen.
Opdracht 1 (ca. 20 minuten)
Zet Bijlage 3 klaar. Voor deze opdracht is ruimte nodig. Maak ruimte in het lokaal of gebruik de speelzaal. Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit:
Verdeel de klas in groepjes van 4-6 leerlingen. Laat de leerlingen eerst luisteren naar de muziek zonder dat ze praten of overleggen. Luisteropdracht:
Wat gebeurt er in de muziek?
Wat zie je voor je?
Is de muziek steeds hetzelfde of verandert de muziek?
Geef de groepjes nu 3 minuten de tijd om te overleggen wat ze voor zich zien en wat ze hebben gehoord.
Welke bewegingen passen er bij de muziek?
Als de muziek verandert, verandert dan ook de beweging?
Laat iedere leerling één beweging bedenken.
Geef ze 5 minuten om het uit te proberen en in te studeren terwijl je de muziek laat horen. Leg uit dat het de bedoeling is dat je alleen passende bewegingen ziet zonder dat er gepraat wordt! Het is belangrijk dat ze daarover nadenken; Hoe ga je communiceren zonder te praten?
De groepjes laten zien wat ze gemaakt hebben. Bespreek na en laat de andere groepen positieve feedback geven op wat ze gezien hebben. Gebruik daarvoor de onderstaande reflectievragen.
Suggestie: Het is mogelijk om de opening van een Pink Panther-film te laten zien, zodat de leerlingen zien bij welk verhaal deze muziek oorspronkelijk is gecomponeerd. Zijn er overeenkomsten tussen de beweging van de tekenfilmfiguren en die van de leerlingen? Of is het juist heel anders?
In deze luisteropdracht beschrijven de leerlingen in woorden hoe de muziek klinkt. Belangrijk zijn de derde en vierde kolom in de bijlage. Bespreek deze kolommen voor aanvang van het luisteren klassikaal voor. Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit:
Muziek heeft altijd een bepaalde sfeer en geeft mensen een bepaald gevoel. Daar gebruik je sfeerwoorden voor. Welke woorden kun je gebruiken om de sfeer van muziek aan te geven? Laat de leerlingen met woorden komen (help ze eventueel op weg) en schrijf die woorden op het bord. Denk aan: lief, spannend, geheimzinnig, vrolijk, droevig, etc. Hoe komt het dat muziek bijvoorbeeld spannend of vrolijk klinkt? Wat gebruiken componisten in de muziek om dat gevoel over te brengen? Help de leerlingen hierbij. Laat ze bijvoorbeeld in tegenstellingen denken. Noem zelf één woord (bijvoorbeeld ‘hard’) en laat de leerlingen de tegenstelling benoemen. Vraag daarna of iemand er nog een kan bedenken.
Maak op het bord een lijstje van woorden waaraan ze kunnen denken als ze muziek beschrijven. Bijvoorbeeld:
hard/zacht ̶ en harder/zachter worden
langzaam/snel ̶ en versnellen/vertragen
hoog/laag ̶ en steeds hoger/lager
veel instrumenten/weinig instrumenten ̶ of bepaalde keuze van instrumenten
vrolijke melodie/treurige/spannende/enz. melodie
druk/rustig
Verdeel de leerlingen in groepjes van 4-6. Geef elk groepje één werkblad. Laat de fragmenten één voor één horen. Tijdens de fragmenten is het belangrijk dat het stil is zodat ze goed kunnen luisteren. Na elk fragment kunnen de leerlingen in de groepjes overleggen en geef je 2 minuten de tijd om te schrijven. Ook bij het nabespreken ligt de focus op kolom 3 en 4. Gebruik hierbij eventueel onderstaande reflectievragen.
Tip! Soms kan muziek op verschillende manieren ervaren worden. Wat voor de één rustig is, is voor de ander verdrietig. Er zijn dus meerdere antwoorden bij kolom 3 mogelijk, zolang het (voor de leerkracht) maar onderbouwd kan worden. In bijlage 8 is een beschrijving gemaakt (voor de leerkracht) van wat je zou kunnen horen en hoe je dat muzikaal gezien kan uitleggen, zodat het wat gemakkelijker is om feedback te geven.
