Wij maken gebruik van cookies op deze website. We gebruiken deze om het gebruik van de website te analyseren, het gebruiksgemak te verbeteren en voor gerichte online advertenties. Door op 'Cookies accepteren' te klikken, geef je hier toestemming voor. We verzamelen géén persoonlijke gegevens. Meer weten? Check dan onzecookies pagina.
De leerlingen maken kennis met verschillende manieren om verhalen te vertellen. We duiken in het boek Lampje van Annet Schaap; het heeft een magische sfeer en vertelt een sprookjesachtig avontuur. Het verhaal gaat, net als veel sprookjes, over dapperheid en meer kunnen dan je ooit had gedacht. De oriëntatie start bij de vuurtoren van Scheveningen. De vuurtoren vormt een goed vertrekpunt voor een filosofische bespiegeling en het bestuderen en bespreken van een gedicht. Wanneer is ´licht in de duisternis´ belangrijk? In de opdrachten leven de leerlingen zich in de situatie en het karakter van de hoofdpersoon Emilia, oftewel Lampje, in. De leerling weet wat er bedoeld wordt met (karakter)eigenschappen en kan hier voorbeelden van geven. De schrijfster van Lampje is ook illustrator – we maken kennis met haar en het beroep van illustrator.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags. Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de icc’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het smartboard voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal aan te passen naar eigen wensen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een Kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over het beroep vertellen dat past bij dit project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Project specifieke informatie
Over dit project De introductie/oriëntatie start bij de vuurtoren van Scheveningen. De vuurtoren vormt een goed vertrekpunt voor een filosofische bespiegeling en close reading van een gedicht.
Voorafgaand aan opdracht 1 lees je het eerste hoofdstuk uit Lampje voor. In de opdracht leven de leerlingen zich in de situatie en het karakter in van de hoofdpersoon Emilia, oftewel Lampje, in.
Voorafgaand aan opdracht 2 lees je hoofdstukken 2, 3 en 4 voor. Hierin ontdekken we dat er in Het Zwarte Huis niet een monster, maar een bijzondere jongen woont, Edward genaamd. De opdrachten in deze les spitsen zich op Edward toe.
Voorafgaand aan opdracht 3 lees je eerst het boek uit. De schrijfster, Annet Schaap, is ook illustrator – we maken verder kennis met haar en het beroep van illustrator.
Vertel dat jullie de komende periode aan de slag gaan met een boek over een meisje dat in een vuurtoren woont. Staat er een vuurtoren in onze omgeving? Laat de leerlingen vertellen.
Laat de leerlingen hun associaties vertellen over vuurtorens aan de hand van de vraag: “Waar denk je aan bij het zien van een vuurtoren?” Schrijf de associaties op in een mindmap.
Vorm tweetallen. Deel het werkblad uit met daarop de tekst over de vuurtoren van Scheveningen. Laat de leerlingen de tekst lezen en met elkaar bespreken en opschrijven wat het belang en de functie van een vuurtoren is.
Vul gezamenlijk de mindmap aan, met de nieuwe bevindingen van de tweetallen.
3. Oriëntatie
Kennisdoelen
De leerling kent het beroep van vuurtorenwachter en leeft zich in dat beroep in.
Vaardigheidsdoelen
De leerling:
kan aan een eenvoudig filosofisch gesprek deelnemen;
kan met medeleerlingen van gedachten wisselen over een gedicht.
Benodigdheden
scan van het gedicht Nachtlampje op bladzijde 257 uit Superguppie is alles
het boek Lampje van Annet Schaap
link naar een afbeelding van de omslag of maak zelf een scan van de voorkant en presenteer die op het digibord
Aan de slag in de klas
Het filosofisch gesprek
Voer naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Stel hierbij onderstaande vragen:
Zou jij in een vuurtoren willen wonen?
Ben jij bang in het donker?
Wat is voor jou “licht in de duisternis”?
Wat vind jij spannend aan de zee?
