In dit project denken leerlingen na over dromen en werkelijkheid. Ze gaan op zoek naar de ideale droomboom, onderzoeken wat hun ideale droomritme is en denken na over hoe je beweegt op droommuziek. De leerlingen onderzoeken verschillende ritmes, bewegingen, geluiden van instrumenten en muziek die passen bij een droom om uiteindelijk tot een gezamenlijke, complete muzikale vertolking van een droom te komen. Het is belangrijk dat kinderen weten wat ze graag doen, dat durven te laten zien en tegelijkertijd accepteren en respecteren dat dit voor een ieder anders is.
Welkom! Je gaat in de klas werken met het lesmateriaal van Cultuuronderwijs op zijn Haags (COH). Voor je aan de slag gaat leggen we je uit hoe je dit project tot een succes kunt maken.
Samen ontdekken Onze cultuurlessen zijn gebaseerd op de didactiek van procesmatig werken, de leerlingen doorlopen hierbij een creatief proces. Zij worden zich bewuster van zichzelf, hun omgeving en ontdekken op een speelse manier hun creatieve vermogen. Met als kern dat je als leerkracht samen met de leerlingen beleeft, beschouwt, verbeeldt, bedenkt en maakt.
Houdingsdoelen Bij de introductie, oriëntatie en opdrachten worden kennisdoelen en vaardigheidsdoelen benoemd. Onderstaande houdingsdoelen gelden in het algemeen:
De leerling toont zich nieuwsgierig en proactief.
De leerling kan positief-kritisch reflecteren op eigen werk en op dat van anderen.
Overleg en deel je plannen met de ICC’er of je cultuurcoach.
Wij adviseren je het hele project van tevoren door te lezen om je goed voor te bereiden en de mogelijkheden te ontdekken die het project biedt.
Je kunt het lesmateriaal ook downloaden en printen. Gebruik het digibord voor het beeldmateriaal.
Als richtlijn adviseren wij voor het doorlopen van het creatief proces in het hele project, zes tot acht lesmomenten in te plannen. Alle projecten hebben een introductie, oriëntatie en drie opdrachten. Je kunt ervoor kiezen het lesmateriaal naar eigen wens aan te passen.
Iedere opdracht heeft dezelfde opbouw: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. De reflectievragen kunnen tijdens en na iedere fase van het creatief proces met de individuele leerling of de hele groep besproken worden.
Nodig eens een kunstenaar in de klas uit. Die kan levendig en beeldend over zijn/haar/diens vak vertellen, en aansluiten bij het project. Het gerelateerde aanbod bij dit project vind je op onze site.
Een bezoek aan een voorstelling, tentoonstelling of vaste collectie in een Haagse culturele instelling is ook van grote meerwaarde. Zie VONK voor het actuele aanbod.
Bedenk ook van tevoren bij welke onderdelen je ouders of verzorgers kunt of wilt inschakelen. Het project gaat meer leven als er ook buiten de klas aandacht voor is.
Maak foto’s of filmpjes van de diverse presentatiemomenten en deel deze via de schoolwebsite, klassenapp of andere kanalen.
Projectspecifieke informatie
Over dit project In dit project gaan de leerlingen op zoek naar de ideale droomboom, onderzoeken ze wat hun ideale droomritme is en denken ze na over hoe je beweegt op droommuziek. De leerlingen onderzoeken verschillende ritmes, bewegingen, geluiden van instrumenten en muziek die passen bij een droom om uiteindelijk tot een gezamenlijke, complete muzikale vertolking van een droom te komen.
Doelen Er worden twee hoofddoelen geformuleerd die specifiek zijn voor het hele project. De zijn doelen op het gebied van kennis en vaardigheden. Aan het eind van het project worden deze doelen geëvalueerd met behulp van de succescriteria op het gebied van zelfregulering: de leerling kijkt terug en blikt vooruit.
Reflecteren De reflectievragen bij de verschillende fases van het creatief proces kunnen tijdens en na iedere fase met de individuele leerling of de hele groep besproken worden. Zie ook de hand-out: Rollen van de leerkracht.