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling past klanken en muziek toe om een verhaal meer lading en sfeer te geven.
4. Opdracht: Vertellen met je stem
In deze opdracht onderzoeken de leerlingen verschillende manieren van stemgebruik. Ze ervaren dat de manier waarop je je stem gebruikt ook weer van invloed kan zijn op het verhaal dat je wilt vertellen en de sfeer die je wil meegeven. Aan de hand van het lied ‘Geronimo Stilton’ voeren ze een spreektekst uit en letten daarbij op de spanningsopbouw. Ze zingen het hele lied met zowel de leadzang als de backing vocals (spreektekst). Ze bedenken zelf een eigen spreektekst aan de hand van hun favoriete boek.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe je spanningsopbouw kunt toepassen met stemgebruik.
Subdoel vaardigheid
De leerling voert een zelfbedachte spreektekst uit met spanningsop- en afbouw.
Benodigdheden
Bijlage 7: mp3 spreektekst van het lied ‘Geronimo Stilton’
Bijlage 9: spreektekst van het lied ‘Geronimo Stilton’ voor het digibord
Bijlage 10: songtekst ‘Geronimo Stilton’ (ingekorte versie) voor het digibord
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Spreektekst (ca. 15 minuten) In deze opdracht gaan de leerlingen het lied ‘Geronimo Stilton’ zingen uit de Giga Grote Musical Fantasia. De tekst is van Paul Wauters, de muziek van Koen Brandt. Het oorspronkelijke lied is te lang; het is voor dit project ingekort. Het leuke en uitdagende aan dit lied is de gesproken tekst die er doorheen gesproken wordt op de naam ‘Geronimo Stilton’.
In swing
Je kunt onderdeel 1 met behulp van bijlage 7 doen of je beluistert de opname van tevoren en doet het zelf. In het laatste geval begin je de les ‘vanuit het niets’. Dat wil zeggen: je begint de spreektekst te fluisteren en trekt op die manier de aandacht van de leerlingen. Gebaar dat de leerlingen mee mogen doen; ‘sleur’ ze als het ware mee.
Laat de leerlingen meedoen met Bijlage 7. Laat Bijlage 9 op het digibord zien en herhaal de spreektekst nu samen nog een keer, maar begin langzamer zodat de leerlingen goed gezien hebben wat ze moeten zeggen. Wijs met de tekst mee op het bord.
Herhaal het daarna nog een keer op het originele tempo (eventueel met gebruik van Bijlage 7). Het begint met fluisteren en verandert langzaam in steeds harder praten. Aan het eind gaan ze plotseling weer fluisteren. Zorg er samen voor dat dit verschil goed te horen is! Dit kun je uiteraard ook eventueel weer zelf doen, zonder de bijlage. Let op! Harder praten is heel wat anders dan schreeuwen. Soms is het belangrijk om dat te benoemen. Je hebt een fluisterstem, een spreekstem en een roepstem.
Laat nu de hele songtekst, Bijlage 10, op het bord zien en zet Bijlage 11 aan. Wijs de leerlingen erop dat er twee verschillende stemmen inzitten die door elkaar heen gaan: de spreektekst (backing vocals) en de melodie (lead vocals). Laat ze alleen meedoen met het eerste deel van de spreektekst (backing vocals). Let goed op het harder en zachter worden van de tekst! Wat gebeurt er met het volume in het tweede gedeelte van het lied? Let op! Aan het einde van het couplet zeg je net iets anders. Oefen dat eventueel daarna nog een keer apart (“G.S. – Geronimo Stilton!”)
Samen zingen!
Deel 1 (ca. 15 minuten)
De leerlingen hebben het lied al een keer gehoord. Zet Bijlage 11 aan en laat ze zachtjes meezingen met de melodie (lead vocals). Zet het lied nogmaals aan en laat ze nu wat harder meezingen. (Het kan zijn dat het lastig is om je op de melodie te concentreren omdat je ook de spreektekst erdoorheen hoort, maar dat is heel normaal en helemaal niet erg als je afgeleid raakt.)