Oriëntatieopdracht
Doorloop onderstaande stappen.
Nachtlampje
Deel de scan van het gedicht Nachtlampje van Edward van de Vendel uit en laat het de leerlingen stil lezen.
Vraag of er leerlingen zijn die het gedicht willen voorlezen. Bespreek het gedicht na.
Waar gaat het gedicht over?
Wat is een nachtlampje?
Heb je zelf een nachtlampje gehad?
Wat betekent de laatste zin van het gedicht?
Extra:
Laat de leerlingen een extra strofe van circa vier à zes regels schrijven bij het gedicht in dezelfde stijl.
Laat de leerlingen een gedichtje schrijven over hun eigen nachtlampje.
Sluit de les af met een cliffhanger: laat de voorkant van het boek Lampje zien (op het digibord) en vertel dat het boek dat je gaat voorlezen over het meisje op de voorplaat gaat – ze woont in de vuurtoren…
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Hoe vind je het om een gedicht te lezen?
Welke gevoelens komen er in het gedicht voor?
Hoe vertel je met weinig woorden een verhaaltje?
4. Opdracht 1: Emilia
In opdracht 1 lees je het eerste deel uit Lampje voor. De leerlingen maken kennis met Emilia, oftewel Lampje. Ze leven zich in de situatie en het karakter van de hoofdpersoon in.
Kennisdoelen
De leerling weet wat er bedoeld wordt met (karakter)eigenschappen en kan hier voorbeelden van geven.
Vaardigheidsdoelen
De leerling:
kan zich inleven in de situatie en omstandigheden van de hoofdpersoon (Lampje);
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Onderzoek
Lees vooraf deel 1 ‘De Vuurtoren’ uit Lampje voor.
Wie is Lampje?
Nadat je deel 1 hebt voorgelezen, vertel je dat je het met de klas wilt hebben over de hoofdpersoon, Lampje. Maar eerst heb je een gedicht voor de leerlingen. Deel het werkblad met het gedicht van Riekus Waskowsky uit.
Laat het gedicht stil lezen. Bespreek met elkaar of dit gedicht bij het verhaal over Lampje past en waarom.
Vraag aan de leerlingen welke karaktereigenschappen ze kunnen noemen. Denk aan: zielig, dapper, lief, braaf, moedig, etc.
Vervolgens schrijft iedere leerling, zonder te overleggen, in zijn deel van de placemat welke karaktereigenschappen bij Lampje, ofwel Emilia, horen. Geef ongeveer twee minuten de tijd.
Daarna mogen de leerlingen elkaar binnen het groepje vertellen wat ze hebben opgeschreven.
Vervolgens moeten ze één eigenschap kiezen die ze het belangrijkste vinden. Die schrijven ze met grote letters in het middenvak van de placemat.
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Wat roept het gedicht bij je op?
Welke karaktereigenschappen komen het vaakst voor op de placemats?
Heb jij ook een van deze karaktereigenschappen?
Uitvoeren
Doe onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Karakterspel
Bespreek met de klas dat ze zich met toneelspel gaan inleven in de personages uit het boek. Lees (nogmaals) het hoofdstuk ‘Mandje’ (blz. 18 t/m 21) voor of laat het de leerlingen zelf lezen. Het hoofdstuk bestaat uit twee korte delen. Het eerste deel gaat over Augustus, het tweede deel over Emilia.
Warming up. Bespreek welke emoties Augustus en Emilia hebben en hoe ze worden omschreven. Laat de leerlingen de emoties uitspelen met een bevriesspel. (Zie het eerste stukje van het filmpje ‘Tableau Vivant’ in de toolbox theater). Je geeft een van de genoemde emoties op en de leerlingen beelden het uit terwijl ze rondlopen. Bij ‘bevries’ staat iedereen stil en krijgen ze een nieuwe emotie om uit te spelen. Doe hetzelfde met het deel over Lampje in de storm, maar leg nu bijvoorbeeld de nadruk op de gebeurtenissen en handelingen.
