Een utopie als een prettige plek; een omgeving die al je zintuigen aanspreekt. Voor de opdrachten gebruiken de leerlingen materialen waarmee de fantasie optimaal geprikkeld wordt. Gaandeweg het project wordt een deel van de klas omgetoverd tot klassenhut. Geïnspireerd door patronen en vormen uit de kunst, maken de leerlingen zelf afdrukken op textiel en papier waarmee het klaslokaal wordt ingericht. Ook komt er een voelwand waarbij het draait om patronen, ritme en reliëf. Bij de laatste opdracht komt alles samen en wordt de klassenhut afgebouwd en ingericht. Met het maken van een geluidsmobile en het kiezen van een prettige geur worden alle zintuigen ingezet.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project Met het project ‘Prettige Plek’ tover je samen met de leerlingen een deel van de klas om in een eigen ‘klassenhut’. Vanuit voorbeelden uit de beeldende kunst en het gebruik van verschillende materialen en de zintuigen, worden je leerlingen ondergedompeld in een andere wereld. Zo zien de leerlingen allerlei kunstvoorbeelden van patronen. Hierdoor geïnspireerd maken zij afdrukken op textiel, waarmee het klaslokaal wordt ingericht. Er komt een voelwand, waarbij het draait om patronen, ritme en reliëf. Bij de laatste opdracht komt alles samen en wordt de klassenhut afgebouwd en ingericht. Daarbij wordt ook gedacht aan de zintuigen ‘horen’ en ‘ruiken’. De leerlingen maken een geluidsmobile en kiezen een prettige geur.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De doelen zijn op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen met behulp van de succescriteria geëvalueerd op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
De leerling legt uit hoe je kijken, voelen, horen en ruiken kunt toepassen om een prettige plek te creëren.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling ontwerpt een patroon op textiel, een voelwand met verschillende texturen en een klassenhut waarin alle zintuigen geprikkeld worden.
Benodigdheden
diverse materialen voor een fijne plek in het lokaal, gericht op de zintuigen:
Voelen: knuffels, kussens, dekens, gekleurde zachte lappen stof die de ruimte afsluiten (‘hut-gevoel’), knuffeldieren
Zien: inpakken van voorwerpen met mooi papier, grote vellen gekleurd papier, verlichting zoals kerstverlichting, een nachtlampje of lichtgevende sterren
Ruiken: zakje lavendel of een kaneelstokje, watje met een paar druppels etherische olie
Proeven: een rozijntje of een stukje rijstwafel
Horen: muziekinstrumenten die zachte geluiden maken, zoals een regenmaker, belletjes, xylofoon etc.
kleine voorwerpen* voor het raadspelletje en de oriëntatieopdracht
*Vraag voorafgaand aan dit project aan de leerlingen of ze een klein voorwerp van huis mee kunnen nemen dat ze een fijn gevoel geeft. Denk aan: knuffels, doekjes, poppen, speelgoed, stukje hout, schelp, etc.
Aan de slag in de klas
Ga aan de slag met onderstaande mogelijkheden of maak een keuze.
Prettige plek
Richt een deel van het lokaal in als een fijne plek. Kijk welke zintuigen je kunt prikkelen. Zorg dat het bezoeken van de plek de leerlingen een prettige ervaring geeft. Zie ‘benodigdheden’ voor ideeën.
Bespreek de ervaring kort na in een kringgesprek.
Wat zijn zintuigen? Welke zintuigen ken je?
Wat hoorde/voelde/rook … je?
Vind je het een fijne plek of niet, waarom?
Raadspelletje
Verstop de door de leerlingen meegebrachte voorwerpen (of gebruik voorwerpen uit het klaslokaal) onder een groot laken. Laat de kinderen om beurten voelen en raden wat er onder het laken ligt. Hebben ze het juist geraden?
Optioneel: Als er eigen meegebrachte voorwerpen worden gebruikt, kan de leerling over het geraden voorwerp kort vertellen waarom hij dit heeft meegenomen. Stel de volgende vragen: waarom heb je het meegenomen? Waarom geeft het je een prettig gevoel?
Bekijk met elkaar een prentenboek van Marije en Ronald Tolman.
Bespreek de prenten aan de hand van de volgende vragen, en neem daar ook de zintuigen in mee:
Waar voelt Beer zich thuis? Hoe zie je dat?
Vind jij dat ook een fijne plek? Wat is een fijne plek?