Als het zingen van de lead vocals goed gaat, kun je de klas in twee groepen verdelen. Een groep doet mee met de spreektekst (backing vocals) en de andere groep met de melodie (lead vocals). Wissel de groepen een keer om. Herhaal dit een aantal keren gedurende de week totdat het er goed inzit.
Let op! Sommige leerlingen zullen het lastig vinden om iets proberen te zeggen/zingen en vol te houden terwijl de andere helft iets anders doet. Dat komt omdat er in je hersenen heel veel tegelijk gebeurt: Luisteren, lezen en zingen/spreken en is dus heel normaal. Uiteindelijk wen je daaraan.
Zelf een spreektekst maken
Deel 2 (ca. 20/25 minuten)
Vraag aan de leerlingen of ze, net als de hoofdpersoon Geronimo Stilton, een andere hoofdpersoon kennen uit een boek. Welk(e) perso(o)n(en) vinden ze heel gaaf/leuk/interessant? Waarom?
Vertel dat ze straks in tweetallen een persoon uitkiezen uit een boek. Met die naam gaan ze een zelfbedachte spreektekst maken. Vraag ze op hoeveel verschillende manieren je een naam zou kunnen uitspreken? Echt heel erg veel! Eén voordeel: Je kan het dus eigenlijk nooit fout doen. Alles wat je bedenkt is goed!
Laat ze Bijlage 14 horen. Hier hoor je 4 verschillende manieren waarop je de naam ‘Harry Potter’ uit zou kunnen spreken. Welke verschillen hoor je? (verschillen in het aantal herhalingen, kort/lang, wel of geen afkortingen/initialen, enz.) Zet Bijlage 14 nog een keer aan en laat ze, nadat ze de eerste regel hebben gehoord, de andere 3 herhalingen meedoen.
Nu gaan ze zelf in tweetallen aan de slag! Geef ze eerst 1 à 2 minuten de tijd om een naam te kiezen. Als de tijd om is, zet je het begeleidingsritme van Bijlage 13 aan. Alle tweetallen kunnen nu gaan uitproberen op welke manieren ze die naam kunnen zeggen. Dat doen ze zachtjes, door elkaar heen. Moedig ze aan om meerdere manieren uit te proberen. Vervolgens kiezen ze er een uit die ze aan de anderen willen laten horen. Laat ze de definitieve keuze nog een keer door elkaar heen oefenen met Bijlage 13.
Laat een tweetal eerst demonstreren hoe hun spreektekst gaat. Daarna doet de klas mee. Herhaal dit ook met de andere tweetallen.
Volg onderstaande mogelijkheden om het project te presenteren of maak een keuze.
Voer het lied uit in twee groepen. (lead vocals en backing vocals). Kleed het geheel eventueel leuk aan en voeg er bewegingen aan toe, bijvoorbeeld:
laag en gebukt beginnen
steeds meer gaan staan als het harder wordt
snel weer bukken als het ineens zacht wordt, enz.
In de basis is dit hetzelfde als mogelijkheid 1, maar nu kun je de lead vocals ook verdelen over één of meerdere solisten of kleinere groepjes. Hierbij is het ook mogelijk om alleen de begeleidingstrack, Bijlage 13, te gebruiken.
Kijk of het lukt om 2-4 verschillende spreekteksten door elkaar heen te zeggen met behulp van Bijlage 13. De kunst is dan dat de leerlingen het tempo aanhouden van het begeleidingsritme en niet in de war raken. Om te zorgen dat je elk groepje goed hoort, kun je ook nog per spreektekst dynamiek toevoegen en spelen met hard en zacht.
Laat de presentatie aan een andere klas of de ouders zien, film het of neem het op.
Reflectie subdoelen
Op welke manier gebruikte je je stem bij het uitvoeren van je spreektekst?
Reflectie proces
Welke spreektekst van een ander groepje zou ook bij jouw stem gepast hebben?