Taalonderwijs Wil je woorden uit dit project koppelen aan taalonderwijs? Raadpleeg dan de begrippenlijst.
Algemene benodigdheden
Maak gedurende het hele project gebruik van de volgende ruimtes en materialen:
klaslokaal of speellokaal
muziekinstallatie en/of digibord
digitaal foto- en filmtoestel
(kleuren)printer
In de Toolbox muziek vind je meer informatie over het bespelen van de instrumenten uit het schoolmuziekinstrumentarium. Daarnaast worden er verschillende werkvormen verder uitgelegd.
2. Introductie
Hoofddoel kennis
De leerling legt uit hoe je improvisatie, ritme en beweging kunt gebruiken om dromen te verbeelden.
Hoofddoel vaardigheid
De leerling zet een droom om in een muzikale vertolking.
Doorloop de vaste oriëntatie-onderdelen: het filosofisch gesprek en het uitvoeren van de eerste opdracht.
Het filosofisch gesprek
In de oriëntatiefase van de les voer je naar aanleiding van de introductie een filosofisch gesprek. Dit is belangrijk voor het creatieve proces. Je kunt het filosofisch gesprek natuurlijk ook tijdens de andere lesonderdelen inzetten. Stel hierbij (een aantal van) onderstaande vragen:
Heb je vannacht gedroomd?
Heb je de droom onthouden?
Waar ging die over?
Doe je in je droom weleens dingen die je als je wakker bent, niet kunt? Wat is dat dan?
Ben je wel eens in de war of iets echt gebeurd is of een droom was? Kun je een voorbeeld noemen?
Bespreek het lied en vraag wat de leerlingen hebben gehoord.
Waar droomt de persoon in de droom van?
Hoe weet je dat het niet echt was?
Waarom heet deze boom een droomboom?
Over welke lekkere dingen heeft diegene gedroomd?
Laat het lied nogmaals horen en vraag of de leerlingen de hartslag van het lied zachtjes op hun benen mee willen tikken.
Bij de tekst: 'Heel voorzichtig in mijn droom, klim ik langzaam in die boom', gaan ze langzaam rechtop staan.
Bij: 'krak boem naast mijn bed' gaan ze gauw weer zitten.
Stel vragen over het lied: Waar hangt het gebakje aan? En het dropje? En het chocolaatje? Wat valt je op aan die woorden? Laat bijlage 2. Ondersteuning liedtekst De Droomboom zien op het digiord. Zet het lied nogmaals aan en vraag of de leerlingen in elk geval het refrein mee willen zingen (en bewegen), en als het lukt kunnen ze ook al zachtjes de coupletten meedoen met ondersteuning van het bord. Stel vragen over dromen, bijvoorbeeld:
Droom je overdag ook wel eens weg? Waar denk je dan aan?
Droom of denk je ook wel eens over de toekomst, dat je ouder bent? Waar droom je dan over?
Succescriterium
Bespreek met de leerlingen de opdracht(en): welke onderwerpen gaan zij onderzoeken de komende les of tijd? Formuleer vanuit het filosofisch gesprek en/of de oriëntatie-opdracht, samen met de leerlingen, een succescriterium waaraan zij werken. Een voorbeeld van een succescriterium bij dit project kan zijn:
De leerling geeft, met anderen, vorm aan dromen door muzikale improvisatie, ritme en beweging.
4. Opdracht: Dromen over
In deze opdracht gaan de leerlingen verder met het onderwerp ‘dromen’. Ze doen dit met het lied De Droomboom, waarbij ze zingen, bewegen, nieuwe tekstvarianten bedenken en het lied begeleiden op instrumenten. Deze onderdelen verwerken ze tot één geheel in een eindpresentatie.
Subdoel kennis
De leerling legt uit hoe je met boomwhackers muziek maakt.
Subdoel vaardigheid
De leerling improviseert bij het lied De Droomboom door te zingen, musiceren en bewegen.
Deze opdrachten kunnen eventueel ook weer in delen door de week heen gedaan worden. Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren.
