23 maart 2018

Interview Anne Büdgen

Anne Büdgen is dichter en schrijver, en als docent verbonden aan Huis van Gedichten. Anne komt, op uitnodiging, als Kunstenaar in de klas binnen het project Cultuuronderwijs op zijn Haags. We stellen haar een aantal vragen.

Hoe stel jij jezelf voor op een school, Anne?

Ik vertel hoe ik heet, laat mijn boeken zien (twee dichtbundels en een roman) en vertel dat ik dichter en schrijver ben. Daarna praten we over wat dat nou eigenlijk is, een dichter en wat ik nog meer schrijf naast gedichten. We bekijken de boeken aan de buitenkant (er staan foto’s op, een titel, een achterflaptekst enz.). Daarna bekijken we hoe de binnenkant eruit ziet. Je kunt aan de bladspiegel al zien of een tekst een gedicht of een verhaal is en en passant komen termen aan bod als roman, titel, witregel enz.

Hoe reageren de leerlingen meestal op jou?

De meeste kinderen reageren erg enthousiast. Vaak heeft de leerkracht van een klas al iets verteld over mijn komst. Hoe opener en enthousiaster de leerkracht is, hoe opener de kinderen zijn, is mijn ervaring. Laatst wilden kinderen zelfs na afloop een handtekening. Ik vond dat wel ontroerend. Niet zozeer voor mezelf, maar omdat je ze ziet denken: ‘Ik kan dat misschien ook, schrijver worden.’ En anders pakken ze misschien vaker een boek. Het idee van schrijven en lezen is dichterbij gekomen.

Wat vertel je, of wat doe je, zoal in een klas?

Eerst vertel ik iets over hoe ik schrijf. Als ik gedichten schrijf, beginnen die bijvoorbeeld vaak als ik in de tram zit of onderweg ben. Thuis werk ik die dan uit. Ook vertel ik iets over mijn roman. Die is ontstaan uit mijn eigen oude dagboeken. Ik praat met kinderen over of zij een dagboek bijhouden en waar ze dan over schrijven. En of ze ook weleens een gedicht schrijven en hoe ze dat doen. Daar ontstaan vaak heel mooie gesprekken uit. Dat schrijven helpt om je gedachten te begrijpen, om iets vast te leggen of juist te vergeten.

Geef je de leerlingen een opdracht, en zo ja: welke?

Ik lees een paar gedichten voor uit een bundel met jeugdpoëzie. Niet van mezelf want ik schrijf voor volwassenen, dat leg ik ook uit. Ik lees mijn lievelingsgedichten voor en praat er met de kinderen over. Naar aanleiding van een gedicht over storm, vraag ik de kinderen bijvoorbeeld wat zij zouden doen als ze de wind waren. Uit het gesprek dat daarover ontstaat, komt een groepsgedicht voort. We hebben plezier met onze gedachten en met taal. Kinderen zijn heel verbaasd dat er dan vaak prachtige zinnen uit komen. Ze zijn geïnspireerd, ze krijgen andere vragen dan die normaal aan hen gesteld worden (schrijf je dit met d of dt?) en daardoor wordt taal van iets dat moet, iets dat mag, iets dat kan. Zij zijn de baas over wat er gebeurt en dan zie ik ze groeien.

Soms laat ik ze ook een verhaal maken naar aanleiding van tekeningen van illustratoren, die veel aan de verbeelding overlaten. Daarna lees ik voor wat ze mij verteld hebben en horen ze hoe het ‘valt’. Een mooi moment, zo zijn ze zelf ook even schrijver.

Wat vind je van poëzie in de klas?

Poëzie is muziek met woorden, is klank. Als kinderen een gedicht hardop zeggen, fluisteren of roepen, ervaren ze al iets van de betekenis. Het mooie van poëzie is, dat die vrijheid geeft. Vrijheid om in een gedicht te zien wat jij erin wil zien of vrijheid je uit te drukken op een heel precieze, eigen, manier. Kinderen die Nederlands moeilijk vinden (of ze nu tweetalig zijn of niet), gaan taal vaak als een vijand zien en niet als een voertuig waarmee je naar de gekste landen kunt rijden in je hoofd, waarmee je kunt spelen, plezier kunt hebben, waar je troost uit kunt putten, iets belangrijks en levensgroot mee kunt duidelijk maken of juist iets heel kleins kunt vertellen. Het zet kinderen weer in hun kracht en laat hen een nieuwe relatie met de taal aangaan; een positieve, meer vertrouwde relatie.

Heb je zelf op school poëzie gelezen, gehoord of gezien?

Ik kom uit een orthodox protestants milieu en daar werd ik omringd door bijbelteksten, psalmen en gezangen. Hoewel ik nu niet meer op die manier geloof, heeft het wel een rijke basis gegeven om taal te kunnen doorgronden, die me op steeds andere manieren eigen te maken en in te zetten om me uit te drukken. Hoewel niemand me erop wees, ging ik zelf ook op zoek naar poëzie. Judith Herzberg, Rutger Kopland, Gerrit Komrij, Hugo Claus... er kwamen steeds meer dichters bij. Die las ik dan voor ik ging slapen.

Wat zou jij willen veranderen of toevoegen aan het onderwijs op de basisschool?

Ik merk vaak als ik workshops kom geven, dat kinderen en jongeren denken dat poëzie saai en moeilijk is. En elitair. Dat komt denk ik omdat poëzie in de Nederlandse cultuur nauwelijks in het dagelijks leven te vinden is. Als je dan alleen wat lesjes poëzie krijgt bij Nederlands en je wordt meteen in het diepe gegooid, dan levert dat veel weerstand op, die iemand jaren bij kan blijven. Ik denk dat poëzieonderwijs al vanaf heel jong aanwezig kan zijn. Ik was laatst op een school waar in alle gangen gedichten aan de muren hingen en kinderen elke maand een nieuw gedicht uit hun hoofd leerden. Dat werd niet gebracht als iets dat moet, maar werd spelenderwijs gedaan. Af en toe hingen kinderen briefjes met zinnen naast de gedichtenposters aan de muur. Poëzie was overal, het was vanzelfsprekend. Die kinderen denken als ik kom: ‘Yes! Poëzie!’ Omdat het iets is dat ze kennen, waar ze eerder plezier mee hadden, waar ze zich eerder al toe hadden verhouden.

Kunstenaar in jouw klas?

Ben je geïnspireerd geraakt door Anne? Wil je ook een Kunstenaar in de klas uitnodigen? Neem dan contact op met een cultuurcoach in jouw stadsdeel. Zij helpen je bij het vinden van een Kunstenaar in de klas.