Vorm tweetallen. De leerlingen gaan straks een scène improviseren. Als voorbereiding onderstrepen ze samen alle zinnen die ze van belang achten voor de scène. Denk aan:
- Intussen zit Augustus vloekend thuis. - Hij probeert het donker te doorboren met zijn ogen. - Ze klemt het mandje tegen haar aan en stapt het water in. - Ja! Gilt Lampje boven de storm uit. Toevallig wel! Dit kind wel! - Ze gilt het woedend uit en krijgt meteen een mond vol zeewater.
Eén leerling speelt Augustus, de andere speelt Lampje. De scènes spelen zich tegelijkertijd af op twee verschillende plekken; Augustus zit in de vuurtoren en Lampje is buiten. Het tweetal verdeelt het speelvlak in tweeën. Ze spelen de gebeurtenissen in het verhaal tegelijkertijd. Dat kan door stil spel en uitbeelden, maar mag ook met geluid en/of tekst. Geef de leerlingen eventueel kort de tijd om te oefenen.
Karakterpaspoort
De leerlingen gaan een paspoort maken over een zelfverzonnen personage. Deel het werkblad paspoort uit en laat de leerlingen nadenken over wie hun hoofdpersoon zou zijn als ze een eigen verhaal zouden verzinnen.
Laat de leerlingen antwoord geven op de vragen over hun hoofdpersoon op het werkblad en deze opschrijven. Als ze alle vragen hebben beantwoord, geven ze de persoon een bijnaam. Ze hebben nu een personagedossier gemaakt.
Geef de leerlingen de opdracht het begin van een verhaal te schrijven waarin ze hun zelfverzonnen personage introduceren. Verwijs naar het eerste hoofdstuk ‘Lucifer’ uit Lampje, waarin de schrijfster Lampje aan ons voorstelt.
Extra: Laat de leerlingen het karakterpaspoort afmaken en een portretje tekenen.
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Welke karaktereigenschappen lukten goed om uit te beelden?
Wat vind je de sterkste eigenschap van Lampje? Welke argumenten heb je daarvoor?
Welke gebeurtenis uit het hoofdstuk laat die eigenschap goed zien?
Waarom zijn karaktereigenschappen zo belangrijk bij een personage?
Waarom zou je een paspoort maken voor jouw hoofdpersoon?
Presenteren
Personage-improvisatie Laat de leerlingen die dat willen, met een spelimprovisatie uitspelen of -beelden wat er gebeurt met Augustus en Emilia in het hoofdstuk ‘Mandje’. Bespreek de improvisaties na.
Hoe is het om je in te leven in een personage?
Welke emoties of handelingen heeft het publiek gezien?
Hoe werd het karakter uitgebeeld?
Tip: Laat ze wisselen van rol en benoemen wat de verschillen zijn tussen de twee personages.
Paspoortverhaal Laat de leerlingen die dat willen hun personage-introductieverhaaltje voorlezen. Zijn de vragen uit het paspoort duidelijk naar voren gekomen?
Voorbereiding volgende opdracht Laat de leerlingen ten slotte nog even kort filosoferen over hoe ze denken dat het boek verder zal gaan na hoofdstuk 1.
Wat gaat Lampje doen en beleven in Het Zwarte Huis?
Zal ze zich zonder protesteren als een ‘werkster’ laten gebruiken om het geld voor de vergoeding van de scheepsramp te verdienen?
Lees vervolgens deel 2 ‘Het zwarte huis’.
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Welke verschillen heb je gezien tussen de scènes?
Welke overeenkomsten heb je gezien tussen de scènes?
Aan wie doet Lampje jou denken? Heeft die dezelfde (karakter)eigenschappen?
Komen bij de schrijfopdracht alle antwoorden uit het paspoort terug in de tekst?
5. Opdracht 2: Edward
In deze opdracht ontdekken de leerlingen het tweede hoofdpersonage Edward. Hij woont in het zwarte huis. Wie is hij? En hoe ziet hij eruit?