Ga in een kring staan; maak een grote beweging en maak daarbij een geluid. De leerlingen doen de beweging en het geluid na. Doe dit nog een paar keer met andere bewegingen.
Ga de kring rond en vraag de leerlingen om de beurt een beweging met geluid te maken die de anderen vervolgens nadoen. Tip: Voer dit uit zonder te praten. Doe direct na wat een leerling doet. Laat merken dat alles goed is! Zelfs als een leerling geen beweging bedenkt en 'uhh' zegt, doe je dat onmiddellijk na. Dit maakt duidelijk dat alles nagedaan kan worden. Het zelf verzinnen noem je ‘improviseren’. Bekijk ter inspiratie eventueel samen met de klas het begin van Wat is improviseren?uit de Toolbox. Daarin zie je heel goed dat je ter plekke dingen kunt bedenken en dat alles goed is. Je weet van tevoren niet wat iemand gaat doen.
Tip: Soms vinden leerlingen dit best spannend. Help hen dan door een iets gerichtere vraag te stellen, bijvoorbeeld: 'Kun je een beweging maken met je hand?', 'Kun je daarbij een geluid maken met de letter S?', enz.
Dit kun je een paar keer doen. Of nog eens herhalen gedurende de week als energizer.
Zing het nogmaals, maar nu met de bewegingen erbij die de leerlingen tijdens de Oriëntatie hebben gedaan.
De leerlingen krijgen nu een opdracht die ze in groepjes uit gaan voeren.
Verdeel de klas in groepjes van vier.
Verdeel de drie coupletten en het refrein over die groepjes en vraag de leerlingen daar bewegingen bij te bedenken.
Stimuleer ze om op een coöperatieve manier te werken zodat niemand de baas is. Zowel het couplet als het refrein bestaat uit vier regels, dus iedere leerling krijgt één regel (maximaal 3-5 minuten, zet eventueel de timer aan).
Als een groepje het refrein heeft, dan kunnen ze andere bewegingen bedenken dan die welke al gedaan zijn, en meer bewegingen toevoegen bij de woorden van het refrein.
In deze les wordt er gewerkt met boomwhackers. Als de leerlingen dit nog nooit gedaan hebben, dan is het handig om ter inspiratie en voorbereiding eerst het filmpje Introductie boomwhackers uit de Toolbox te bekijken en mee te doen. Zet het beeld na elke opdracht stil. Als alle opdrachten gedaan zijn is het belangrijk om afspraken te maken over hoe jullie met de boomwhackers omgaan. Bekijk daarvoor het filmpje Boomwhackers uit de Toolbox. Je kunt ook in plaats van de filmpjes kun je ook bijlage 5. Ontdekken werkwijze boomwhackers (pdf) (ca. 25-30 minuten).
(ca. 15-20 min.)
Vertel dat de leerlingen het refrein van het lied gaan begeleiden op de boomwhackers. Je kunt hierbij het filmpje Boomwhackers meespelen Droomboom uit de Toolbox gebruiken. Laat bijlage 6. Speelstuk boomwhackers Droomboom (ppt) op het digibord zien. De kleuren en bijbehorende letters van de boomwhackers worden ook gebruikt in het werkblad. Het woord en de plek waarop gespeeld moet worden, staan onder elkaar. Precies op dat woord, wordt er een tik gegeven. Eén gekleurde letter is één tik op de boomwhacker.
Oefen dit eerst gezamenlijk samen met het filmpje, door op de juiste plek alleen een klap in de handen te geven. Ga pas door naar de volgende stap als dit goed en tegelijk gaat.
Geef nu elke in het lied gebruikte kleur aan één leerling, zodat het overzichtelijk blijft en laat hen op de juiste plek meespelen met het refrein. Gebruik hiervoor weer het filmpje Boomwhackers meespelen Droomboom uit de Toolbox of bijlage 4. Refrein De Droomboom (mp3). Gaat dit goed en heb je meer boomwhackers, dan kun je er uiteraard meer uitdelen. De afspraak is steeds: de boomwhacker ligt op tafel en pas als de leerkracht het zegt, mogen de leerlingen hem pakken en meespelen.