5. Opdracht: Vertellen met notatie en beweging
In deze opdracht onderzoeken de leerlingen verschillende alfabetten om uiteindelijk uit te komen bij het morsealfabet (grafische notatie). Ze onderzoeken aan de hand van de tune van Inspector Morse of ze het morsesignaal herkennen en verwerken dit in hun zelfgekozen boekenkarakter van hoofdstuk 4. Door middel van een energizer ontdekken ze dat je op vele manieren codes kunt afspreken die een melodisch of ritmisch muziekstuk tot gevolg hebben en ontdekken ze dat je de grafische notatie ook nog op een veel vrijere manier kunt toepassen.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe je verschillende codes om kunt zetten in ritme en melodie.
Subdoel vaardigheid
De leerling bedenkt een eigen code bij een boekpersonage en voert het bijbehorende ritme uit.
Bijlage 20: Werkblad Morse, voor elk duo 1 werkblad
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Morsecode (ca 20/25 min.)
In heel veel detectiveverhalen en films worden versleutelde codes gebruikt om een boodschap door te geven. Ook in de Geronimo Stilton-boeken zit vaak geheimschrift. Je moet erachter zien te komen wat er staat. Laat Bijlage 15 op het digibord zien. In sommige talen worden andere letters gebruikt, een ander alfabet. Voer hierover een gesprekje in de klas. Kennen sommige leerlingen ook andere alfabetten? Laat Bijlage 16 Het Alfabet op het digibord zien. Welke alfabetten herkennen ze?
In de oorlog gebruikten ze vaak morsecode om berichten aan elkaar door te geven. Dat zijn combinaties van lange en korte klanken. Laat het YouTube filmpje Alfabet Morse Code zien. Er bestaat een detectiveserie en de hoofdpersoon is Inspector Morse. Niet zo toevallig dus… De muziek die ze voor deze serie hebben gemaakt, bevat eigenlijk zijn naam maar dan in een, door een orkest, gespeelde morsecode. Laat Bijlage 17 op het bord zien. Daar zie je staan hoe de naam ‘Morse’ zou moeten klinken. Wijs ze op de strepen (langere klanken) en de stippen (kortere klanken).
Gebruik Bijlage 18 om te laten horen hoe de naam klinkt als je deze op één toon op de piano speelt. Kan iemand mee wijzen waar we zijn? Kunnen ze het ritme meeklappen?
Laat nu het origineel, Bijlage 19, horen. Door het hele fragment heen wordt dat ritme gespeeld, eerst door een morseapparaat maar daarna wordt het door de violen overgenomen. Ook dat wordt op één toon gespeeld. Omdat je daarbovenop een melodie hoort, is het in het begin lastig te onderscheiden. Soms moet je er een paar keer naar luisteren voordat je de verschillende lagen kunt onderscheiden. Aan het eind van het fragment kan je het heel goed horen.
Muzikale energizer morsecode (ca. 10/15 minuten)
Deze oefening kan het beste worden uitgelegd aan de hand van het ondersteunende filmpje Morsecode in muziek. Bekijk het filmpje samen met de klas. Met afgesproken codes kun je leuke muziekstukken maken. Voer het eerste gedeelte van het filmpje uit. Het is mogelijk om deze oefening in de kring te doen zodat je een langer muziekstuk kan maken of, zoals in het voorbeeld te zien is, door een aantal stoelen/leerlingen voor de klas te zetten en verschillende combinaties te laten maken. Tel tot 4 voordat je begint en wijs aan bij wie je bent.
Tip! Dit is nieuw, dus een vergissing maken hoort erbij en is helemaal niet erg. Je kunt deze oefening op meerdere (korte) momenten door de week heen herhalen.
Morsecode
Deel 1 (ca.15 min.)
In het vorige hoofdstuk hebben de leerlingen in tweetallen een karakter uit een boek uitgekozen en daar een ritmische spreektekst van gemaakt. Met deze naam gaan ze nu weer aan de slag. Laat ze in dezelfde duo’s werken. Deel Bijlage 20 uit en geef de leerlingen even de tijd om hun zelfgekozen naam in morse op te schrijven. Let op: elke letter van de naam is dus een verzameling streepjes en/of puntjes. Geef eventueel nog een voorbeeld als het niet duidelijk is. De naam ‘Harry Potter’ ziet er in morse bijvoorbeeld zo uit:
Geef ze vervolgens even de tijd om het ritme van hun zelfgekozen naam zachtjes te oefenen. Dit kan door middel van klappen op de bovenbenen. (dat is zachter dan klappen in de handen). Let op het verschil tussen lang en kort! Tip! Zorg dat het ritme samen wordt uitgevoerd. Het is handig als een van de twee aftelt. Spreek bijvoorbeeld af dat je altijd eerst tot 4 telt. Wie zou het ritme eens aan de anderen willen laten horen?