Kennisdoelen
De leerling ervaart met welke elementen een verhaal spannend kan worden.
Vaardigheidsdoelen
De leerling kan het beeld dat hij zich in zijn hoofd heeft gevormd n.a.v. een verhaal zonder tekening, omzetten in een schilderij.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoek, uitvoeren en presenteren.
Onderzoek
Monster!
Lees deel 3 ‘De jongen onder het bed’ tot en met blz. 111.Hierin maakt Lampje kennis met ‘het monster’. Bespreek de laatste zin: “Geen Monster. Maar wat dan wel?”
Optie Een COH-expert heeft deze opdracht verwerkt in een video voor een school in Den Haag. Je kunt er voor kiezen de opdracht uit te voeren aan de hand van dit videofragment.
Vis?
Lees in elk geval het hoofdstuk ‘Een lied voor het monster’ (blz. 108) uit deel 3 voor. Bespreek het na.
Edward die zich steeds onder het bed verstopt, wat is zijn probleem denk je?
Hoe ziet Edward er eigenlijk uit?
Lampje noemt hem ´vis´. In het verhaal beschrijft schrijfster Annet Schaap Edward niet precies. Dat doet ze om de spanning naar het slot van het boek op te bouwen.
Wat hebben de leerlingen allemaal gehoord aan omschrijvingen van Vis? Denk aan: een mager wezentje, warrig groen haar, etc.
Hoe zou Edward eruitzien?
Schrijf de bevindingen op.
Vertel dat, voordat jullie verder gaan, je eerst een gedicht voor de leerlingen hebt. Laat het gedichtje Vis uit Superguppie is alles op blz. 11 op het digibord zien.
Vis
Visje wil iets zeggen, visje kijkt me aan. visje tuit zijn lippen, maar ik kan hem niet verstaan – nooit en nergens kan ik horen wat visje van me wil: ik ben waterwoordendoof, visje mensenstemmenstil.
Laat het gedicht door een leerling die dat wil voorlezen.
Bespreek vervolgens: wat heeft dit gedicht te maken met Edward, het vreemde wezen uit Het Zwarte Huis?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Welke omschrijvingen van het monster heb je gehoord?
Hoorden je klasgenoten dezelfde of andere omschrijvingen?
Is je beeld van het monster veranderd na het horen van het gedicht?
Uitvoeren
Portret van een Monster
De leerlingen gaan een tekening maken van het ‘monster’. Ze gebruiken daarvoor de bevindingen uit het onderzoek. Materialen voor deze opdracht zijn vrij naar behoefte. Denk aan fineliner, potlood, eventueel een beetje soft pastel voor snel kleur aanbrengen of zwart en grijze vegen. Zwart-wit volstaat ook.
Optie: Bekijk voor een uitgebreide uitleg van de opdracht het videofragment van de opdracht.
Deel de tekenspullen uit en geef de opdracht om het beeld dat de leerlingen van Edward hebben, te tekenen. Laat de leerlingen vrij associëren op wat ze gehoord hebben in het verhaal, er is geen goed of fout.
Laat de leerlingen als ze klaar zijn, hun tekening ruilen met de leerling naast zich. Geef de opdracht goed naar de tekening te kijken. Laat ze in steekwoorden opschrijven wat ze zien aan de hand van de volgende vragen.
Welke vorm(en) heeft het monster?
Waar lijkt het op?
Welke kleuren heeft het?
Waar is het monster, denk je?
Als het monster geluid zou maken, welk geluid zou dat zijn?
Welk gevoel krijg je bij het zien van het monster? Geef het monster een eigen naam.
Laat de leerlingen een ‘elfje’ schrijven met de associaties die ze zojuist hebben opgeschreven. Kijk in de bijlage Schrijf een Monster-elfje!hoe je dit kunt doen.