Schrijf je eigen tekst! (ca. 15-20 min.)
In de droomboom kunnen natuurlijk nog veel meer dingen hangen. In het lied staat: 'Aan het hoogste takje, daar groeit een klein gebakje' Wat rijmt er nog meer op takje? (dakje, wrakje, zakje, enz.) Probeer dat eventueel uit met het begin van de karaoke-versie. Je maakt dus een eigen versie met de klas. Als het goed is, merken ze dat het woord ervoor (‘klein’) ook mee verandert. 'Een heel klein zakje', of 'een mooi rood zakje', enz.
Je kunt dezelfde vraag stellen maar nu met de andere woorden uit het lied; topje, blaadje (je kunt uiteraard niet op alle woorden evenveel andere rijmwoorden bedenken). Tip: Uiteraard kun je dit in plaats van klassikaal, ook in groepjes doen en de timer zetten. Daarna laat elk groepje zijn eigen tekst horen, begeleid door bijlage 3. Lied De Droomboom (mp3, karaoke-versie). De hele klas zingt het refrein.
Bedenk nu gezamenlijk of in groepjes iets anders voor: 'In onze achtertuin daar staat een hele hoge boom'. In plaats van ‘hele hoge’, bedenken de leerlingen iets anders, bijvoorbeeld: mooie speelgoedboom of griezelige boom.
Maak een keuze uit alle mogelijkheden die voorbij zijn gekomen en voeg ze samen tot één geheel. Gebruik eventueel plaatjes/woorden op het bord om het goed te kunnen onthouden.
In dit onderdeel combineer je de vorige onderdelen tot één geheel en voert deze uit. Je kunt het aan een andere groep of aan de ouders/verzorgers laten zien, of je neemt het op. In de presentatie zijn dus eventueel de eigen teksten verwerkt van zowel de boom als wat erin hangt, met de zelfbedachte bewegingen en het begeleiden op de boomwhackers.
Verdeel de groep over de verschillende onderdelen:
Zingen en bewegen/uitbeelden (maak een keuze uit de zelfbedachte bewegingen).
Musiceren (boomwhackers).
Uiteraard kun je dit aankleden met zelfgemaakte attributen die de tekst ondersteunen.
Reflectie subdoelen
Welke improvisatie vond je het beste passen bij de droomboom?
Reflectie proces
Hoe kreeg jij nieuwe eigen ideeën?
5. Opdracht: Mijn droomritme
In deze opdracht onderzoeken de leerlingen verschillende ritmes. Ze bekijken en beluisteren een voorbeeld van een liedje dat met percussie-instrumenten wordt uitgevoerd. In een kringspel oefenen ze met op elkaar reageren en met om de beurten een ritme improviseren. Uiteindelijk verwerken ze in groepjes hun favoriete activiteit in een ritmische compositie.
Subdoel kennis
De leerling legt uit wat ritme is.
Subdoel vaardigheid
De leerling voert ritmes uit en bedenkt zelf ritmes.
Introductie Bekijk met de leerlingen het filmpje Wacky Boomster van Percossa. Vertel erbij dat zij een cabaret-act maken en dus ook grapjes uithalen met boomwhackers, dat is iets wat je in de klas uiteraard niet doet. Vraag wat er met het tempo van het liedje gebeurt en of er nog andere dingen zijn opgevallen.
Bespreek na wat de leerlingen gezien hebben. Bij het nabespreken kan uiteraard van alles aan de orde komen, maar richt het gesprek ook op de volgende vragen:
Hoor je meteen het hele liedje? (Nee, eerst het begin. Daarna wordt het steeds langer.)
Wat gebeurt er met het liedje? (Het gaat steeds sneller; er komen meer muzikanten bij die de begeleiding spelen.)
Deel 1 (ca. 10 min.) (Voer dit op verschillende momenten uit in de week/dag.)