Verdieping: Het is mogelijk om de morsecode om te zetten in het muzieknotenschrift. Gebruik daarvoor de twee muzieknoten die op het werkblad staan. De kwartnoot komt in plaats van de stip (kort) en de halve noot in plaats van de streep (lang).
Deel 2 (ca. 20/25 min.)
Herhaal nog even kort wat je in de Muzikale energizer morsecode deed. Er zijn drie verschillende houdingen en daar koppel je een geluid of een melodie aan. Door in verschillende volgordes te gaan staan verander je steeds de compositie.
Laat de leerlingen nu in groepjes van 6 een eigen compositie/manier bedenken. Doe dit op een coöperatieve manier: Nummers 1 t/m 3 bedenken ieder een ‘houding’. Nummers 4 t/m 6 bedenken daar een kort geluid, ritme of melodie bij.
Laat ze nu verschillende combinaties oefenen zodat het er goed in zit.
De groepjes laten een voor een zien wat ze hebben bedacht. Kunnen de leerlingen ontdekken welke geluiden/ritmes/melodieën er bij welke houding horen?
Tip! Het zou kunnen zijn dat leerlingen met het idee komen om bij het geluid een instrument of een voorwerp te gebruiken. Het is aan jou om te kijken of dit haalbaar is.
Laat een aantal onderdelen zien aan de ouders of een andere groep. Maak een keuze uit, of een combinatie van de verschillende onderdelen die aan bod zijn gekomen:
Het ritme van Inspector Morse kan eerst gespeeld worden, gevolgd door de originele opname.
Zelfbedachte namen in morsecodes uitvoeren.
De energizer ‘morsecode’ laten zien met de originele codes.
Zelfbedachte oplossingen van de energizer ‘morsecode’ laten zien in een bepaalde muzikale compositie.
Reflectie subdoelen
In welk ritme hoor je het boekpersonage duidelijk terug?
Reflectie proces
Wat zou jouw boekpersonage vinden van het ritme dat je bedacht hebt?
6. Opdracht: Vertellen met muziek
In deze laatste opdracht staat het omzetten van 10 zinnen uit een verhaal in geluiden en klank centraal. Vervolgens laten de leerlingen de resultaten aan elkaar horen en bedenken ze welk verhaal er bij zou kunnen horen.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat de keuze voor muzikale parameters (hoog-laag, hard-zacht en snel-langzaam), een bepaalde stem of instrument de sfeer van het verhaal beïnvloedt.
Subdoel vaardigheid
De leerling zet een korte tekst om naar een klankverhaal waarbij de sfeer van de tekst tot uiting komt.
Benodigdheden
Bijlage 21: Opdracht: Geluid koppelen aan een zin Print de bijlage uit.
diverse instrumenten/voorwerpen om de geluiden en klanken mee te kunnen maken.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Van verhaal naar klank (ca. 15 minuten)
De leerlingen hebben in de vorige opdrachten ervaren hoe je spanning kunt creëren met je stem en hoe je een geheime boodschap door kan geven. Ook hebben ze geluisterd naar verschillende fragmenten en bedacht welke sfeer er bij de muziek past: vrolijk, droevig, spannend, boos. Ze hebben deze woorden gekoppeld aan de verschillende parameters in muziek: hoog/laag, hard/zacht, snel/langzaam, de keuze van stem/instrumenten en de wijze waarop er op het instrument gespeeld wordt. Hier gaan we nu op voortborduren. Je begint met een klassikaal voorbeeld, daarna gaan de groepjes zelf aan de slag.