Wat zie je/wat ruik je/wat proef je/wat voel je/wat hoor je op een fijne plek?
Kunnen jullie laten zien hoe je je voelt als je het ergens fijn hebt? En als je het ergens niet fijn vindt?
Tip: koppel deze introductie aan het filosofisch gesprek.
3. Oriëntatie
Benodigdheden
bouwmaterialen zoals eierdozen, kartonnen dozen, Kapla bouwblokken, schuursponsjes etc.
voor het dak: lapjes textiel, kleine takken, etc.
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek
Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek over een prettige plek en zintuigen in relatie tot het thema ‘utopie’. Dit kan bijvoorbeeld aan de hand van de volgende vragen:
Hoe kun je zien met je oren? En proeven met je ogen?
Wat is voor jou een fijne plek?
Wat is het verschil tussen binnen en buiten?
Hoe zou de klas eruitzien als je deze binnenstebuiten keert?
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Jij en het kunstwerk
Bekijk een aantal voorbeelden van installaties of beeldende werken waar je in kunt stappen, doorheen kunt lopen, op kunt gaan zitten of in kunt gaan liggen:
Zou je in een hut willen wonen? Zo ja, waar moet die komen te staan?
Leg uit dat de leerlingen een hut gaan maken voor hun eerder meegebrachte voorwerp (zie introductie) of gebruik kleine voorwerpen uit het lokaal. Laat zien welke bouwmaterialen er zijn en demonstreer eventueel hoe je een hut kunt bouwen, inclusief een dak en een ingang.
Verdeel de groep in tweetallen. Voor het bouwen van de hut mag ieder tweetal één soort constructiemateriaal uitkiezen.
Let op: de voorwerpen moeten in de mini-hut passen. Heeft de hut een ingang en een dak?
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling geeft vorm aan een prettige klassenhut, waar hij gebruik maakt van patronen, texturen en zintuigen.
4. Opdracht: Patronen Vormen
De leerlingen leggen vormen of voorwerpen neer in patronen en experimenteren met het sjabloneren/afdrukken van patronen op papier of textiel.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat je een patroon kunt maken door vormen te herhalen.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een eigen patroon op textiel door te sjabloneren of stempelen.
Benodigdheden
geometrische vormen:
Maak zelf verschillende geometrische vormen van stevig papier of dun karton (uitgeknipt): driehoek, vierkant, cirkel, rechthoek in verschillende formaten. De restvorm gebruiken de leerlingen bij het sjabloneren. De uitgeknipte vormen worden gebruikt voor het onderzoek.
verschillende, relatief platte vormen om mee te stempelen. Denk aan: aardappels, lepels, bladeren, deksels, kurk, oude tandenborstels, houtblokjes etc.
gescheurde of geknipte stroken wit textiel (bijvoorbeeld oude lakens, kussenslopen etc.)
plakkaatverf
grote penselen
(schuur)sponsen
bakjes voor de verf
potten water voor het uitspoelen van penselen
verfschorten
spiegel(tje)s
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Patronen in de kunst Bekijk en bespreek een aantal voorbeelden uit de kunst en kunstnijverheid waarin patronen een rol spelen. Denk daarbij aan:
Zobop van Jim Lambie, (2014). Kunnen jullie met je vinger nadoen hoe de lijnen lopen? Welke kleuren hebben de lijnen?
Connection van Miriam Schapiro, 1978. Wat zou dit zijn? Welke vormen zie je? Welke kleuren? Wat vind jij de mooiste zakdoek?
Dag en nacht van Escher, 1938. Wat zie je als je naar links kijkt? Wat zie je als je naar rechts kijkt? Zie je vormen of vogels, of allebei?
Patronen leggen Doorloop de volgende stappen.
Leg enkele vormen neer op de grond. Gebruik de vormen en het restmateriaal of de (meegebrachte) voorwerpen.
Afhankelijk van het gekozen materiaal laat je de leerlingen de vormen sorteren. Denk aan: kleur, grootte, (basis)vormen en materiaal.
Leg uit dat de leerlingen een patroon gaan maken. Laat de eerste leerling een vorm neerleggen, de volgende leerling kiest iets wat er bij past. Je kunt denken aan: cirkel-vierkant-cirkel of kurk-lepel-lepel-aardappel.
Laat een leerling een spiegel voor de gelegde patronen houden. Stel de volgende vragen: Wat gebeurt er? Wat zie je?