Geef een klap door in de kring: je klapt één keer richting de leerling links van je en maakt met lichaamstaal duidelijk dat de leerling die klap ook weer doorgeeft. Ga een paar keer de kring rond met de klap. Verander daarbij eventueel van richting.
Bespreek met de leerlingen hoe je dit spannender kunt maken. Bijvoorbeeld: steeds sneller, van zacht naar hard en weer terug, of een ander geluid (bijvoorbeeld een sisklank). Voer een paar van die variaties uit. Laat een leerling bepalen welke variatie gedaan wordt.
Deel 2 (ca. 10 min.) De leerlingen staan in de kring, vergelijkbaar met de oefening met bewegingen uit de opdracht 'Dromen over'. Bekijk ter inspiratie het filmpje Hoe bedenk ik een ritme? uit de Toolbox.
Klap een eenvoudig ritme voor, bijvoorbeeld drie klappen. De leerlingen doen dat meteen na. Oefen dit een paar keer, telkens met een ander, eenvoudig ritme. Tip: In het filmpje zie je ook dat je een woord op meerdere manieren uit kunt spreken waardoor er verschillende ritmes mee te maken zijn.
Onderstaande opdracht wordt vanaf 0:50-1:21 visueel gemaakt in het filmpje Wat is improviseren? uit de Toolbox.
Kies als basis één van de ritmes uit die je geklapt hebt (een soort refrein).
Geef nu de volgende opdracht: iedereen klapt het door jou gegeven ritme twee keer na (noem hierbij eventueel de steunwoorden).
Vervolgens klapt de persoon naast je een zelfbedacht ritme, daarna iedereen weer het basisritme, de volgende persoon improviseert, etc. Op deze manier ga je de kring rond. Er ontstaat een soort refrein-coupletvorm, waarbij het refrein steeds hetzelfde is en het couplet steeds verandert.
Variant: In het filmpje zie je dat er niet alleen geklapt wordt, maar ook gebruik wordt gemaakt van bodypercussiegeluiden. De ritmes die bedacht zijn bij de opdracht ‘refrein-couplet’ kunnen nu ook op deze manier worden gedaan.
Een muzikale toekomst
Deze opdrachten kun je ook in vijf verschillende delen doen gedurende de week/dag.
Deel 1 (ca. 10 min.) Als je droomt over de toekomst, waar droom je dan over? (dit is dus niet aan grenzen gebonden, het kunnen ook dingen zijn die niet te verwezenlijken zijn)
Kies als voorbeeld één van de ideeën uit, maak er een heel kort zinnetje van en klap deze terwijl je het uitspreekt. Bijvoorbeeld iemand heeft bedacht: 'Ik zou in de toekomst wel overal naar toe willen kunnen vliegen in plaats van lopen'. In een hele korte zin is dat bijvoorbeeld: 'Ik wil vliegen, overal'. Laat de leerlingen deze zin ook zeggen en klappen. Benadruk dat elke lettergreep een klap krijgt.
Vraag de leerlingen iets uit te kiezen waar zij over dromen. Daarna maken ze er een korte zin van. Vervolgens zeggen en klappen ze die om de beurt en de rest van de groep herhaalt dit (elke lettergreep krijgt een klap).
Deel 2 (ca. 10 min.)
Neem nog een keer je zin uit de vorige opdracht, en zeg dat je die zin ook leuker kunt maken door er bodypercussiegeluiden aan toe te voegen. Bijvoorbeeld in de handen klappen bij 'ik wil vliegen' en bij 'overal' op de bovenbenen klappen. De leerlingen herhalen dit. Vraag wie dezelfde zin op nog een andere manier, met andere geluiden, zou willen doen. Ook die manier wordt steeds door de groep herhaald.
Doe dit nu ook met de eigen zinnen die in de vorige opdracht zijn bedacht, en vraag of de leerlingen daar bodypercussiegeluiden aan toe kunnen voegen. Geef hun even kort de tijd om na te denken en laat hen het uitvoeren.
Deel 3 (ca. 10 min.)