Optioneel
Voor deze extra mogelijkheid lees je het hoofdstuk ‘Vaders en benen’ (blz. 170-171) uit deel 4 voor, of gebruik je de werkblad-kopie van bladzijde 170-171 uit het boek Lampje en laat je de leerlingen zelf lezen.
Kunnen de leerlingen zich een voorstelling maken van het harnas? Laat ze ook een tekening van Edward met het harnas maken. Is hun beeld van Edward nu veranderd?
Tip: in de volgende opdracht maken de leerlingen kennis met Annet Schaap en de illustraties die zij maakt.
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Vond je het moeilijk of makkelijk om na het luisteren jouw beeld van het monster te tekenen? Waarom?
Lijkt jouw monster op een vis?
Is het beeld dat je in je hoofd had van jouw monster veranderd na het maken van de Elf over het monster van je klasgenoot?
Presenteren
Hang de tekeningen en de gedichten op. Laat de leerlingen die een elfje hebben geschreven het elfje hardop voorlezen wanneer de bijbehorende tekening bekeken wordt en bespreek na:
Komt het beeld dat je krijgt uit het elfje overeen met wat je ziet op de tekening?
Wat gebeurt er als je tijdens het kijken naar de tekening het elfje hoort?
Als alle tekeningen en elfjes zijn bekeken en gehoord:
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de getekende monsters?
Kun je deze verschillen en overeenkomsten ook terug horen in de Monster-elfjes?
Is er een gedeeld beeld over hoe Edward eruitziet?
Afsluiting Opdracht Edward. Lees de rest van deel 3 en deel 4 ‘Zomer’ van het boek uit. En eventueel deel 5. Bespreek het na aan de hand van onderstaande vragen:
Waarom is dit verhaal spannend en een beetje magisch?
Is dat omdat er een monster is en dat je niet weet hoe die eruit ziet en dat pas in de loop van verhaal ontdekt? Heeft dat ook het beeld van zijn karakter veranderd? Hoe?
Eerst denk je dat er een monster is. Wat voor karaktereigenschappen had het monster? Was dat echt zo of alleen in de ogen van anderen?
En dan blijkt het een jongen. Maar wat voor jongen? Is hij nog steeds eng? Wat is hij, vind je? Zielig?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Zou je na het zien van alle andere monsters jouw monster nu anders tekenen?
Hoe denk je dat het verhaal verder zal gaan?
6. Opdracht 3: Annet
Kennisdoelen
De leerling weet meer over de schrijfster/illustrator Annet Schaap.
Vaardigheidsdoelen
De leerling:
kan een verhaal op een boeiende en speelse manier vertellen;
kan de magische sfeer uit het boek uitbeelden in een tekening.
Lees de resterende hoofdstukken van het boek voor. Doe daarna onderstaande opdrachten of maak een keuze.
Onderzoek
De schrijfster, Annet Schaap, is ook illustrator – we maken verder kennis met haar. Optioneel zijn de opdrachten waarmee je terug zou kunnen kijken op het boek en het verhaal.
Lampje is het eerste boek dat Annet Schaap heeft geschreven én zelf heeft geïllustreerd. Laat de Klokhuis-aflevering over Annet Schaap zien (15 min.). Hierin zitten ook tekentips.
Aquarel
Deel het werkblad met het gedicht Aquarel van Bart Moeyaert uit en vertel dat het gedicht gaat over tekenen én schrijven. Laat de leerlingen het gedicht zelf lezen en op zoek gaan naar de betekenis over schrijven en tekenen. Praat met de leerlingen over het gedicht:
Wat zouden de verschillende zinnen kunnen betekenen?
Wie kan in zijn eigen woorden vertellen waar dit gedicht over gaat?
Past dit gedicht bij het boek Lampje en waarom?
Het gedicht Aquarel eindigt met de constatering dat “alles over liefde gaat”. Laat de leerlingen onderzoeken hoe het zit met de liefde tussen Lampje en haar vader en Edward en zijn vader. Kies of je dit individueel laat doen of in kleine groepjes.