Wat heb je aan?
De leerlingen kijken bij hun naaste medeleerling en zichzelf welke motieven ze kunnen ontdekken op hun kleding. Denk aan: stippen, strepen en bloemen maar ook cijfers en letters.
Vervolgens gaan de leerlingen in groepjes bij elkaar staan volgens een bepaalde ordening, bijvoorbeeld op vorm, op kleur of patroon.
Kunnen ze samen een eenvoudig patroon bedenken? Bijvoorbeeld stippen-letter-strepen. Help de leerlingen waar nodig een handje, bijvoorbeeld door een voorzet te geven.
Optioneel: laat de leerlingen het bedachte patroon tekenen. De tekeningen kunnen op de grond naast elkaar gelegd worden.
De leerlingen gaan hun eigen patronen op textiel maken. Hiervoor zijn twee opties mogelijk, namelijk het sjabloneren van geometrische patronen of het stempelen van materialen met verschillende structuren op stof. Door het te herhalen ontstaan patronen. Met deze patronen worden straks de wanden van het lokaal bekleed.
Doorloop de volgende stappen:
Geef iedere leerling (of groepje leerlingen) een lange strook textiel, bijvoorbeeld van een oud laken of een strook papier, bijvoorbeeld behang.
De leerlingen gaan sjabloneren of stempelen.
Voor het sjabloneren: Demonstreer kort hoe je de verf aanbrengt op of in het sjabloon en hoe je een patroon laat ontstaan. De leerlingen maken met een grote kwast of een (schuur)spons en verf een eenvoudig patroon dat zij mooi vinden. Denk aan: cirkel-vierkant-cirkel.
Voor het maken van de afdrukken: bied de verschillende materialen aan en demonstreer kort hoe je een afdruk kunt maken door een klein beetje verf aan te brengen op het voorwerp. De leerlingen maken individueel met de verschillende afdrukken een eenvoudig patroon, bijvoorbeeld kurk-handafdruk-kurk. Tip: maak de kwasten elke keer schoon bij het gebruik van een nieuwe kleur.
Laat de stroken drogen.
Tip: je kunt deze opdracht differentiëren door bijvoorbeeld de jongste leerlingen drie verschillende vormen te laten afdrukken. Daag de oudere leerlingen uit om meer vormen te gebruiken en meer ingewikkelde patronen te maken.
Laat telkens twee leerlingen hun patroon op de grond leggen in het klaslokaal. Bespreek samen de overeenkomsten en verschillen tussen de patronen.
Hang samen met de leerlingen de stroken op een plek naar keuze en versier het klaslokaal.
Reflectie subdoelen
Welke vormen heb je gebruikt om een patroon te maken?
Reflectie proces
Hoe vond je het om te werken met stof?
5. Opdracht: Aangeraakt
Van het zintuig ‘kijken’ bij de vorige opdracht, gaan de leerlingen zich bij deze opdracht richten op ‘voelen’. Ook nu werken ze met herhaling, maar dit keer experimenteren ze met verschillende texturen. Ze maken een voelwand.
Subdoel kennis
De leerling benoemt verschillende texturen, zoals ruw, glad, koud, warm en harig.
Subdoel vaardigheid
De leerling maakt een voelwand met verschillende materialen en texturen.
Benodigdheden
materialen met diverse texturen en met reliëf, zoals lapjes textiel, ribbeltjeskarton, watten, wol, pasta, schuursponsjes, schelpen, veren, takjes, kurk, roerstaafjes, papieren rietjes, muntjes, crêpepapier, aluminiumfolie, play-mais, schuurpapier, rubber badeendje, steen, knuffelbeertje
selecteer alvast geschikte kastwanden of muren voor de gemaakte werkstukken
karton A4-formaat, in tweeën gevouwen
optioneel: A1-papier
stevige hobbylijm
lijmkwasten
bakjes voor de lijm
schorten
schilders tape
stoffen zakjes
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Laat je op onderstaande manieren inspireren voor het onderzoek. Gebruik hierbij ook de (leer)opbrengsten van de eerste opdracht.
Kunstvoorbeelden met textuur
Bekijk en bespreek kunst en kunstnijverheid waar textuur een rol speelt. Denk daarbij aan:
R 60-20 van Jan Schoonhoven, 1960. Hoe zou dit schilderij voelen? Koud/warm/ruw etc.?