Voer het resultaat van de vorige opdracht nu uit in het refrein-coupletmodel dat al eerder aan bod is gekomen. Neem je eigen idee uit deel 1 als basisritme (refrein) met de juiste bodypercussiegeluiden. Oefen deze totdat iedereen hem goed kan onthouden. Doe daarna weer het rondje; eerst twee keer het basisritme (refrein) en dan een ritme van een leerling (couplet). De klas hoeft het couplet dus niet te herhalen.
Herhaal het refrein-coupletmodel nog een keer maar nu op een basisbeat, een ritmische begeleiding. Laat bijlage 8. Begeledingsritme (mp3)horen en vraag of de leerlingen de hartslag zachtjes mee willen klappen/tikken.
Laat nu iedereen tegelijkertijd, door elkaar heen, op die hartslag een aantal keren hun eigen couplet oefenen. (Een begeleiding erbij maakt het makkelijk om vol te houden en verlevendigt de uitvoering ook aanzienlijk! Bovendien zorgt de begeleiding in de volgende opdracht ervoor dat de groepjes minder last van elkaar hebben omdat iedereen in dezelfde hartslag werkt.) Herhaal het refrein-coupletmodel nu in zijn geheel, maar nu met bijlage 8. Begeleidingsritme (mp3).
Verdieping (ca. 20 min.) Verdeel de klas in groepjes van 6-8 leerlingen. Laat de leerlingen zelf tot een eigen refrein-coupletcompositie komen waarin een nieuw vast ritme (bedenken ze met de hele groep) telkens afgewisseld wordt met het ritme van een individuele leerling. Ze werken hierbij op een coöperatieve manier. Alles wat de individuele leerling bedenkt is goed, daar is niemand in het groepje de baas over, de leerlingen mogen zelf weten wat ze kiezen! Zet hierbij bijlage 8. Begeleidingsrite (mp3) goed hoorbaar aan op de achtergrond. Laat het resultaat aan elkaar zien.
Tip: Bovenstaande oefeningen kunnen ook vertaald worden naar instrumenten. De leerlingen voeren dezelfde ritmes nu niet meer met bodypercussie uit, maar op bijvoorbeeld boomwhackers (of een combinatie daarvan). Gebruik niet teveel verschillende instrumenten en alleen kort klinkende zoals: claves, woodblock, schudei, maracas enz.
Maak er nu een presentatie van. Dat kan op verschillende manieren:
De groepjes presenteren om de beurt hun eigen composities die ze in de 'Verdieping' hebben gemaakt.
Laat de resultaten van deel 3 zien.
Uiteraard kun je ook je eigen vorm hierin bedenken; hardop of met de denkstem, met of zonder instrumenten, enz.
Bespreek van tevoren met de leerlingen wat de juiste volgorde wordt. Bespreek wanneer het een goede presentatie is. Waaraan moet die voldoen?
Reflectie subdoelen
Wat is jouw droomritme?
Reflectie proces
Wat vond je het lastigst bij het uitvoeren van een ritme?
6. Opdracht: Onze droom
In de laatste opdracht staat de ontwikkeling van een gezamenlijke droom centraal. De leerlingen beluisteren verschillende soorten droommuziek en proberen daar verschillende bewegingen bij uit. Uiteindelijk kiest de klas welke droommuziek het beste past bij de klas. Ten slotte voegen ze de onderdelen uit de verschillende opdrachten samen tot één grote compositie.
Subdoel kennis
De leerling legt uit dat je ideeën kunt omzetten in beweging.
Subdoel vaardigheid
De leerling zet eigen droombeelden bij muziek om in bewegingen.
Doorloop de vaste onderdelen binnen elke projectopdracht: onderzoeken, uitvoeren en presenteren. Aan het eind van deze opdracht staan evaluatievragen die betrekking hebben op het hele project.