Als we onderstaande zin omzetten in geluid/klank zonder dat we daarbij mogen praten, hoe zouden we dat dan kunnen doen? Hoe kunnen we zorgen dat het geluid er goed bij past? Doorloop de volgende stappen:
Welke sfeer/gevoel heeft deze zin?
Wat gebeurt er in de zin?
Welk(e) instrument(en)/voorwerp(en) gaan we daarvoor gebruiken?
Hoe gaan we daarop spelen? Denk aan de verschillende parameters (zie hierboven)
Laat een paar leerlingen dit uitproberen. Er zijn uiteraard meerdere oplossingen mogelijk. Benadruk dat dit één van de manieren is waarop je de zin kunt verklanken.
Geef tips en tops. Vaak kunnen de verschillen nog groter gemaakt worden. Tip! Denk ook aan stilte. Dat kan ook voor sfeer en spanning zorgen.
De man loopt door, niet op zijn gemak….wat hoort hij toch?
Doe hetzelfde met de volgende zin:
Wat is het toch heerlijk om buiten te zijn… even lekker uitwaaien!
Klankverhaal
Deel 1 (ca. 20 minuten)
Print de 5 verschillende verhalen uit. De leerlingen gaan in groepjes zelf aan de slag. Elk groepje krijgt 10 zinnen die samen een verhaal vormen. Het is belangrijk dat de zinnen niet van tevoren worden bekeken en besproken. Vanwege de vervolgopdracht is het belangrijk dat de zinnen geheim blijven. Geef ze eerst 5-10 minuten om de zinnen te bespreken en te bedenken hoe ze deze kunnen verklanken. Zet eventueel een timer. Geef ze vervolgens nog 10 minuten om de zinnen met instrumenten/geluiden te oefenen.
De groepjes volgen hetzelfde stappenplan als dat klassikaal gedaan is:
Welke sfeer/gevoel heeft de zin?
Wat gebeurt er in de zin?
Welk(e) instrument(en)/voorwerp(en) kan je daarvoor gebruiken?
Hoe gaan we daarop spelen? Denk aan de verschillende parameters lang/kort, hoog/laag, hard/zacht, snel/langzaam en de keuze van stem/instrumenten/geluiden
Verdeel de zinnen binnen het groepje. Tip! Er kunnen uiteraard ook meerdere leerlingen aan een zin meedoen als dat wenselijk is. Denk aan stilte! Dat kan ook voor sfeer en spanning zorgen.
Deel 2 (ca. 25 minuten)
Nu laten de groepjes om de beurt alleen de geluiden aan elkaar horen die ze bij elke zin hebben bedacht. Ze mogen dus niet de zin opzeggen. Ze houden de volgorde van het verhaal aan. Vraag aan de andere leerlingen in de klas waar zij denken dat het verhaal over gaat. Hier is dus niets fout of goed, er zijn meerdere antwoorden mogelijk. Geef tips en tops. Tip! Neem het klankverhaal eventueel op.
Het groepje laat nu nogmaals de klanken en geluiden horen, maar nu terwijl iemand uit het groepje de zinnen voorleest.
Dit project kan op verschillende manieren worden afgerond:
Laat een aantal klankverhalen horen uit bovenstaande opdracht.
Presenteer een combinatie van de resultaten van de drie deelopdrachten.
Maak met de klas een eigen klankverhaal.
Combineer het eigen klankverhaal met een zelfbedachte morse code of het lied.
Een eigen variant kan natuurlijk ook.
Oefen het geheel totdat het er goed in zit. Kleed het eventueel aan met kleding en accessoires. Laat de presentatie zien aan de ouders, aan een andere klas of neem het geheel op.
Reflectie subdoelen
Wat heb je gedaan om de sfeer van de tekst om te zetten in klanken?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Wat vond je het meest leuk, spannend, grappig of uitdagend om te doen?
Waar ben je het meest tevreden of zelfs trots op?
Wat heb je over jezelf geleerd over het samenwerken in de groepjes?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Naar welk verhaal van een ander werd je nieuwsgierig door de muziek en klanken die je hoorde?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Komen er nu vaker klanken of muziek in je hoofd als je een verhaal leest en welke zijn dat dan?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.