Kunstobject Le Déjeuner en fourrure van Meret Oppenheim, 1936. Hoe zou dit kopje voelen? Zou je er een slokje thee of limonade uit willen nemen? Zou het anders smaken, denk je?
Double Oval van Henry Moore, 1966. Hoe zouden deze beelden voelen? Glad/hard/koud/warm/harig? Voelen ze allebei hetzelfde? Zou het fijn aanvoelen?
Sterrennacht van Vincent van Gogh. Is de verf op het schilderij dik of dun? Hoe zie je dat? Hoe zou de sterrennacht voelen?
De gebreide octopus van Florentijn Hofman. Hoe voelt deze octopus? Zou een echte octopus ook zo voelen? Waar is het van gemaakt, denk je? Zou jij ook wel in de octopus willen klimmen?
Installation Karlsruhe van Fransje Killaars 2000. Welke vormen zie je? Welke kleuren? Waar zou jij het liefst liggen/staan/zitten?
Ik voel… ik voel
In de kring. Laat de leerlingen de ogen dicht doen en laat ze een materiaal voelen, bijvoorbeeld een schuursponsje. Stel de volgende vragen:
Waar is dit (voorwerp) van gemaakt?
Wat vond je fijn voelen? Wat niet? Hoe komt dat?
Variaties:
Gebruik stoffen zakjes met materialen erin.
Zet bakken met verschillende materialen op de grond. Laat de leerlingen er met blote voeten doorheen lopen.
Verzamelen materialen
Vraag de leerlingen en hun ouders om thuis of in de natuur op materialenonderzoek te gaan.
Laat ze materialen verzamelen die ze fijn vinden en die geschikt zijn voor het maken van een voelwand. Het moet iets zijn dat goed blijft plakken, niet scherp of plakkerig is en dat niet groter is dan 10 bij 10 centimeter. Geschikte materialen zijn: lapjes textiel, watten, wol, pasta, schuursponsjes, schelpen, veren, takjes, kurk, roerstaafjes, papieren rietjes, muntjes, etc.
Vertel de leerlingen dat ze een voelwand gaan maken met verschillende materialen en texturen. Verdeel ze in tweetallen en leg uit dat elk duo één vel papier beplakt. Met verschillende materialen zorgen ze voor herhaling en ritmiek.
Doorloop de volgende stappen:
Elk tweetal krijgt een stevig A3-formaat papier of karton. Tip: Gebruik oude verhuisdozen, die later gestapeld kunnen worden als wand.
Laat de tweetallen materialen kiezen die ze mooi en geschikt vinden. Ze overleggen wat ze een mooie volgorde vinden of bij elkaar vinden passen. Ze kunnen patronen maken. Denk aan: rij één wordt dopjes-roerstaafjes-watten en rij twee wordt roerstaafjes-dopjes-watten. Ze leggen de materialen alvast neer, maar plakken het nog niet op. Bespreek de resultaten.
Wanneer de leerlingen het met elkaar eens zijn en tevreden over de volgorde, plakken ze de materialen vast op het papier.
Laat de werken drogen.
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Maak met elkaar een voelwand of vloer, door de werkstukken naast elkaar te plaatsen.
Laat de duo’s geblinddoekt de voelwand aftasten. Herkennen ze hun eigen werk nog terug?
Stop wat van de gebruikte materialen in zakjes. Laat de leerlingen met hun ogen dicht het materiaal in een zakje voelen. Kunnen ze het materiaal terugvinden op de voelwand?
Reflectie subdoelen
Welke materialen voelen heel duidelijk anders aan?
Reflectie proces
Kun jij met je ogen dicht voelen welk stukje voelwand van jou is?
6. Opdracht: Onze eigen prettige plek
Bij de laatste opdracht verandert een deel van de klas in een fijne (utopische) plek om te zijn. Naast ‘kijken’ en ‘voelen’ komen ook ‘ruiken’ en ‘horen’ aan bod. De leerlingen verkennen materialen die geluid maken en onderzoeken verschillende geuren. Alles komt samen met het bouwen van een eigen klassenhut.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat je bij het inrichten van een prettige plek gebruik maakt van voelen, kijken, ruiken en horen.
Subdoel vaardigheid
De leerling voegt een geluidenmobile en een geur toe aan de klassenhut, die gemaakt is van de stof en voelwand uit de vorige opdrachten.