Muziek en beweging
Voer deze opdracht uit in de gymzaal of het speellokaal. Spreek met de leerlingen af dat ze elkaar niet aan mogen raken en dat ze alleen bewegen en luisteren. Terwijl ze bewegen, luisteren ze naar de instructies die gegeven worden. Geef aan dat wanneer je '1, 2, 3 bevries' zegt, ze direct stil moeten staan als een standbeeld. Oefen dit eventueel van tevoren. Begin steeds met een element uit A en voeg er een element uit B aan toe terwijl ze bewegen. Laat de groep rondlopen door de klas op verschillende manieren:
A:
loop alleen in rechte lijnen
loop alleen in diagonale lijnen
B:
je hebt haast
het is heel erg warm
je hebt een hele zware koffer
loop rond als superheld
loop rond als een buitenaards wezen
Verzin samen met de klas nog andere manieren waarop ze rond kunnen lopen en die toegevoegd kunnen worden aan B.
Alle leerlingen zitten verspreid op de grond en doen hun ogen dicht.
Geef de leerlingen de opdracht bij elk fragment eerst te bedenken wat voor droom ze in hun hoofd krijgen en zodra ze dat weten, te bewegen op de muziek.
Waar denken ze aan bij deze muziek? Welke bewegingen passen daarbij?
Bespreek na elk fragment wat voor droom ze hebben gehoord. De meningen kunnen uiteraard verschillen; er is geen goed of fout.
Kunnen de leerlingen een beweging laten zien die ze daarbij vinden passen?
Waarom past die beweging zo goed bij de muziek?
Vraag de leerlingen nu om voor de volgende les thuis op zoek te gaan naar droommuziek. Luisteren ze thuis wel eens naar muziek die geschikt zou kunnen zijn om als droommuziek te gebruiken? Deze muziek mogen ze meenemen naar school. Herhaal hierbij dan weer punt 3 en 4.
Eindpresentatie
In dit gedeelte wordt er toegewerkt naar een eindpresentatie waarin alles samenkomt. De mogelijkheden die hieronder staan, zijn slechts suggesties. Uiteraard kun je het naar eigen wens invullen.
Vertel dat jullie toe gaan werken naar een eindpresentatie waarin alles samen komt. Het is de bedoeling dat de hele presentatie over dromen gaat. Om te beginnen start de presentatie met één van de muziekstukken uit de vorige les. Welk muziekstuk vinden ze het beste passen bij de start van de presentatie? Waarom?
Vervolgens komt de droomboom hier achteraan. Uiteraard kun je ook (een gedeelte van) de eindpresentatie gebruiken van de opdracht 'Dromen over'.
Daarna volgt de eindpresentatie uit de opdracht 'Mijn Droomritme' (of een gedeelte daarvan).
Je kunt afsluiten met hetzelfde fragment als waarmee gestart is. Of als dat wellicht een drukke compositie is, dan kun je ook voor een ander fragment kiezen zodat de leerlingen laten zien dat de droom afgelopen is en iedereen weer slaapt.
Oefen nu de presentatie totdat die klaar is om uitgevoerd te worden.
Bespreek met de leerlingen de hele opvoering:
Waar vindt alles plaats?
Wat moet daar klaar staan?
Hoe kunnen we zo snel mogelijk van het ene onderdeel naar het andere?
Wie doet wat?
Eventueel kan er nog nagedacht worden over kleding en aankleding. Presenteer Onze Droom aan ouders/verzorgers en/of andere klassen, of neem het op.
Reflectie subdoelen
Bij welke beweging leek het wel alsof je droomde?
Bespreek met de leerlingen het doorlopen proces aan de hand van onderstaande vragen:
Welk onderdeel, of welke opdracht vond jij het leukst? Waarom vond je dat?
Welk onderdeel, of welke opdracht ging het beste met de hele klas? Hoe kwam dat?
Ben je tevreden over wat jij gedaan hebt? Wat zou je een volgende keer net zo doen? Wat zou je anders doen?
Heb je voldoende inbreng gehad? Wat zou je daar een volgende keer aan willen veranderen?
Eindreflectie: zelfregulatie terugkijkend
Wat was het meest dromerige dat je hebt gezien?
Eindreflectie: zelfregulatie vooruitkijkend
Wat zou je anders doen als het niet over dromen maar over nachtmerries zou gaan?