Verdeel de opdracht:
Lampje en haar vader
Edward en zijn vader
Deel een schrijfblaadje uit. Opties:
Geef de opdracht een brief te schrijven vanuit Lampje aan haar vader of vanuit Edward aan zijn vader. In de brief komt naar voren óf en waarom Lampje of Edward wel/of niet van hun vader houden.
Laat Lampje of Edward haar of zijn vader interviewen over diens liefde voor hen. Welke vragen zouden ze kunnen stellen aan hun vader en wat zouden de antwoorden kunnen zijn?
Op de achterflap van het boek staat dat het boek “vooral gaat over dapper zijn en meer kunnen dan je ooit had gedacht”. Vraag aan de leerlingen waarom zij denken dat het verhaal vooral gaat over dapper zijn. Welke voorbeelden kunnen ze geven van momenten waarop ze vinden dat Lampje dapper is?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Wat zou je willen weten over het beroep van kinderboekenschrijfster?
Wat zou je willen weten over het beroep van kinderboekenillustrator?
Wat is het verschil tussen ´liefde´ en ´verliefd´, als je denkt aan dit boek?
Wie kent een boek waarin ´liefde´ ook een belangrijk onderwerp is?
Vind je jezelf wel eens dapper en waarom?
Uitvoeren
Maak een keuze uit onderstaande uitvoeropdrachten of doe ze allemaal. Het zijn voorbereidingen op mogelijkheden voor de presentatie en afsluiting van het project.
Vertellen
Laat het filmpje zien over de vertelvoorstelling die Annet Schaap met haar muzikale vriendin Frederike de Winter heeft gemaakt over Lampje.
Oefen met vertellen van de eerder gelezen hoofdstukken uit de verschillende delen, zoals ‘Lied voor het monster’ of ‘Vaders en benen’. Laat de leerlingen zelf een fragment kiezen dat ze graag willen voorlezen.
Illustreren Een nieuwe omslag maken. Wat wil jij laten zien uit het verhaal?
Bekijk eventueel nog ander werk van illustratoren met magisch/sprookjesachtig werk:
Laat de leerlingen een met aquarel/waterverf ingekleurde tekening maken van een voor hen opvallende scène/gebeurtenis uit het boek die de sfeer van het boek goed laat zien. Denk nog eens aan de tekentips uit de Klokhuis-aflevering.
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Welke gebeurtenis uit het boek ga je kiezen voor je tekening? Waarom die?
Welke kleuren ga je kiezen voor je tekening? Waarom die?
Lukt het om sfeer in de tekening ´te leggen´?
Presenteren
En nu hardop! Leerlingen die dat willen, gaan hun gekozen fragment voordragen. Bespreek of ze het vertelmoment willen aankleden met passende muziek, kleding of de gemaakte illustraties.
De expo! Hang samen met de leerlingen hun tekeningen op. De leerlingen presenteren hun tekeningen en vertellen er hun beleving bij. Laat de leerlingen vragen stellen aan elkaar: wat zorgt ervoor dat de tekening de sfeer van het boek goed laat zien?
In het boek staan niet zoveel tekeningen. Achteraf heeft Annet Schaap extra tekeningen gemaakt bij het boek. Deze tekeningen kun je vinden op haar website. Presenteer de tekeningen en vraag aan de leerlingen of zij, bij het luisteren naar het boek, ongeveer dezelfde voorstelling hadden. Als het anders was, wat hadden zij in hun hoofd?
Reflectievragen die je kunt stellen tijdens het werken aan de opdracht en/of erna
Hoe heb je geprobeerd het verhaalfragment ‘levendig’ te maken?
Wat heb je gemaakt? Vind je zelf dat de tekening goed is gelukt?
Welke tekening vind je het best gelukt?
Wat denk je dat de maker vooral wilde laten zien?
Waarom past deze tekening zo goed bij het boek?
Tip. Ben je nog niet klaar met Lampje? Kijk dan voor meer lessuggesties op de site Woutertjepieterseprijs.