Benodigdheden
alledaagse voorwerpen waar je geluid mee kunt maken. Denk aan: een sleutelbos, kopjes, een krant, fietsbel, knisperende plastic zakjes, ribbelkarton, etc.
mobiele telefoon of een andere geluidsdrager
groot kleed
materialen uit de introductie
stokjes
stevig papier om stroken te scheuren
optioneel: kruiptunnel, stroken textiel en schilder- of crêpetape
Aan de slag in de klas
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Voer onderstaande opdrachten in volgorde uit.
Kringgesprek: onze eigen hut Bespreek met de leerlingen dat jullie met elkaar een eigen prettige plek gaan maken in de klas. Een klassenhut. Daarbij wordt gebruikgemaakt van het gemaakte werk uit de vorige opdrachten. Vraag de leerlingen wat er nog meer aan toegevoegd kan worden om de plek zo prettig mogelijk te maken.
Geluid in de hut
Bekijk en bespreek het werk van Jean Tinguely, Four Méta-Harmonie Music Machines at Museum Tinguely, Basel. Laat een fragment horen. Eerst luisteren de leerlingen met de ogen dicht. Wat hoor je? Wat zie je met je ogen dicht? Laat de leerlingen hun ogen openen en bekijk nogmaals het fragment. Wat zie je? Ziet het er hetzelfde uit als wat je in je hoofd had? Herken je iets? Waar is het van gemaakt? Kun je het geluid nadoen? Bekijk ook het kunstwerk gemaakt door Bisscheroux & Voet, Woofah (2001), bij Maris College Bohemen. Wat is dit? Welk geluid kan het kunstwerk maken?
In de kring. Leg op een groot kleed allerlei alledaagse voorwerpen neer en materialen waar je geluid mee kunt maken. Denk aan: een sleutelbos, een krant, fietsbel, knisperende plastic zakjes, ribbelkarton, etc. Laat de leerlingen om beurten een item pakken. Hoe klinkt het? Hoog, laag, zacht, hard, etc. Vind je het fijn klinken? Klinkt het anders met je ogen open of dicht? Als je er op tikt/slaat/wrijft, etc. wat hoor je dan? Laat ze het geluid beschrijven.
Geur in de hut Zorg voor zakjes met bijvoorbeeld lekkere kruiden, zeepjes, koffie, wierook en geurblokjes. Onder-zoek met de leerlingen welke geuren zij het prettigste vinden.
Hut bouwen
Bepaal met elkaar wat een geschikte plek is in het lokaal om een eenvoudige hut te maken en laat de leerlingen meedenken over hoe deze gemaakt kan worden. Gebruik de textiel- of papierstroken met de patronen voor de wanden. Voor de vloer of andere wand kun je de voelwerkstukken gebruiken.
Bedenk tot slot wat er nog meer prettig is voor in de hut? Denk aan een fijne stoel, kussentjes, een kleed, een prentenboek, een knuffel, enzovoort.
Tip: laat de leerlingen met elkaar een naam verzinnen voor hun klassenhut.
Bij de presentatie wordt de klassenhut feestelijk ingehuldigd. Zorg samen met een groepje kinderen dat alles in de klassenhut aanwezig is. Richt de klassenhut eventueel verder in met de spulletjes uit de introductie. Zorg voor sfeervolle verlichting in de hut, of gebruik een zaklamp.
Ideeën voor de inhuldiging:
Laat de leerlingen in kleine groepjes de ruimte beleven en bespreek de ervaringen in de hele groep.
Nodig ouders/verzorgers uit om een kijkje in de klassenhut te nemen. De leerlingen vertellen over wat ze hebben gemaakt, over hun fijne plek.
Tip: zorg voor een spannende entree door een kruiptunnel neer te leggen.
Reflectie subdoelen
Wat is er veranderd aan de klassenhut door het mobile op te hangen en de geur toe te voegen?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen.
Kun je een patroon voelen?
Valt je patroon op tussen de andere patronen? Hoe komt dat?
Voel je je thuis in de klassenhut? Waarom?
Welk geluid, gevoel en welke geur vind je het fijnst? Waarom?
Welk van de kunstwerken die jullie gezien hebben, past goed in de klassenhut?
Is de klassenhut nu af? Of zou je nog iets willen veranderen? Wat?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Waardoor voel je je prettig in de klassenhut?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Wat zou je het liefst willen doen in jouw klassenhut?
Verder lezen?
Meld je dan nu aan of log in!
Registreer nu en ontvang gratis toegang tot al onze projecten in de Haagse Ladekast.